Bijlage no. 20.
Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 20.
UITGIFTE van bouwterrein aan den Hoek-
singel (Bijl. 30 van 1906).
Aan den G-emeenteraad.
Den 27 December 1906 is door Uwe Vergadering
in beginsel besloten om „de Linnenbleekerij" aan
den Hoekstersingel met ingang van den 12 Mei
1907 niet wederom te verhuren, doch het terrein,
na daarvan de gebouwen en beplantingen te hebben
doen amoveeren, als bouwterrein te verkavelen en
uit te geven tegen de bij dat beginsel-besluit aan
genomen prijzen.
Terwijl het bureau van Gemeentewerken zich
daarop mot de ineenzetting der definitieve voor
stellen met ramingen en teekeningen onledig hield,
werd door ons college, ingevolge het voornemen,
medegedeeld in de voordracht die tot het voor
melde besluit van den 27 December 1906 heeft
geleid, de vraag onder de oogen gezien, of hier
tot uitgifte in koop, gelijk tot dusver als regel
met de kanaalterreinen geschiedt, of in erfpacht
zou moeten worden overgegaan.
Gelijk bekend, wordt dit laatste stelsel in vele
gemeenten met een eenigszins belangrijk bezit aan
bouwterrein in den laatsten tijd meer en meer
aanvaard; als voorbeeld zijn te noemen Amsterdam,
Botterdam, Zaandam, Schiedam, Vlaardingen, Zwolle,
terwijl, wat ons eigen gewest betreft, ook te Har-
lingen aan uitgifte in erfpacht in den regel de
voorkeur boven verkoop wordt gegeven. Gelijk van
zelf spreekt, loopon de voorwaarden waaronder het
recht wordt verstrekt, overal zeer uiteen en in vele
plaatsen zal pas na verloop van eenigen tijd kun
nen blijken of het bij de gegadigden of hunne geld
schieters in den smaak valt, terwijl in andere ge
meenten de ervaring dienaangaande een niet
onverdeeld gunstige is geweest. Haarlem heeft,
blijkens eene mededeeling in het tijdschrift „Ge
meentebelangen", de uitgifte in erfpacht gestaakt,
Vlaardingen de tien-jaarlijksche herziening van den
canon laten vallen, Schiedam daarentegen den ver
anderlijken canon opgenomen. Doch wat bij het
verschil van vormen, waaronder zich het recht hier
en ginds vertoont, overal de naaste aanleiding tot
de erfpachtsuitgifte is geweest, dat is het inzicht
dat grondbezit, op die wijze geëxploiteerd, het mid
del kan zijn, om voor lange jaren het medezeggen
schap der gemeente te waarborgen in het toekom
stige gebruik dier gronden en om voor haar mede
de voordeelen van de eventueele waardevermeer
dering daarvan te verzekeren.
Bij de verstrekking in eeuwigdurende erfpacht
tegen vasten canon, eene wijze van uitgifte, die,
naast koop, ook voor de kanaalterreinen mogelijk
is gemaakt en thans ook weder te Vlaardingen
geldt, wordt door de gemeente nagenoeg geen van
beide voordeelen genoten. De kans moge bestaan
dat tengevolge van de voorschriften van het bur
gerlijk recht de erfpacht vervalt en de grond in
middels voor een volgenden afstand hooger wordt
geprijsd als regel is de gemeente, evenals
bij verkoop, den grond voor goed kwijt. Bij uit
gifte voor bepaalden tijd, tegen vasten canon (Am
sterdam), komt regelmatig bij afloop van het recht
het terrein wederom aan de markt en heeft de
gemeente telkens de gelegenheid tot het nemen
van die maatregelen, die haar belang medebrengen,
terwijl bij den herzienbaren canon eindelijk dooi
den eigenaar de afloop van het recht niet behoeft
te worden afgewacht om de voordeelen van de ver
hoogde waarde van den grond tot zich te nemen,
doch die hoogere waarde op gezette tijden in eene
hoogere vergoeding kan worden gedisconteerd
(Schiedam, Zaandam, Zwolle).
Het is ons wenschelijk voorgekomen ten aanzien
van de terreinen der voormalige Linnenbleekerij met
erfpacht onder voorwaarden in laatstgenoemden zin
een proef te nemen, al is het moeilijk om ook maar
met eenigen grond van zekerheid over den uitslag
eene gissing te wagen. Het resultaat toch zal af
hangen van factoren, welker werking thans nog
geheel in het duister ligteenerzijds of de gemeente
wel ooit de gelegenheid zal krijgen tot het ver
werven van de voordeelen, die hierboven geschetst
zijnten andere of bouwen op erfpachtsgrond zich
hier in de zeden zal inleven en of den bouwers in
even ruime mate het crediet der hypotheekbanken
ter beschikking staat als wanneer op eigen grond
wordt gebouwd. Omtrent dit laatste punt zijn te
Schiedam van verschillende Banken geruststellende
verzekeringen ontvangen en waar het ons voor
nemen is gelijksoortige bepalingen ten aanzien van
de hypothecaire schuldeischers voor te stellen als
ginds geldend zijn, mag worden aangenomen dat
van de zijde der geldschieters de proef niet zal
worden bemoeilijktde ervaring heeft trouwens in
andere plaatsen van ons land reeds geleerd dat de
hypotheekbanken meer en meer haar schroom, om
geld te geven onder waarborg van op erfpachts
grond gestichte gebouwen, laten varen.
Tegen het nemen der proef, het is reeds even
aangeroerd in onze in bijlage 30 van 1906 opge
nomen voordracht, kunnen overigens de bezwaren
niet worden aangevoerd, die zouden rijzen, indien
bij de gronden aan het Kanaal algemeen voor erf
pacht ware geopteerd. De verplichting tot betaling
jaarlijks van groote sommen voor rente en aflos
sing rust nog op dat bezit. Over een aanmerkelijk
bedrag, dat alleen uit verkoop der terreinen kan
worden verkregen, moet dus telkens kunnen worden
beschikt en in verband hiermede is dan ook destijds,