Bijlage no. 24.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
u
e
to
WERKELIJK
c
a
te
0
•4-3
m
=4-4
O
O
K
Afdeelin
Artikel
BEDRAG
volgens de
REKENING.
UITGAVEN.
De inkomsten bedragen blijkens vorenstaande specificatie meer
dan de daarvan gemaakte raming eene som van 23509.69
De uitgaven bleven beneden de raming 27433.99 s
Samen
Als waarschijnlijk saldo was geraamd
50943.68'
15331.27
Maakt het saldo der rekening ad66274.95'
Hieronder is begrepen voor verschillende werken die in 1906 zijn
aangevangen en in 1907 worden voortgezet eene som van 15331.27
welk beschikbaar gebleven bedrag op het dienstjaar 1907 moet
worden overgebracht.
Opgemaakt naar aanleiding van art. 219 der Gemeentewet.
Leeuwarden, 7 Augustus 1907. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
T. KOMTER, L.-Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
280
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 24.
WIJZIGING in het raadsbesluit van 12
Februari 1907 betreffende de mede
werking der gemeente aan de plan
nen der „Woningvereeniging Leeu
warden" (bijlagen nos. 20 van 1906
en 3 van 1907).
Aan den Gemeenteraad.
Bij Koninklijk Besluit van 12 Juli 1.1. no. 17
zijn voor de verleening van rijkswege van het voor
schot en de bijdrage als bedoeld in het besluit van
den gemeenteraad van 12 Fobruari 1.1. no. 18R/16
(bijlage 3 van 1907 tot 's Raads handelingon, ontwerp
I), eenige voorwaarden gesteld en zijn het gevraagde
voorschot van 29,455.en de bijdrage in de
annuïteit daarvan ad 600.van de hand gewezen
(ontwerp II).
De gestelde voorwaarden komen hier op neer,
dat de bijdrage in do annuïteit van het in het
eerstgenoemde besluit bedoelde voorschot van
f 293,766.niet gedurende 50 jaren wordt toege
kend, maar in dier voege, dat zij om de vier jaren
met 187.20 wordt verminderd en na twintig jaren
geheel ophoudt, terwijl het door de gemeente te
brengen offer aan dat van het Rijk gelijk moet
zijn. Eindelijk moet aan de Yereeniging de ver
plichting worden opgelegd, „behoudens bij ver
huring der woningen aan personen die tengevolge
van maatregelen in het bolang der volkshuisvesting
te Leeuwarden hun woning verlaten moeten en niet
in staat zijn den vollen huurprijs van eene voor
hun gezin bewoonbare woning te betalen, hare
woningen te verhuren tot de huurprijzen, die in
den regel bij verhuring van dergelijke perceelen
daar ter plaatse geacht mogen worden te kunnen
worden bedongen."
Alvorens te overwegen, welk voorstel dienten
gevolge aan Uwe Vergadering zou moeten worden
gedaan, hebben wij ons gewend tot de "Woningver
eeniging met de vraag in hoeverre voor haar de
door het Koninklijk Besluit gestelde voorwaarden
aannemelijk waren. Haar antwoord, dat hiernevens
wordt overgelegd, luidt, dat, al erkent zij de ver
zwaring die haar taak er door ondergaat, zij het
eens opgevatte werk thans niet halverwege wil laten
liggen en ook met een in den geest der Regoering
gewijzigd raadsbesluit de zaak blijft aandurven.
Wij meenen hierin aanleiding te mogen vinden
U in overweging te geven do verlangde wijziging
in het besluit van 12 Februari 1.1. no. 18"/16 aan
te brengen. Wellicht ziet de Vereeniging tegen
over de verminderde bijdrage een aequivalent in
het, vergeleken met den huidigen stand der
geldmarkt, goedkoope crediet dat te harer beschik
king is gesteld het Kon. Besluit heeft de rente
op 3Y4 bepaald waardoor zij veel voordeeli-
ger kan werken dan de particuliere bouwers.
Bovendien is reeds in de eerste jaren na de
stichting der woningen bij den opzet der exploitatie
op belangrijke bedragen voor onderhoud, huur-
schade enz. gerekend, die in de praktijk allicht zullen
meevallen, zoodat vermoedelijk zonder schade de
vermindering der bijdragen van Rijk en gemeente zal
kunnen worden geleden en het gevaar niet groot
is, dat deze laatste op den duur voor de verdere
afwikkeling der zaken van do Woningvereeniging
zal worden geplaatst, voor het geval deze zelf niet
meer blijvend tot eene vruchtdragende exploitatie
in staat mocht zijn.
Ook de verplichting om tegen normale huurprijzen
te verhuren, een voorschrift dat vroeger reeds in
hare statuten voorkwam, doch in den loop van het
vorig jaar met instemming der Regeering daaruit
werd geschrapt, heeft de Vereeniging aanvaard.
Wat ten slotte het voorschot ad 29.455 en de
bijdrage ad 600.— aangaat, zij hier in herinnering
gebracht, dat bij het raadsbesluit van 28 Augustus
1906 reeds de bijdrage voor onbepaalden tijd los
van een voorschot was toegekend, doch naderhand
omgezet is in eeno annuïteitsbijdrage naar aanlei
ding van door den Inspecteur dor Volksgezondheid
en Gedeputeerde Staten gemaakte opmerkingen. Dat
niettemin op dit punt thans geone medewerking is
verkregen, kan o. i. slechts in zoover op wottolijko
gronden (2e lid van het art. 17 van het Kon.
Besluit ter uitvoering van artt. 7 en volgg.
der Woningwet) worden verdedigddat hier
een voorschrift is toegepast, dat slechts mag gel
den bij bijdragen in de aflossings-termijnen van
rentelooze voorschotten, terwijl het voorschot van
ƒ29,455.toch rentedragend was gemaakt. Ten
aanzien van de feitelijke onmogelijkheid bovendien
om dat voorschrift hier in acht te nemen, onder
schrijven wij geheel de door de Woningvereeniging
gemaakte opmerkingen. Wat hiervan echter zij, de
Vereeniging heeft zich noodgedrongen ook bij deze
hernieuwde besnoeiing harer plannen neergelegd.
Door een en ander zijn de opofferingen der ge
meente, zeker niet ten voordeele der volkshuisves
ting, tot een belangrijk lager bedrag gereduceerd
geworden en is de taak der Vereeniging eerst door
de beslissing van Gedeputeerde Staten ten aanzien
van den bouw aan den Wissesdwingor, thans wederom
door die der Regeering, aanmerkelijk ingekrompen.
Wij kunnen slechts toejuichen dat zij desniettegen
staande de opgewektheid heeft behouden haar te
aanvaarden en ten eindo te brengen.
281