Bijlage no. 30. Bijlage tot liet verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Het ware dan immers monnikenwerk geweest! 3o. Toen meerdere leden van de Hollandsche Delegatie op het Londonsch Woningcongres kennis kregen van het Koninklijk Besluit betreffende de Leeuwarder aanvrage, was dit voor hen een zeer onaangename verrassing. Van die teleurstelling geeft o.a. de rijksinspecteur van het Woningtoezicht, de heer J. H. Faber, blijk in het aan Uw Vergadering bekende schrijven. Is er plaats voor onaangename verrassingen en teleurstelling, wanneer men geen grond heeft om andere maatregelen te verwachten Waarlijk, Burgemeester en Wethouders staan heelemaal alleen met hunne interpretatie. Met volle vertrouwen spreek ik dan ook de verwachting uit, dat de Baad zijn standpunt zal handhaven en de z.g. minder juiste interpretatie van ondergeteekende meer juist zal achten, dan die van het Dagelijksch Bestuur. Over de meerdere andere redenen, buiten de Kamerdiscussiën, welke ons brengen moeten tot adresseeren, behoeft na de opmerking onder „Het gewicht der bezwaren", niet meer te worden ge schreven. De conclusie, waartoe ondergeteekende, in verband met hetgeen is voorgevallen, komt, luidt „Verwerpen wij het eerste deel van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zie bijl. 26 en handhaven wij daardoor ons raadsbesluit van 20 Augustus j.l. maar „Nemen wij aan het tweede deel van bedoeld voorstel en ontheffen we Burgemeester en Wet houders van de opdracht tot het ontwerpen van het door ons verlangde adres." Leeuwarden, 21 September 1907. BESUIJEN, Lid van den gemeenteraad. 300 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. 710. 30. UITBREIDING en VERBOUWING der Gas fabriek. Litt. A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. De Commissie voor de gemeentelijke Gasfabriek heeft bij ons college een voorstel aanhangig ge maakt tot eene ingrijpende verbouwing dier fabriek. De fabrieksinstallatie, gebouwen zoowel als werk tuigen, eischt afdoende voorziening of vernieuwing en, gelijk de Directeur meer dan eens heeft ver zekerd, is het oogenblik zeer aanstaande, waarop een verder voortwerken met de bestaande inrichting' niet langer verantwoord is te achten. Behoudens uitbreidingen van meer ondergeschikt belang, dateert de fabriek in haar tegenwoordigen omvang reeds van 1868 en 1869, nadat van 1845 tot 1863 de exploitatie door particulieren op meer bescheiden voet was gedreven. Toen bij raadsbesluit van 27 Juli 1863 in beginsel was bepaald deze zelf ter hand te nemen, werd in 1867 tot algeheele vernieuwing en uitbreiding der fabriek besloten. Nog in datzelfde en het volgende jaar vonden de aanbestedingen plaatsde toenmaals bij de ge meentewerken in gebruik zijnde gebouwen en de bestaande fabriek werden afgebroken en op de vrij gekomen plaats de tegenwoordige fabriek gesticht. Van de later aangebrachte veranderingen'en uit breidingen kunnen nog de volgende worden ge noemd in 1876 stichting van een nieuwe steenkolenberg- plaats en een vijfden gashouder; in 1883 de bouw van zes nieuwe ovens met afvoerkanaal in 1884 de aanschaffing van een condensor, twee exhausters en twee stoomketels, vergrooting der machinekamer, stichting van een zesden gashouder in 1885 de bouw van wederom zes nieuwe ovens en aanschaffing van twee scrubbers; in 1886 de plaatsing van vier groote zuiverkisten, de vergrooting der cokesbergplaats en de bouw van een magazijn voor retorten enz. in 1891 de stichting van een gebouw met de fun damenten en gewelven voor zes ovens in 1892 voortzetting van de vernieuwing der ovens in 1902 de stichting van een schaft-, wasch- en badlokaal in 1905 de bouw der watergasfabriek. De stichting van laatstgenoemde installatie, be rekend op een etmaal-productie van 5000 M:i. doch opvoerbaar tot 10,000 M3., is, nu een twee tal jaren geleden, reeds een maatregel geweest om aan de fabriek, die in dagen van het grootste gasverbruik feitelijk boven hare krachten moest produceeren, een meer regelmatige werking te ver zekeren, doch verdere verbeteringen van de kolen- gasfabriek zelve, hoewel door den toenmaligen teclini- schen adviseur van het gemeentebestuur reeds in 1905 ernstig aanbevolen, zijn deels opgeschort gebleven, opdat de Commissie van Bijstand, geassisteerd door den te benoemen nieuwen Directeur der fabriek tijd zou kunnen worden gelaten om, na kennisneming van met de watergasinrichting te verkrijgen resul taten, zich rekenschap te geven of op den duur tot geheelen nieuwbouw of wel tot radicale vernieuwing zou moeten worden besloten. Haar rapport, dat zij den 15en Augustus 1.1. bij ons inzond en dat wij hierachter afdrukken, is de vrucht van haar arbeid en komt op motieven, die wij geheel deelen, tot een slotsom in laatstgemelden zin. Hoewel de watergasfabriek in zooverre aan de verwachtingen heeft beantwoord, dat zij door ook harerzijds in de productie bij te springen, het gevaar heeft afgewend dat te eeniger tijd de vraag het aanbod heeft kunnen overtreffen, is toch de kolen- fabriek, die ten slotte het gecombineerde product heeft te verwerken en naar de stad af te leveren, niet langer voor hare taak berekenddo voortdurend stijgende vraag naar gas, gevolg van de geleidelijke toeneming onzer stad en van het meer en meer algemeen wordend gebruik ook voor industrieële doeleinden, eischt te veel van hare krachten. Een parig is dit de conclusie van den Directeur en de Commissie en mede was dit in 1905 de overtuiging van den heer Blom, in wiens oogen de stichting der watergasfabriek ook slechts is geweest een middel om tijdelijk hulp te verschaffen, niet om aan het vraagstuk voor langoren tijd een afdoende oplossing te geven. Dat thans de tijd is aange broken om onder de oogen te zien, langs welken weg deze moet worden gevonden, kan dus wel niet langer worden betwijfeld. Met de Commissie wil het ons dan toeschijnen, dat het niet gerechtvaardigd is voor den bouw van eene geheel nieuwe fabriek een zoo belangrijk hoogei-e som uit te leggen, waarvan de rente en aflossing niet terug te vinden zijn in de te behalen voordeelen, nu eenmaal mag worden aangenomen, dat, blijkens de begrootingen van den Directeur der Gemeentewerken, de bestaande fabrieksgebouwen voor een zooveel lager bedrag voor het uitgebreide bedrijf zijn geschikt te maken, zóó, dat de goede werking er van voor een voldoend verre toekomst is gewaar borgd. Gelijk terecht door de Commissie is aange- 627,990.tegen 313,530.bij ombouw. 301

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 150