|L Bijlage no. 11. Bijlage tot hot verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. 110. 11. OPNEMING VAN KASGELD bij de Neder- landsche Bank. Aan den Gemeetitentad. Nu Gedeputeerde Staten, voornamelijk op grond van de o. i. niet zeer groote mogelijkheid, dat óf de Nederlandsche Bank, óf de gemeente in de toekomst moeilijkheden zouden kunnen hebben om de uit het te sluiten contract voortvloeiende verplichtingen na te komen, gemeend hebben de vereischte goedkeuring te moeten onthouden aan Uwe besluiten van 11 December 1906 en 8 Januari 1907 tot overschrijving op naam dier Bank van aan de gemeente behoorende inschrijvingen op de Groot boeken der Nationale Werkelijke Schuld, opdat deze zouden kunnen strekken tot onderpand voor met de Bank te sluiten financieele transacties, is naar eene andere wijze omgezien om bij die instelling voor de gemeente het noodige crediet te verkrijgen. Het oog viel daartoe op de bij art. 2 der Wet van 14 Januari 1815, Staatsblad no. 4 mogelijk gemaakte vestiging van een verband als zekerheid voor den geldschieter, doch waarbij de inschrijvingen zelve ten name van den houder der grootboek rekening blijven gesteld. Reeds bij den opzet onzer vroegere voorstellen was deze handelwijze in ons college ter sprake gekomen, bij de debatten van 11 December 1906 werd in Uwe vergadering mede er op gezinspeeld en ook Gedeputeerde Staten maken er thans in hun besluit van 14 Februari 1907 gewag van, doch, na ontvangen persoonlijke informatiën en na kennis neming van de wijze waarop door de gemeente Zwolle in een analoog geval was te werk gegaan» scheen de mogelijkheid uitgesloten langs dezen weg tot het beoogde doel te geraken. Inmiddels is bij den loop dien de zaak nu ge- Wanneer een houder van rekening bij het grootboek zijne inschrijvingen, ofte een gedeelte van dien, aan een ander wil verhypothekeren of doen strekken tot zekerheid, of daarop eenig ander verband zal willen leggen, zal de beleeningsobligatie, acte van verband, borgtogt, ofte welke andere zulks ook zoude mogen zijn, in originali worden vertoond bij de directie van het groot boek, welke op dezelve het visa zal zetten. Tevens zal aan de voornoemde directie worden overgegeven een authentiek afschrift van zoodanige obligatie of acte van verband en op het nummer der rekening van den geldopnemer of verband gevende persoon, van zoodanig verband worden aanteekening gehouden. Dit verband zal worden geroijeerd tegen afgifte van acte van kwitantie of consent, behoorlijk gepasseerd en geteekend door den geldschieter, ofte door dengenen ten wiens behoeve hetzelve verband is gelegd geworden (art. 2 der Wet van 14 Januari 1815, Staatsblad no. 4). nomen heeft, het toch nader wenschelijk geoordeeld, van de Directie der Bank zelve op dit punt zeker heid te erlangen, met gevolg dat door haren secretaris aan ons is medegedeeld dat de Bank, die als regel overschrijving te haren name verlangt, thans met eene inpandgeving genoegen zal nemen, waarmede harerzijds naar zij meent aan de bezwaren j van Gedeputeerde Staten dan zal zijn tegemoet gekomen. Wij meenen desgelijksal zijn ze niet alle ondervangen, voor een groot gedeelte zullen de moeilijkheden bij de thans beoogde transactie opgelost zijn. De gemeente toch blijft do inschrij vingen op haren naam behouden; van een vorderings recht op de Bank zal dientengevolge geen sprake meer zijn en daarmede zal de mogelijkheid dat deze hare ver plichting niet zal vermogen na te komen, zijn verval len. Te verwachten is het daarom, dat, nu alleen het bezwaar overblijft, dat ook van de zijde der gemeente onmacht zal kunnen ontstaan om harerzijds hare verplichtingen to vervullen eene mogelijkheid die theoretisch licht kan worden verondersteld, doch, mede dank zij het goede toezicht, dat Gedeputeerde Staten op het in stand blijven van het gemeentelijk vermogen uitoefenen, practisch zoo good als uitge sloten is van het hooger bestuur tegen de thans voorgestelde wijze van credietverschaffing niet langer verzet zal worden ondervonden. In het slot hunner resolutie spreken Gedeputeerde Staten terloops hun twijfel uit of enkele inschrijvingen op het 2x/2 en 3 °/0 Grootboek wel vervreemd zouden mogen worden. Aan dien twijfel zal, wat de 21/2 stukken aangaat, ten grondslag liggen de om standigheid, dat de bezittingen waaruit die inschrij vingen destijds zijn voortgesproten onder de voor waarde van nakoming van zekere verplichtingen aan de gemeento zijn gekomen. Als de overtuiging Uwer vergadering mag evenwel, blijkens do debatten en het daarop gevolgde votum van 11 December 1906, worden uitgesproken, dat, al moge de niet- nakoming dezer verplichtingen wellicht aanleiding kunnen geven tot een eisch tot schadeloosstelling, daardoor toch niet wordt aangetast de volheid van den eigendom der inschrijvingen, die, onbeperkt ten name der stad gesteld, in den loop der tijden in de plaats der oorspronkelijke goederen zijn getreden en zoo kan o. i. al evenmin worden volgehouden, dat de 3 °/0 inschrijving van 20 November 1893 als „fonds waarvan do revenuen zijn bestemd voor gif ten aan de armen" en voortspruitende uit een aan de gemeente gemaakt legaat, aan haar niet in on- beperkten eigendom toebehooren. Waar Gedeputeerde Staten intusschen, gelijk ge zegd, hun twijfel op dit punt slechts subsidiair heb ben doen hooren, mag worden vertrouwd, dat ook hieruit tegen hetgeen thans wordt voorgesteld hunnerzijds nu geen hoofdbezwaar zal worden ontleend. Op grond van het voorafgaande hebben wij de 121

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 61