Bijlage tot het verslag van de handelingen of 75 jaar wellicht niet in waarde is gerezen. Hoogstens kan dan van eene teleurgestelde ver wachting gesproken worden. Dat de Kanaalterreinen bezwaarlijk voor uitgifte in erfpacht in aanmerking zouden kunnen komen, is reeds aangegeven in de toelichting tot het voorstel. Indien wordt gezegd dat erfpachtsuitgifte steeds mogelijk is, indien de gemeente maar togen 31/2 °/o leent en de canon op 4 °/0 stelt, dan kan dit slechts gelden voor nieuw aan te koopen ter reinen, waarvan bij het onderworpelijke voorstel thans geen sprake is, en dan nog indien de leden, die hier aan het woord zijn, de verkrijging van het kapitaal volgens eene annuïteits-leening bedoelen. Een 60-jarige aflossing volgens 1/2 0 0 is anders niet mogelijk. Is dit juist, dan vergete men echter nog twee dingen nietvooreerst dat er reeds van den aanvang eener dergelijke exploitatie af zekerheid moet zijn, dat ten minste de benoodigde annuïteits- gelden uit de erfpacht kunnen worden gevonden, zoodat de terreinen dadelijk coulant van de hand moeten gaan en hierin geen stagnatie plaatsvindt, en voorts dat eene dergelijke leening naar 3x/2 in de naaste toekomst wel moeilijk a pari zal zijn te plaatsen. Alles bijeengenomen en waar met de terreinen van particulieren, die meestal in koop worden ver strekt, eene vrije concurrentie bestaat, is het dus gerechtvaardigd hier van een proef te spreken, die waarlijk op de verdere godragslijn der gemeente in dezen van beteekenisvollen invloed mag en moet zijn. Of deze proefneming in de hand moet worden ge werkt door het verleenen van faciliteiten voor het bouwen, een denkbeeld dat in de eerste sectie is geopperd, kan vooraf, bij onbekendheid met de aan te bieden bouwplannen, bezwaarlijk bevestigend worden beantwoord, indien althans hier dispensatie- verleening bij voorbaat van voorschriften der bouw verordening wordt bedoeld. In voldoening aan eene in de derde sectie ge dane vraag, zij hier alsnog aangeteekend dat, blijkens een bericht in het tijdschrift „Gemeentebelangen", Vlaardingen met de tienjaarlijksche herziening van den canon heeft gebroken en weder tot do uitgifte in eeuwigdurende erfpacht is teruggekeerd, omdat door den Gemeenteraad aldaar de geringe afne ming van den grond aan die periodieke herziening op korten termijn werd geweten. Het is niet duidelijk in hoeverre het „geheele ont werp zou worden verknoeid" wanneer een bepaling werd opgenomen die de bevoegdheid geeft, bij mislukking der erfpachtsuitgifte, weder tot koop over te gaan. Daargelaten dat de Gemeenteraad, ook bij het gemis eener dergelijke clausule, die bevoegdheid toch steeds behoudt, zou in dat geval het braak laten liggen der terreinen, zooals de meerderheid van Rapporteurs verlangt, alleen ter wille van wat dan gebleken is een theorie te zijn den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. geweest, met de eenvoudigste eischen der praktijk ten eenenmale in strijd komen. Moeten der gemeente, ongetwijfeld tot haar nadeel, de handen aldus ge bonden blijven? Voor vereenigingen, uitsluitend werkzaam in het belang der volkshuisvesting, billijker voorwaarden, waarmee wel zal zijn bedoeld een lageren canon, te stellen, achten Burgemeester en Wethouders geen termen aanwezig. Om te komen tot de prijzen die een dergelijke vereeniging zal kunnen besteden, zou eene reductie moeten worden goedgevonden, die den geheelen financiëelen opzet, waarop het voor stel is gebaseerd, ondermijnt. Bovendien worde niet uit het oog verloren dat hier zijdelings en langs te kunstmatigon weg een gemeentesubsidie aan de vereeniging in het leven zou worden ge roepen, waarin, daargelaten of het wel is in har monie met de wet, het Rijk niet zou dragen. Aanvulling van het werk dat de woningvereeni- ging „Leeuwarden" op hare schouders heeft ge nomen, door hier woningbouw van gemoentewego te bevorderen, wordt door Burgemeester en Wethouders overbodig, althans, waar de woningvereeniging nog slechts aan liet begin harer taak staat, in lioogo mate praematuur geacht. Ook dit denkbeeld moet thans h.i. ter zijde worden gestolddit kan de zuiverheid dor proefneming met het erfpachtsstelsel slechts bevorderen. 1. Duur van den erfpacht. Burgemeester en Wethouders erkennen dat er iets voor te zeggen valt, de termijnen, waarvoor de gronden worden uitgegeven zóó te regelen, dat de erfpacht van alle gelijktijdig op één tijdstip afloopt. Bij dat stelsel staat het dan levend geslacht in derdaad vrijer, ton aanzien van do beoordeeling of de erfpacht moet worden gecontinueerd en zoo ja, welke prijzen zullen moeten gelden, waaromtrent dan als hot ware uit één hand regelen kunnen worden gegeven. In verband hiermede en met hot oog op den levensduur van een behoorlijk gebouwde woning, die op 75 jaar mag worden gesteld, en op de jaren waarin is aangenomen dat de terreinen zullen worden uitgegeven, tusschen 1908 en 1918, kan do afloop in het jaar 1990 worden bepaald en zou een tijdvak van 50 jaar te kort, van 100 jaar te lang zijn. Het feit dat de gemeente gelijktijdig den opstal van vele gebouwen in handen krijgt behoeft niet veel grooter bozwaar op te leveren dan wanneer voor en na en op ongeregelde tijden do beschikking daarover verkregen wordt, terwijl, gelijk in hot verslag is opgemerkt, het gelijktijdig afloopon in het tegenwoordige voorstel slechts kan worden ver kregen in do uitzonderingsgevallen dat kan worden verklaard dat het algemoene nut de beëindiging der erfpachten eischt. Het is echter wenschelijk voorgekomen vast te Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 40. houden aan eene herziening van den canon na be- gehoopte te weeg te brengen, omdat, gelijk hier in trekkelijk lang tijdsverloop sedert den aanvang van het verslag wordt opgemerkt, die „onvastheid min het recht. Voor het welslagen dor onderneming of meer afschrikkend werkt". Anderzijds gedurende achten Burgemeester en Wethouders dit onontbeer- den loop van het erfpachtsreeht geheel geene ver- lijk en meenen op het voetspoor van het voorstel andering in den canon mogelijk maken, waarop van daarvoor een tijdstip te moeten aannemen 25 jaar meer dan één zijde werd aangedrongen, tast inder- vóór den afloop, alzoo in 1965. Bij continueering daad het fundament aan, waarop het voorstel rust, van hot recht kan later altijd de periodieke her- en zal voor de gemeente eene haar naar billijkheid zioning korter worden bepaald, doch de zekerheid toekomende bate nutteloos verloren doen gaan dat eene verhooging van het recht den eersten nutteloos, omdat Burgemeester en Wethouders van afnemer pas na geruimen tijd boven het hoofd een mogelijke verhooging van het recht pas in 1965, hangt, zal een gunstiger invloed op den afzet der zooals zij thans voorstellen, voor de uitgifte niet terreinen hebben, dan een herziening reeds na 25 de moeilijkheden duchten, als wanneer daartoe b.v. jaar, een invloed, die, nu met het hier nog onbe- reeds in 1940 kon worden overgegaan. Evenmin kende stelsel van erfpacht wordt begonnen, niet als, naar zij meenen, behoeft te worden gevreesd kan worden miskend. 2. De veranderlijkheid van den canon. Om do erfpacht hier ingang te doen vinden, wenschen Burgemeester en Wethouders echter evenmin trouwens als twee der drie sectiën niet hun toevlucht te nemen tot verlaging van den canon beneden 4x/2 °'0. Gelijk reeds boven is gereleveerd, speelt de tegen woordige hooge rentestandaard hier een hoofdrol, waarmede de bepaling van den canon ten nauwste samenhangt, zooals, naar zij zich vleiden, duidelijk in het voorstel is uiteengezet. De bijgaande nader uitgecijferde (niet gedrukte) staat toont den loop van zaken aan bij eene rente der leening en een canon beide van 4 0 0 en er blijkt uit, dat, bij een overigens gelijken opzet als in het voorstel, pag. 236 en 237 van bijlage 20 (1907), als basis is aangenomen, de exploitatie reeds na zeven jaren een tekort oplevert, zoodat voor een belangrijk hooger bedrag dan 29,000. voor een mogelijk te groot verschil tusschen den canon, die vóór en dien welke na 1965 zal moeten worden betaald. Op welke wijze men tot vaststelling van den canon bij de herziening zal geraken is in art. 17 van het voorstel geregeld. Evenals nu reeds bij raadsbesluit van den 27 De cember 1906 voor de onderwerpelijke terreinen plaats had en steeds ook voor de gronden aan het Kanaal geschiedt, bepaalt de gemeenteraad de grondprijzen waarnaar het recht a 41/2 °/0 wordt berekend. Het is niet duidelijk waarom hierin een bron van moei lijkheden zou schuilende erfpachter is toch met deze bepaling vooraf bekend geweest. Hot lid in de derde sectie dat de voorkeur zou geven aan een vasten canon bij een erfpachtsduur van 75 jaar, doch van oordeel was dat onder de voorgestelde bepalingen de gemoente na expiratie van dien termijn niet do vrije beschikking over de terreinen zou hebben, werd terecht op de in art. 26 van het ontwerp neergelcgdo regeling gewezen, zou moeten worden geleend, zonder dat, gelijk van volgens welke, zooals het gewijzigde voorstel nu zelf spreekt, de onderneming nochtans kan uitkomen, zal luiden, in 1990 de gemeenteraad de noodige De begeerte om aan bouwers concessies te ver- vrijheid van beweging zal hebben, leonen zal zich dus zeker niet zoover mogen uit- De thans reeds voor bepaling van den canon strekken, dat de canon lager dan 4x/2 °/0 wordt opgenomen vaste rentevoet van 41/., °/0 van de grondwaarde en de vaststelling dier waarde door De verdere beschouwingen in deze paragraaf den Raad zouden Burgemeester en Wethouders betreffen grootendeols punten die hetzij boven, hetzij wenschen te behouden. Doordat de Raad bij deze laatste geheel vrij is in art. 35 zal dit alsnog duidelijk bohooren te worden uitgedrukt heeft hij de regeling van den canon ook geheel in de gesteld. »n de toelichting tot het voorstel reeds onder de oogen zijn gezien. Bij de botrekkolijk langzame waarderijzing van den grond in onze gemeente, terwijl zich naar redelijkheid hierin een beduidend hand en kan deze dus zonder bezwaar op 4*/o versneld tempo in afzienbaren tijd niet mag laten blijven bepaald. Taxatie door deskundigen behoort verwachten, zal de eerste herziening van den canon dan echter uitgesloten te zijn. Bovendien pleiten niet te spoedig moeten komen, wil de geheele onder- voor de opdracht aan den Raad do door Rapporteurs neming geen gevaar loopen te mislukken. Boven aangegeven motieven, dio Burgemeester en Wet- is reeds uiteengezet welk tijdstip Burgemeester en houders geheel onderschrijven. Wethouders, in verband met don thans aangenomen Op grond van het voorafgaande hebben zij thans gelijktijdigen afloop der erfpachten in 1990, daarvoor de oer den Raad voor to stollen te besluiten: het meest wenschelijk achten. Tot die herziening Burgemeester en Wethouders te verzoeken hun vaker en vroeger over te gaan, zou waarschijnlijk voorstel van 1 Juni 1907 no. 1913/74 tot zich te blijken juist het tegenovergestelde gevolg dan het te nomen en het den Raad opnieuw aan te bieden, 355 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 177