Leeuwarden, 8 Mei 1905. J. TLUELSTUA. S. II. 1IIJLKEMA. Bijlage no. 17. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Na verloop van die 5 jaar bouwt hij verder en is dan geheel vrij in het bepalen der huursotn. Inmid dels heeft, de gemeente de bijdrage doen inschrijven op het Grootboek als fonds voor onderhoud. Voor een dergelijke speculatieve bepaling bestaat naar het oordeel van ondergeteekenden geen grond. Ten slotte blijkt dus dat ondergeteekenden het in hoofdzaak overnemen van de bestaande bepalingen omtrent de bijdragen voor onderhoud wenschelijk achten. IV. Art. De alinea luidende „Het is verboden achter de rooilijn te bouwen" en de laatste alinea te doen luiden als volgt Burgemeester en Wethouders kunnen toestaan dat bij het stichten van gebouwen van de rooilijn wor de afgeweken, mits niet naar de zijde van de straat. In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. TOELICHTING. Men wil blijkbaar bepaald verboden zien vóór de rooilijn te bouwen. Door de voorgestelde redactie wordt dit duidelijker uitgedrukt. V. Art. 8. Den aanhef te lezen als volgt Behalve aan straten der vierde klasse Art. 9. Voor de woorden a. 14 meter in verkeersstraten b. 13 meter in eerste soort woonstraten; c. 10 meter in tweede en derde soort woon straten te lezen a. 14 meter in straten der eerste klasse b. 13 nieter in straten der tweede klasse r. 10 meter in straten der derde en vierde klasse. Deze wijzigingen zullen wel geen toelichting behoeven. 136 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1905. Hijl.no, 17. GEWIJZIGDE REDACTIE van eenige artikelen van het ontwerp- bouw- en woningverortlening (Bijlagen nos. 14 en 16). Attn den Hand. Mijnt I lieren! In verband met de door de heeren Troelstra, Hijlkema en Beekhuis ingediende amendementen, werd in Uwe vergadering van den 9 dezer de vaststelling van eenige artikelen van het ontwerp- bouw- er. woningverordening aangehouden, totdat de Commissiën voor het ontwerpen van Strafverordeningen en voor de Openbare Werken de gelegenheid zouden hebben gehad zich nader rekenschap te geven, of de voor gestelde wijzigingen, zoowel wat hare redactie, als wat hare gevolgen ten aanzien van het systeem en de economie van het ontwerp betrof, zouden kunnen worden aanvaard en U nader daaromtrent van voor lichting te dienen. Wij hebben deze gelegenheid tevens aangegrepen om onze gedachten te laten gaan over een door den heer Wolft' bij de behandeling van art. 4 geopperd denkbeeld en over het amendement- Feddema op art. 12, waarover de stemmen j.l. Dinsdag hebben gestaakt en dat mitsdien wederom bij U aan de orde moet komen. Wat amendement II'der heeren Troelstra en Hijlkema aangaat, gereedelijk erkent de meerderheid onzer gecombineerde vergadering, dat voor de onderscheiding der straten in verkeers- en woonstraten taalkundig wellicht eene betere is te vinden, zoodat het daarop betrekking hebbende gedeelte van het amendement kan worden aanvaard. Doeli voor het overige is aan de eenmaal voorgestelde redactie vastgehouden; in de eerste plaats omdat daarbij duidelijker uitkomt, dat de in art. 6 bedoelde bijdrage slechts over de breedte der bestrating verschuldigd is; in de tweede plaats omdat het meer systematisch schijnt, niet reeds hier, maar pas in art. 9 van de rooilijnen in verband met de breedte der straat te spreken; en ten slotte, omdat het der meerderheid gcwenseht voorkwam het voorgestelde verbod van aan de derde en vierde-klasse straten hooger dan 7 Meter te bouwen, te behouden. Naar haar oordeel begrenst laatstgenoemde bepaling het voorschrift van art. 14 en bestaat er tusschen dit art. en art. 4 geenszins strijd. Het denkbeeld van den heer Wolff, om voor te schrijven de straten vierde klasse slechts aanéén einde aan die van een der andere klassen te doen aansluiten, neemt onze vergadering niet over, omdat zij van meening blijft dat het aanbeveling verdient den aanleg van dergelijke straten pas toe te staan, zoodra de zekerheid van aansluiting op beide einden aan reeds bestaande of ontworpen straten eener hoogere klasse is verkregen. Aanleg van smalle straten zonder die zekerheid, als uitloopers of zijstraten dus van hree- dere straten en als het ware in den blinde weg, dient te worden voorkomen. Dezen aanleg nu eens en vooral uit te sluiten, gelijk door den lieer Feddema bij amendement is voorgesteld, zouden wij evenwel ernstig willen ontraden. liet amendement-Beekhuis om het voorlaatste lid te doen vervallen, kan o.i. worden aanvaard. Inder daad is dit voorschrift in eene strafverordening minder op zijn plaats. Met groote meerderheid is onze vergadering van meening, dat verlaging der bij overdracht van straten aan de gemeente verschuldigde bijdrage geene reactie tegen het in Uwe vergadering van 22 Dec. 19U3 (Gemeenteblad 19Ü4 no. 2) genomen besluit raag heetcn. De sinds opgedane ervaring met de werking der Woningwet en der evengenoemde verordening zelve, waarop in Uwe jongste zitting o.a. nog door den heer Jansen werd gewezen, rechtvaardigt bij het vaststellen van geheel nieuwe voorschriften, die bestemd zjjn wellicht voor lengte van jaren den aanbouw in onze gemeente te beheerschen, naar ons oordeel, vol komen eene herziening van de ten deze thans 'geldende bepalingen. Dat die herziening mout zjjn ten gunste van particuliere bouwondernemers schijnt niet twijfelachtig, vooral om den bouw van goede en goedkoope arbeiderswoningen in de hand te werken. Om die reden wordt ook behoudens eenige ver scherping ter voorkoming van misbruik en behoudens beperking van het voorschrift alleen tot woningen van 1.50. en daar beneden handhaving van het slotlid voorgesteld. Tegen overneming van de vrij stelling voor vereenigingen, werkzaam in het belang der volkshuisvesting, is bij nadere overweging geen bezwaar gevonden. 137

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1905 | | pagina 69