Bijlage no. 40.
Bijlage tot hot verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
2°. alle andere uitgaven als door den Gemeente
raad zullen worden aangewezen.
Art. 4.
Het fonds wordt beheerd door Burgemeester en
"Wethouders.
De Secretaris der gemeente treedt onder hunne
verantwoordelijkheid op als secretaris-ontvanger van
het fonds.
Art. 5.
De aan het fonds behoorende gelden worden op
soliede wijze door Burgemeester en Wethouders
belegd.
Voor de belegging komt bij voorkeur in aan
merking inschrijving op do Grootboeken der Nationale
Werkelijke Schuld.
De gelden mogen ook worden belegd in rente-
gevende schuldbrieven van provinciën of gemeenten.
Kleine bedragen, ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders, kunnen in de spaarbank
worden belegd.
Art. 6.
Jaarlijks vóór den len Juli wordt door Burge
meester en Wethouders aan den Gemeenteraad
verslag van den toestand van het fonds en rekening
en verantwoording van het door hen, gedurende
het afgeloopen dienstjaar, gevoerde beheer gedaan.
De Raad stelt het bedrag van de ontvangsten
en uitgaven vast. Deze vaststelling strekt Burge
meester en Wethouders tot décharge.
Het tweede lid van art. 220 der Gemeentewet
is ten deze van toepassing.
Art. 7.
De betaling van het pensioen geschiedt op kwi-
tantiën in den vorm door Burgemeester en Wet
houders te bepalen.
Alle andere uitgaven geschieden op de wijze als
nader door den Gemeenteraad bij zijne in art. 8, 2°
genoemde aanwijzing zal worden bepaald.
Art. 8.
Wanneer de inkomsten van het pensioenfonds
ontoereikende zijn om daaruit do in art. 3 genoemde
betalingen te doen, zal door den Raad uit de ge
meentekas in het tekort worden voorzien op de
wijze als hij wenschelijk zal oordeelen.
Art. 9.
Deze verordening treedt in werking den len
Januari 1908.
Leeuwarden, 190
De Raad voornoemd,
352
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. '110. 40.
MEMORIE VAN ANTWOORD op het sectiever-
slag, betreffende het voorstel van
Burgemeester en Wethouders van
I Juni 1907 tot uitgifte in erfpacht
van bouwterrein aan den Hoekster-
singel (bijlage no. 37 van 1907).
Burgemeester en Wethouders meenen hun ant
woord op het bovenstaande verslag der afdeelingen,
waarin hun voorstel tot uitgifto als bouwterrein
van do voormalige Linnenbleokerij aan de Hoek-
sterpoort (bijlage no. 20 van 1907) is onderzocht,
te moeten aanvangen in aansluiting aan wat als
5 slotopmerking daaraan is toegevoegd. Hoewel dank
baar voor den daar gegeven goeden raad omtrent de
door hen te volgen werkwijze, moeten zij toch
erkennen dat ook zonder dien door hen zou zijn
te werk gegaan ongeveer in do lijn als door de
Commissie van Rapporteurs is aangeduid, omdat
een groot gedeelto van het verslag, te weten 8,
handelende over de indeeling en de redactie van
de bepalingen van uitgifte, daarin ten onrechte
een plaats heeft gekregen en voor de beant.
woording dus kan worden geëlimineerd. Gelijk
wordt te kennen gegeven, zijn de opmerkingen,
in die paragraaf vervat, vrijwel geheel afkomstig
van één zijde en behielden „de andere* leden,
deel uitmakende van de sectiën, waar de hier
behandelde opmerkingen werden te berde ge
bracht, zich hun oordeel daaromtrent
voor." Niettemin „heeft de Commissio gemeend
de zaak in het rapport te moeten behandelen."
Burgemeester on Wethouders zullen zich bij hun
antwoord echter beperken tot de beschouwingen,
die inderdaad van de sectiën zelve, waarmee bedoeld
zijn de 16 leden die aan het onderzoek hebben
deelgenomen, afkomstig zijn en het daaraan vast
geknoopte oordeel van Rapporteurs. In aansluiting
aan 3 zal ook 4, handelende over de artikelen
van het ontwerp, voorloopig buiten bespreking
moeten blijven. De groote lijnen waarlangs het
ontwerp zich beweegt zijn dan genoegzaam onder
de oogen gezien en do zaak daarmee behoorlijk
voor het openbaar debat vooi'boreid. Is vervolgens
omtrent deze hoofdlijnen overeenstemming ver
kregen, dan bestaat bij Burgemeester en Wethouders
het voornemen het voorstel tot zich te nemen, ten
einde, na hot, in verband met de in de 3 en 4
gemaakte opmerkingen, nogmaals aan het oordeel
van den rechtskundigen adviseur der gemeente te
hebben onderworpen, na te gaan, in hoeverre daar
mede rekening kan worden gehouden.
Aan de hand van het verslag worde dan thans tot
do beantwoording der overige beschouwingen over
gegaan.
Algemeene beschouwingen.
Burgemeester en Wethouders blijven hun oordeel
handhaven dat de thans voorgestelde terreinuitgifte
als een proef voor het al of niet slagen hier van
het erfpachtstelsel moet worden beschouwd, omdat
toch inderdaad van den uitslag geheel zal afhangen
of, zoodra andere soortgelijke terreinen als de
„Bleekerij" genoemd kunnen b.v. worden de
kadastrale perceelen nos. 2105, 2106, 2107 aan de
Eestraat, no. 2138 aan Oldegalileën ten noorden
van „Eigen Brood", nos. 1876, 2208 en 902, noor
delijk van het vorige aan Oldegalileën, nos. 1291
en 1292 behoorende bij de herberg „de Bleek", de
terreinen van de beide verschwatervijvers enz.
eens voor verkaveling als bouwgrond in aanmer
king komen, al of niet op den weg, die thans staat
te worden ingeslagen, moet worden doorgegaan.
Er is, dit moet worden toegegeven, evenwel
reden voor de geopperde vraag of de proef niet
gevaar zou loopen niet te slagen, omdat het onder-
werpelijke terrein daarvoor te klein en dus minder
goschikt zou zijn. De ervaring zal hier echter
moeten spreken, a priori is van den invloed, dien
de omvang van het terrein op den uitslag der
onderneming zal kunnen hebben, met zekerheid
moeilijk iets te voorspellen. Indien de in het sectie-
verslag gegeven uitspraak„de bouwers zullen
misschien liever grond koopen dan hem op dezo
voorwaarden in erfpacht nemen, ook al, omdat do
waardevermeerdering dan geheel te hunnen voor-
doele komt", in hare algemeenheid opgaat, dan is
daarmede, ook voor grootere terreinen, het erfpachts
instituut veroordeeld, doch voorshands is er nog geen
reden voor dergelijke min of moer donker gekleurde
verwachtingen.
Één van de factoren, die ongetwijfeld hier een rol
speelt, is juist de omstandigheid, waarop in het ver
slag wordt gezinspeeld, dat n.l. hij die op erfpachts-
grond bouwt minder kapitaal behoeft dan wanneer
de grond in koop moet worden verkregen.
Bovendien hebben deze meer bescheiden verka
velde bouwterreinen, als zij tegelijk aan do markt
zijn met die aan het Kanaal, waar de blokken meeren-
deols dieper zijn dan hier, voor de bebouwing met
kleinere woningen bepaald veel voor.
Of er voorts al of niet sprake zal zijn van misluk
king der proef, zal betrekkelijk reeds spoedig kunnen
worden uitgemaaktin alle geval behoeft, gelijk
door een der leden wordt gemeend, daarvoor niet
de 50- of 75-jarige termijn te worden afgewacht.
Bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders
was aangenomen dat het goheele terrein in 10 jaar
zou zijn uitgegeven. Geschiedt dat inderdaad,
dan kan de proef als goslaagd worden beschouwd
daarentegen mag zij mislukt worden genoemd, als
in dat tijdsverloop geen gegadigde is opgekomen.
Het slagen kan evenwel niet afhankelijk worden
geheeten van de omstandigheid dat de grond na 50