100
101
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
Art. 40, zesde en Tot dusver werd bij het verleenen van bouwvergunningen ventileering van bed
achtste lid. steden in den regel als eisch gesteld. Tegen opneming van eene algemeene bepaling
kan dus geen bezwaar bestaan, indien de bevoegdheid tot het verleenen van dispen
satie open blijft. Ook de Gezondheidscommissie kan zich hiermede vereenigen zij
acht evenwel een ventilatie-opening met een middellijn van 3 dM. te groot. Klaar
blijkelijk heerscht bij de Commissie een misverstand „werkende doorsnede" toch wil
zeggen „oppervlakte" eene ventilatie-opening van 3 dM2. voor te schrijven, komt
ons dan ook volstrekt niet buitensporig voor.
Art. 41. In verband met de wijzigingen, die in hoofdstuk I worden voorgesteld, dient de
redactie van art. 41 te worden veranderd: men kan toch moeilijk eischen, dat gebouwen,
gesticht onder de werking der tegenwoordige verordening, moeten voldoen aan voor
schriften, die na de stichting in die verordening als wijziging of aanvulling zijn
opgenomen. Ook kan men niet zeggen, dat gebouwen moeten „blijven" voldoen aan
voorschriften, die op het tijdstip der stichting niet bestonden.
Art. 42, eerste lid. Het schijnt overbodig, waar volgens hoofdstuk IY bestaande gebouwen op 1
Augustus 1906 reeds moesten voldoen aan de artt. 18 gedeeltelijk, 19, 20, 24 t./m. 29,
32 en 38, de nakoming dezer artikelen thans Februari 1907 nogmaals bij
nieuwbouw of vernieuwing te eischen.
Het aantal alleen bij nieuwbouw toepasselijk verklaarde artikelen is belangrijk
uitgebreid, omdat hunne toepassing bij partiëele vernieuwing niet wel denkbaar is.
De aanhaling van art. 15, 3e, 4e en 5e lid, is overbodig, omdat art. 44 te dien
aanzien voorschriften geeft.
Art. 43. Het hoofdstuk handelt, in overeenstemming mot de bepalingen der Woningwet,
over gelieele en gedeeltelijke vernieuwing en niet over herstelling van gebouwen.
4rt 44 eerste lid eischen kunnen niet gesteld worden voor elke gedeeltelijke vernieuwingde
beoordeeling behoort in elk bijzonder geval aan Burgemeester en Wethouders te
worden overgelaten.
Zie voorts de toelichting bij art. 15, tweede en vijfde lid.
Art. 45 bis. Ten aanzien van gebouwen, geheel of gedeeltelijk vernieuwd onder de werking
van art. 42, dient eene gelijke bepaling te worden opgenomen als vervat is in art. 41.
Art. 46, eerste lid. Hier is de terminologie der wet gevolgd.
Art. 46, tweede lid. Dient te vervallen, als inbreuk makende op de bepalingen der wet.
Art. 46, vierde lid. Is in overstemming gebracht met de woorden der wet.
Art. 50. De afscheiding tusschen kleine woningen onderling bestaat veelal uit houten schotten,
die niet ter hoogte van het dak zijn opgetrokken. Met het oog op brandgevaar en op
de veiligheid der bewoners is liet gewenscht ten deze nadere voorzieningen te kunnen
voorschrijven.
De ondervinding heeft geleerd, dat aan opneming eener bepaling als vervat in
het nieuwe tweede lid, behoefte bestaat.
Art. 61. Overeenkomstig den wensch der Gezondheidcommissie is thans bepaald, dat ook
ten aanzien van schuttingen door Burgemeester en Wethouders nadere voorschriften
kunnen worden gegeven.
Art. 67, derde lid. De overlegging van een kadastraal uittreksel wordt gevorderd om te kunnen
beoordeelen of het op te richten of geheel of gedeeltelijk te vernieuwen gebduw, ten
opzichte van zijne belendingen, zal voldoen aan de voorschriften der verordening.
Art. 67, laatste lid. Inzending van één situatieteekening mag voldoende worden geacht.
Art. 74, vierde lid. Het is gewenscht het onderzoek ook tot de privaten te kunnen uitstrekken.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 4.
Art. 76, tweede
zinsnede.
De wijziging wordt voorgesteld, in verband met de aanvulling van het vijfde lid
van art. 3.
Wat de verandering van het cijfer „41" in „58" betreft, hiermede wordt eene
fout hersteld, die destijds bij de bewerking van het raadsbesluit, waarbij de verorde
ning werd vastgesteld, is ingeslopen. Het raadsbesluit luidde inderdaad gelijk thans
wordt voorgesteld. (Zie voorts de toelichting op art. 3, vijfde lid).
Art. 77, eerste lid.
Er bestaat geen reden de opzichters der gemeentewerken hier uit te zonderen.
Art. 77 bis.
Art. II.
Op overtreding van het bouwverbod was tot dusver geen straf gesteld. Ook de
Woningwet bedreigt die niet. Kaast de middelen die het gemeentebestuur overigens
ten dienste staan om bouwen te beletten op grond, waarop krachtens raadsbesluit
een bouwverbod is gelegd, is het wenschelijk voorgekomen ook de poenale sanctie
op te nemen. Tevens wordt daardoor de bevoegdheid verkregen het verbod door
toepassing der maatregelen, bedoeld bij art. 46 der Woningwet, te handhaven.
Opneming van eene overgangsbepaling is noodig, nu in de voorschriften, waaraan
bestaande woningen op 1 Augustus 1906 moesten voldoen (artt. 47 en 50), wijziging
wordt gebracht.