Bijlage tot, het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. 9. Teer- en Ammoniakwater-berging. Er wordt voorgesteld de kuip van een der kleine gashouders in te richten voor teer- en ammoniak- waterput. Daar echter de afstand van dit reservoir tot de teerafscheiders, ammoniakwashers en stokerij te groot is voor eene directe afvloeiing, is een voor-reservoir geprojecteerd voor de machinekamer, in welk reservoir toer- en ammoniakwater worden gescheiden om daarna afzonderlijk naar het groote reservoir gepompt te worden en vandaar het am moniakwater naar de tankschuit, waarin het wordt afgeleverd en do teer naar een hoog reservoir, van waar hot gemakkelijk in vaten kan worden afge tapt, te voeren. 10. Regulateur, kranen en bazenkamer. Ook de bestaande regulateur wordt te klein en wordt voorgesteld deze te vervangen door een regu lateur, welke automatisch den gasdruk op een bepaald punt in de stad constant houdt. Tevens wordt voorgesteld oen voorregulateur met veiligheids- inrichting bij te plaatsen, waartoe de bestaande regulateurkamer moet worden uitgebreid, zoodat beide voornoemde toestellen hierin geplaatst kunnen worden. Tegelijk kan hieraan verbonden worden een lokaal, waarin alle in- en uitlaatkranen der drie gashouders bij elkaar geplaatst kunnen worden en vanwaar uit deze dan ook bediend kunnen worden. De tegenwoordige bazen-kamer kan tevens hierbij gebouwd worden, waardoor de bazen een goed ge zicht op het fabrieksterrein behouden en tevens de gashouderskranen gemakkelijk bij de hand hebben. 11. Magazijnen en werkplaatsen. Het gebouw voor magazijnen en werkplaatsen is ruim groot genoeg, doch het dient, evenals bijna alle gebouwen, goed te worden nagezien en opgeknapt. 12. Terrein enz. Het terrein, dat door amoveering der kleine gas houders vrij komt, zal gedeeltelijk bestraat moeten worden, terwijl ook de ring- en kaaimuren hier en daar verbetering en versterking behoeven. Wij hebben gemeend voorloopig geen automa tische transportinrichtingen te moeten aanschaffen, daar hun hooge aanschaffingskosten o. i. niet opwegen tegen de besparingen, welke zij aan arbeidsloon zullen geven. Op deze wijze kan de fabriek 30000 Mi!. gas per etmaal afleveren, doch is zij door bijplaatsing van de ovens in de roservestokorij en vermeerdering der gashouders gemakkelijk uit te breiden tot een maximum-etmaal-capaciteit van 35000 M:i., waartoe dan geen groote uitgaven noodig zijn. De aldus uitgebreide fabriek behoeft wat de zuinige exploitatie betreft, voor een geheel nieuwe fabriek slechts weinig onder te doen en men kan rekenen dat de volgende besparingen bij de exploi tatie der verbouwde fabriek zullen merkbaar zijn tegenover de tegenwoordige exploitatie. Allereerst: de besparingen aan arbeidsloon. Door de ovens meer automatisch te bedienen n.l. door middel van de laadinrichting volgens patent Eittle en door het gebruik van negenretorts-vol- generatorovens welke dan in plaats van zesmaal, slechts viermaal per 24 uur geladen behoeven te worden, kan men in het stokerspersoneel rekenen op eene besparing van 12 hulpstokers, die anders gedurende de wintermaanden meer zouden noodig zijn. Daar deze 12 hulpstokers gedurende ongeveer 6 maanden 10.per week zouden verdienen, wordt de besparing aan stokerspersoneel ongeveer 3120. Waar in het verbouwingsplan is opgenomen een gasmotor met cokesbreker en zeefinrichting, kunnen op de cokesplaats wel 4 man gemist worden, die zich thans bezighouden met het kloppen van cokes uit de hand en het zeven dor fijne cokes. Tevens zou door de grootere zuiverkisten, die dan minder vaak van versche ijzeraarde behoeven voorzien te worden, daarbij een man bespaard worden, zoodat in totaal op 5 plaatswerkers minder wordt gerekend a 9.per woek elk, zou dit eene jaarlijksche besparing geven van 2340. In de tweede plaats: de besparingen tengevolge van de voordeeliger werking der volgeneratorovens. Blijkens do bedrijfsresultaten van verschillende gasfabrieken in Nederland wordt gemiddeld voor het stoken der generatorovens gebruikt per 100 K.G. gedistilleerd materiaal 16.5 K.G. cokes, terwijl daarvoor in Leeuwarden wordt gebruikt 25.2 K.G. cokes per 100 K.G. gedistilleerd materiaal en alzoo een verschil van 8.7 K.G. cokes per 100 K.G. gedistilleerde kolen of in den tegenwoordigen tijd, nu 160.000 H.L. of 12.800.000 K.G. kool per jaar wordt A L 12.800.000 w Qn verbruikt, eene besparing vanX»-' K.G. cokes 1.113.600 K.G. cokes of (1 H.L. cokes weegt 40 K.G.) 27840 H.L. cokes. Gerekend tegen den prijs van 0.45 per H.L., zou dit eene directe besparing geven van 27840 X f 0-45 ƒ12528.— tengevolge van minder verbruik van cokes voor het heetstoken der vuren. Het spreekt wel vanzelf dat dit voordeel grooter wordt naarmate het gas verbruik, en dientengevolge het kolenverbruik, stijgt, doch daar het dikwijls aan toevallige omstandig heden te wijten is, dat de ovens in sommige plaatsen minder voordeelig werken, is dit voordoelcijfer zoo laag mogelijk genomen. Waar met het thans in gebruik zijnde systeem ovens hoogstens 28 M:i. gas per 100 K.G. kolen kan worden verkregen, terwijl men verwachten mag dat mot de nieuwe ovens 30 M!. gas por 100 K.G. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 30. kool kan worden gemaakt, geeft zulks een voordeelig verschil van 2 M:i. gas per 100 K.G. kool of bij een jaarlijksch gebruik van 12.800.000 K.G. kool een meerdere productie van 256.000 M:l gas per jaar, hetgeen voor de gemeente een aanmerkelijk voor deel oplevert. Doordat de nieuwe ovens minder heet gestookt behoeven te worden en dus het materiaal minder heeft te lijden, behoeven de ovens niet om 't andere jaar te worden vernieuwd, zooals thans, en ook ver brandt de teer niet. Verder kunnen met de verbouwde fabriek meer en betere bijproducten verkregen worden en wel zooals hierboven is opgemerkt door het minder heet stoken der ovens, waardoor de teer niet ver brandt en de teerproductie grooter- en de kwaliteit der teer beter wordt. De nieuw te plaatsen roteerende ammoniakwashers zullen beter functioneeren dan de thans in werking zijnde torenscrubbers, daar de nieuwe washers in de eerste plaats al het in het gas aanwezige ammoniak zullen tegenhouden en dus meer ammo niakwater produceeren en in de tweede plaats kan het water in de nieuwe toestellen op grooter sterkte gebracht worden, hetgeen de verkoopswaarde ver meerdert. Ook de afgewerkte ijzeraarde, welke thans geen vol doende tijd heeft om genoegzaam cyaan en zwavel op te nemen, zal wellicht in verkoopswaarde verbeteren. Wij meenen dat door deze verbetering en uit breiding Leeuwarden tegen betrekkelijk geringe kosten een goede, zuinig werkende gasfabriek kan krijgen, die nog jaren lang aan de steeds stijgende vraag naar gas zal kunnen beantwoorden. Hoelang het duren zal eer deze verbouwde fabriek haar maximum-productie-capaciteit bereiken zal, valt moeilijk uit te maken en hangt van allerlei omstan digheden af. Toch kan men zeggen dat, wanneer het inwoners-aantal te Leeuwarden in de toekomst zal stijgen volgons de gemiddelde stijgingslijn der laatste 50 jaren, zij in het jaar 1930 40.000 inwoners zal tellen, terwijl men mag aannemen dat het ver bruik per inwoner per jaar dan gestegen zal zijn tot 150 M3., zoodat dan per jaar zou moeten worden afgeleverd 6000.000 M3. gas, hetgeen overeenkomt met een maximum-etmaal-aflevering van 30.000 M3., welke de fabriek over 25 jaar zal kunnen produ ceeren, terwijl dan in een nieuwe uitbreiding zal moeten worden voorzien, hetgeen dan zeer gemak kelijk zal kunnen geschieden, zooals hiervoor is aangegeven. Na deze tweede uitbreiding op een capaciteit van 35000 M3.40.000 M3. per etmaal, zal volgens dezelfde rekening de fabriek nog ge durende 25 jaar in het gasverbruik kunnen voorzien, daar de gemeente volgens de graphische voorstelling dan in 1957 dus over 50 jaar 46000 inwoners zou hebben, die te zamen per jaar 7.000.000 M3. gas zouden verbruiken, hetgeen over eenkomt met een maximum-etmaal verbruik van 35000 M3. Het spreekt van zelf dat, behalve de onzekerheid over de meerdere of mindere toename van het inwoneraantal in de toekomst ook de vermeerdering van het gasverbruik per hoofd aan verschillende invloeden onderhevig is. Zoo is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in de toekomst te Leeuwarden wordt overgegaan tot de oprichting eener electri- sche centrale. Daar velen in de meenig verkeeren dat de oprichting eener electrische centrale te Leeuwarden de toename van het gasverbruik zou veranderen in eene afname en dus eene uitbreiding van de productie-capaciteit van dit bedrijf onnoo- dig zou maken, zijn wij zoo vrij hierbij over te leggen enkele brieven van heeren Directeuren der gasfabrieken in plaatsen waar, naast het bestaande gasbedrijf een electrisch bedrijf is opgericht, welke heeren allen zonder uitzondering constateeren, dat het electrisch bedrijf geen nadeeligen invloed heeft uitgeoefend op den vooruitgang van het gasverbruik. Wij verwijzen tevens naar de aanhalingen uit het rapport der Zwolsche commissie tot onderzoek naar de wenschelijkheid tot oprichting eener electrici- teitsfabriek aldaar, voorkomende in den brief van den heer Directeur der gasfabriek d.d. 22 Mei 1.1., welke wij hierbij overleggen en waarin de Heeren J. G. Bellaar Spruijt, onder-directeur der Gemeente- licht-fabrieken te Haarlem en H. C. J. Gritters, onder-directeur der fabrieken voor gas en elec- triciteit te Rotterdam, beiden als hun meening te kennen geven, dat eene electrische centrale de gasfabriek niet zal ontlasten. Waar uit deze ge gevens blijkt dat, 't zij men te Leeuwarden al of niet besluit tot oprichting eener electrische centrale, de uitbreiding der productie-capaciteit van het gasbedrijf evengoed noodzakelijk blijft, kunnen wij de kwestie laten rusten in afwachting wat het resultaat zal zijn van het zelfstandig onderzoek der gascommissie naar de al of niet wenschelijkheid der oprichting eener gemeentelijke electrische cen trale te Leeuwarden. Ook wanneer te Leeuwarden in de toekomst be sloten mocht worden het gas tegen kostenden prijs te leveren, zou dit een beduidenden invloed op het gasverbruik hebben, doch hiertegenover staat dat ook de techniek, die niet stil staat, uitvindingen kan doen die besparing van gasverbruik tengevolge zullen hebben, terwijl men met dergelijke mogelijk heden onder de tegenwoordige maatschappelijke verhoudingen geen rekening kan houden en ook bij eventuëelen nieuwbouw niet zou houden. Daar uit het voorgaande duidelijk blijkt dat de zoo noodzakelijke uitbreiding van de productie capaciteit der gemeente-gasfabriek op het bestaande terrein door verbouwing zeer goed mogelijk is, 307

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 153