Bijlage tot het verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Art. 25. 1. Men achtte de bepaling „tijdig" te vaag en wenschte die te vervangen door een be paalden termijn. Om, met het oog op door hen later in te stellen eischen tot schadevergoeding, tegenover de hypothe caire schuldeischers gewaarborgd te zijn, dat wer kelijk aan hen kennis is gegeven van het voorstel tot vervallenverklaring, werd het gewenscht geoor deeld, dat die kennisgeving plaats heeft tegen bewijs van ontvangst. Art. 26, 1. Zie liet aangeteekende bij art. 21, 2. Art. 26, 2 en 3. Een dezer leden zal moeten vervallen. Zij bevatten ieder dezelfde bepaling. De opmerking werd nog gemaakt, dat het ge wenscht is, duidelijker te omschrijven, dat de ge meente na 75 jaar nieuwo bepalingen kan vast stellen. Volgens dit artikel is er tusschen den ouden erf pachter on de nieuwe aanvragers vrije concurrentie. Wanneer een pachter van een perceel oen zeer hooge erfpachtssom biedt voor een gedeelte van een aangrenzend terrein, dat opnieuw zal worden uitgegeven, om daarmee zijn eigen terrein te ver- grooten, zal hem dit moeten worden toegewezen dit kan schade doen aan de waarde van het restee- rend gedeelte. Gewezen werd op de regeling in Schiedam, waar de oude pachter het recht heeft tot voortzetting van de erfpacht. Art. 28, 1. De redactie lijkt zoo sprekend op die van 27, 1 dat het verstaan van het verschil lastig is. Anderen meenden dat art. 28 wel kon vervallen, omdat de inhoud overeenkomt met art. 27. Er werd betoogd, dat bij eindiging van het erf- pachtsrecht verkoop van den opstal regel moest zijn. De opbrengst moest komen ten bate van den erf pachter. Alleen in geval van vervallenverklaring van het recht op gronden van algemeen nut, wenschte men do voorgestelde schadevergoeding te handhaven. Een nadeel van de nu voorgestelde regeling achtte men, dat de gemeente eigenares wordt van de woningen. Nieuwe erfpachters zullen bezwaar maken die oude woningen, in het geval ze nog meer waarde hebben dan afbraakwaarde, over te nemen. Dit zal tengevolge hebben, dat de gemeente in het bezit blijft van de slechtst onderhouden panden. De beter onderhouden panden zullen door de nieuwo erfpachters worden overgenomen. Waarom, zoo werd ook gevraagd, vergoeding te geven bij te niet gaan van het erfpachtsrecht door afloop van den termijn Voor de hypotheekhouders is dit niet noodigzij rekenen van te voren op J dien afloop en richten daarnaar hunne voorwaarden in. En voor de gemeente is het veel aangenamer het perceel vrij, zonder een misschien duur be taalden opstal in handen en dus voor onmiddellijke nieuwe beschikking disponibel te hebben. In antwoord op de gestelde vraag werd gezegd dat niet-toekenning van vergoeding voor de waarde van den opstal een groot bezwaar zou opleveren tegen do uitgifte, doch juist van die zijde, waar het systeem van het voorstel omtrent den verander lijken canon het warmst verdedigd was, werd toe gegeven dat verval der herziening van den canon een zoo groot voordeel voor do uitgifte zou mee brengen, dat dit nadeel daardoor wel zou worden opgewogen. En waarom, zoo vroeg men verder, vergoeding bij vervallenverklaring Alleen ter wille van de hypotheekhouders Dan zou het toch gowenscht zijn te bepalen dat de erfpachter zelf nooit eenigo aanspraak op vergoeding zou hebben. Art. 28, 4. Op do rodactio van dit lid in verband met lid 1 werd dezelfde aanmerking gemaakt als bij art. 23, 4 in verband met art. 23, 1. Art. 28, 56. „vereischte aanteekening" zie bij art. 23, 56. Art. 29, 2. Gevraagd werd naar de bedoeling van het hier bepaalde, dat toch van zelf spreekt. Art. 29, 3. Men twijfelde, wat in het geval van het le lid a verstaan moet worden onder „de netto opbrengst van den opstal", daar feitelijk erfpachts recht en opstal samen in één koop zullen moeten worden toegewezen. Is inderdaad bedoeld, deze koopsom te splitsen Dan zou de wijze, waarop dat geschiedt, geregeld moeten worden maar dan zou, meende men, het recht der hypotheekhouders verkort kunnen worden, wier hypotheek immers niet alleen rust op den opstal, maar ook op het erfpachtsrecht zelf. Art. 29, 46. „vereischte aanteekoningen" zie bij art. 23, 56. Art. 30, 2. Bij niet nakoming van dit voorschrift zou de hypothecaire schuldeischer een eisch tot schadevergoeding tegen de gemeente kunnen instellen. "Welke waarborgen kunnen worden gegeven, dat inderdaad de hier voorgeschreven verzending van afschriften geschiedt Art. 31, 1. Opgemerkt werd, dat de woorden „ingevolge niet vernieuwing", van den eersten tot den vijfden regel kunnen vervallen. 346 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. JS'ijl. 710. Si. Art. 31, 2. Opgemerkt werd, dat de woorden „dit recht" niet duidelijk aanwijzen, welk recht be doeld is. Vermoedelijk is bedoeldAls de erf pachter beslissing van deskundigen mag inroepen, mogen de hypotheekhouders dat ook doen. Maar hoe dan als èn de erfpachter èn een of meer hypothe caire crediteuren te gelijk of na elkaar van dit recht gebruik maken Zie de aanteekening bij art. 36, 1. Art. 32, 4. „te hunnen laste" in den laatsten regel moet klaarblijkelijk zijn„te zijnen laste." Art. 34. „Bij de vestiging" is eene weinig nauw keurige termijnsbepaling. Het recht van belang hebbenden hangt er van af; precisie is dus zeer gewenscht. Art. 35, 4. Gevraagd werd door wie beoordeeld wordt, of de opstal in onvoldoenden staat is, of dat hij geacht moet worden goen andere dan af braakwaarde te bezitten. Art. 35, 6. Gevraagd werd naar de beteekenis van de uitdrukking „in beschouwing genomen". Betee- kent ze „vergeleken met" of „gelijk gesteld aan"? Art. 36. Nadere bepalingen omtrent do bevoegd heden van deskundigen werdon wensclielijk geacht. Art. 36, 1. Hoe, als erfpachter en hypothecaire schuldeischer beiden moeten handelen Moeten zij zich dan samen over de keus verstaan Hoe, als samenwerking niet wordt verkregen O O Art. 36, 2. „Binnen 2 maanden nadat de uit spraak der deskundigen is ingeroepen" schijnt een min nauwkeurige termijnsbepaling. Moet ook niet bepaald dat aan de belanghebbenden van de „in roeping" wordt kennis gegeven Art. 37. Het kwam, vooral in het belang dei- latere verkiijgers, wenschelijk voor, de aanvankelijk gedane domiciliekeuze niet eens voor al bindend te verklaren. Verandering moet mogelijk zijn. Ook dient voor de hypotheekhouders bepaald, dat alle aan hen te doene aanzeggingen kunnen geschieden aan het door hen bij de inschrijving hunner hypo theken gekozen domicilie. Bij de lijst, bedoeld in art. 2werden de volgende opmerkingen gemaakt: Men meende te weten, dat het terrein, uitma kende de blokken E en F, wel 75 cM. zal moeten worden opgehoogd en vroeg of do gemeente dit zal doen. Moet, zoo vroeg men, do korting bij afneming van een groot complex ineens ook hier, waar hot alleen uitgifte in erfpacht geldt, worden toegekend Geantwoord werd dat de Directeur der gemeente werken in de toekenning der korting eene voor waarde ziet voor het slagen der uitgifte. 5. Slotopmerking. Met het oog op het karakter van de in de sectiën gemaakte opmerkingen zal vermoedelijk een vrij ruime herziening, vooral uit redactioneel oogpunt, van de artikelen van het ontwerp noodig zijn. Daar de redactie van een deel der artikelen allicht op nieuw zou moeten worden herzien, indien de Raad op een of meer der principiëele punten, in de 1, 2, en 3 besproken, een beslissing mocht nemen, afwijkende van het stelsel van het ontwerp, komt het ondergeteekenclen raadzaam voor, dat tot die herziening niet worde overgegaan, alvorens de Raad omtrent de principiëele vragen zich zal hebben uitgesproken. Zij geven daarom in overweging, het ontwerp, zoo als het daar ligt, in eerste lezing in behandeling te brengen, uitsluitend tot het houden van algemoene beschouwingen en ter beslissing van cle bedoelde vragen en het daarna aan Burgemeester en Wet houders terug te zenden, met verzoek om met inachtneming van die beslissingen eene definitieve redactie dor artikelen te ontwerpen. Mochten Burgemeester en Wethouders zich met dit denkbeeld vereenigen, dan zouden zij bij hun eventuëel antwoord cle opmerkingen over de artikelen voorloopig onbesproken kunnen laten. Als principiëele vragen, hier bedoeld, beschouwen de ondergeteekenden die omtrent den duur van het erfpachtsrecht de veranderlijkheid van den canon c. de termijnen van herziening van den canon en in verband daarmeo de vragen, of die herziening O 7 O alleen de grondwaarde of ook den rentevoet moet betreffen en of zij zal geschieden door den raad of door deskundigen d. het bedrag van den canon (4 of 4y2 der waarde van den grond) e. de in 3 in overweging gogeven splitsing van het ontwerp in„bepalingen omtrent de uit gifte" en „algemeene voorwaarden van het erfpachts recht." Aldus gerapporteerd den 12 November 1907. BESUIJEN, Rapporteur der le sectie. A. BURGER, Rapporteur der 2e sectie. J. D. KRIJGSMAN, Rapporteur der 3esectie, Algemeen Rapporteur. 347

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 173