149
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
Bestaande Verordening.
Art. 1.
Aan de burgeravondschool zijn ten minste ver
bonden
a. één leeraar in het rechtlijnig teekenen
b. één leeraar in het handteekcnen
c. één leeraar in do wiskunde en het rekenen
d. één leeraar in do Xederlandsche taal.
Eon dezer loeraron wordt tevens benoemd tot
Directeur.
Art. 2.
De leeraren, aangesteld ingevolge artikel 1, worden
bezoldigd met GO.per wekelijksch lesuur.
Do berekening hunner jaarwedden geschiedt naar
het aantal lesuren, voor ieder hunner bepaald bij
het jaarlijks, krachtens artikel 5 van het reglement
voor do burgeravondschool, vast te stellen pro
gramma der lesuren voor het volgend schooljaar.
De hieruit voortvloeiende verhoogingen of ver
minderingen gaan in den lsten September, volgende
op die vaststelling.
Artt. 3 en 4 onveranderd.
ONTWERP II.
De Raad der gemeente Leeuwarden
gelet op zijn besluit van heden, no. tot vast
stelling van een „Reglement voor de burgeravond
school te Leeuwarden"
mede gelet op artikel 24 der wet, houdende regeling
van het Middelbaar Onderwijs
Besluit
met intrekking van het raadsbesluit d.d. 26 Juli
1904 (Gemeenteblad no. 31), goedgekeurd bij resolutie
van heeren Gedeputeerde Staten van Friesland d.d.
5 September d. a. v. no. 1, het getal en de bezoldi
ging der leeraren aan de burgeravondschool te
regelen als volgt
Art. 1.
Aan de burgeravondschool zijn ten minste ver
bonden
a. één leeraar in het rechtlijnig teekenen
b. één leeraar in het handteekenen
c. één leeraar in de wiskunde en het rekenen
d. één leeraar in de Nederlandsche taal
e. één leeraar in de natuurkunde en de werk
tuigkunde
f. één leeraar in het boekhouden.
Een dezer leeraren wordt tevens benoemd tot
Directeur.
Art. 2.
De leeraren, aangesteld ingevolge artikel 1, worden
bezoldigd mot 50.per wekelijksch lesuur.
De berekening hunner jaarwedden geschiedt naar
het aantal lesuren, voor ieder hunner bepaald bij
het jaarlijks, krachtens artikel 5 van het reglement
voor de burgeravondschool, vast te stellen pro
gramma der lesuren voor het volgend schooljaar.
De hieruit voortvloeiende verhoogingen of ver
minderingen gaan in den lsten October, volgende
op die vaststelling.
Art. 3.
De Directeur geniet als zoodanig, boven zijne
jaarwedde als leeraar, een jaarlijksche toelage van
250.—.
Art. 4.
Do belooning aan tijdelijke leeraren bedraagt ƒ2.
per lesuur.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking den len
September 1907.
De leeraren, die op dien datum van eene vaste
aanstelling aan de burgeravondschool zijn voorzien
behouden aanspraak op hunne als zoodanig tot
dusver genoten bezoldiging, totdat hun krachtens
deze verordening eene gelijke of hoogere bezol
diging toekomt.
Leeuwarden, 1907.
De Raad voornoemd.
14S
Bijl ago tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907. Bijl. no. 16.
ONTWERP III.
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat het wenschelijk is schoolgeld te
heffen voor het onderwijs aan de burgeravondschool
Gelet op art. 37 der wet houdende regeling van
het Middelbaar Onderwijs
Besluit
vast te stellen de volgende
A. VERORDENING tot het heffen van schoolgeld
voor het onderwijs aan de Burgeravond
school te Leeuwarden.
Art. 1.
Het schoolgeld bedraagt vier gulden per jaar.
Art. 2.
Indien meer dan één leerling uit hetzelfde gezin
tegelijkertijd de burgeravondschool bezoekt, bedraagt
het in art. 1 bepaalde schoolgeld voor iederen leer-
ling s/i van het in art. 1 bepaalde bedrag.
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepas
sing, wanneer kan worden aangenomen, dat de kosten
van het onderwijs niot komen ten laste van het hoofd
van het gezin.
Art. 3.
Kinderen van onvermogenden en onvermogende
ouderlooze kinderen kunnen zonder betaling van
schoolgeld opde burgeravondschool worden toege
laten.
Voor de kinderen van minvermogenden en voor
minvermogende ouderlooze kinderen bedraagt het
schoolgeld de helft van de bedragen in artt. 1 en 2
bepaald.
Burgemeester en Wethouders beslissen, of de aan
vragers om kosteloos onderwijs of verminderd school
geld en de ouderlooze kinderen, waarvoor het ge
vraagd wordt, tot de on- of minvermogenden
behooren.
Art. 4.
Het schoolgeld, tot de bedragen in de vorige arti
kelen vermeld, is verschuldigd voor de leerlingen, die
op 1 October tot do school behooren.
Voor hen, die in don loop van het jaar worden
toegelaten is, met inachtneming van de voorgaande
bepalingen, het volle bedrag verschuldigd, indien zij
vóór 1 Januari, het halve bedrag, indien zij na dien
datum worden toegelaten.
Art. 5.
Het schoolgeld is verschuldigd door hen, die de
leerlingen ter school hebben gezonden.