Bijlage tot liet verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. 1907. eer U thans voor te stellen te besluiten met intrekking' Uwer besluiten van 11 December 1906 no. 432*/190 en 8 Januari 1907 no. 494R/2, de op 3 Januari 1907 ten name der gemeente gestelde inschrij vingen op do Grootboeken der Nationale Werkelijke Schuld, op do wijze, als is voorzien bij art. 2 der Wet van 14 Januari 1815, Staatsblad no. 4, tot zekerheid te doen strekken voor met de Nederlandsche Bank aan te gane verbintenissen, opdat de gemeente binnen de perken der begrooting en voor zoover het onderpand strekt, bij die instelling kan voorzien in hare tijdelijke behoefte aan kasgeld en daartoo vast te stellen het in ontwerp hiernevens gevoegde besluit. Leeuwarden, 9 Maart 1907. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, ZIMMERMAN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 122 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 11 ONT WE RB. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende dat het, bij tijdelijke geldopneming ter voorziening in de behoefte aan kasgeld, het meest in het belang der gemeente is, de noodig gebleken golden te leenen van do Nederlandsche Bank; dat om deze gelden te verkrijgen, ten behoeve der Bank zekerheid moet worden gesteld, ten einde de geldopneming, hetzij bij wijze van rekening courant, hetzij als beleening te doen plaats hebben dat voor dat doeleinde in aanmerking komen do 21/.2 en 3 °/0 inschrijvingen ten name der Stad Leeuwarden op het Grootboek der Nationale Wer kelijke Schuld, waarmede alsdan moet worden ge handeld als is voorgeschrevon bij artikel 2 der Wet van 14 Januari 1815, Staatsblad no. 4 dat bij onderzoek naar den oorsprong dezer in schrijvingen gebleken is, dat daartegen uit een rechtskundig oogpunt geen bezwaar kan bestaan, behalve wellicht wat betreft do 21/2 inschrijvin gen d.d. 11 en 19 Maart 1819 en September 1842, nominaal ƒ18,100. groot, stammende uit een fonds, in 1773 door de Provincie Friesland opgericht tot verbetering van het onderwijs, welk fonds bij Ko ninklijk Besluit van 26 Februari 1817 aan de stad Leeuwarden in bezit en beheer is overgedragen en thans gesteld is ten name „Leeuwarden (de stad, voor 't fonds door de Staten van Vriesland opge- rigt in 1773 tot verbetering der Fransche Scholen en 't onderwijs der jeugd in Vriesland)"; dat toch althans van al de overige inschrijvingen de gemeente onbeperkt eigenares is dat hierop geene uitzondering kan worden toe gelaten ten aanzien van die 21/a °/0 inschrijvingen, welke na de afschrijving in 1865 tot een bedrag van 104,100.in de jaren 1815 tot 1852 ten name der stad zijn gesteld en voortspruiten uit goede ren, in welker bezit, daargelaten, of dit al of niet den eigendom medebracht, zij op het laatst der 16e eeuw ten tijde der Hervorming is geraakt, zij het dan onder gehoudenheid harerzijds tot het nakomen van zekere verplichtingen dat, moge deze laatste omstandigheid eventueel bij niet nakoming dier verplichtingen wellicht aan leiding kunnen geven tot een eisch tot schadeloos stelling, daardoor toch niet wordt aangetast de vol heid van den eigendom der inschrijvingen, die, onbeperkt ten name der stad gesteld, in den loop der tijden in de plaats der oorspronkelijke goederen zijn getreden; dat, al moeten voor de vestiging van het onder pand, de inschrijvingen ten behoeve der Nederland sche Bank worden verbonden, ook uit een oogpunt van financieel beleid tegen den maatregel geen be zwaar bestaat, aangezien de inschrijvingen te allen tijde tegen afbetaling aan do Bank van hetgeen 123

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1907 | | pagina 62