Bijlage no. 14. Bijlage tot het verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Art. 36, 1. De bedoeling is, zooals reeds onder 31, 2 aangegeven, dat de erfpachter de keuze heeft, doch zoo hij daarvan geen gebruik maakt, de hypothecaire schuldeischers. Ten einde alle kwesties af te snijden zou kunnen bepaald worden, dat binnen een zekeren termijn, nadat het verlangen is kenbaar gemaakt de beslis sing van deskundigen in te roepen, de aanwijzing moet zijn geschied, op straffe dat anders de drie deskundigen door Burgemeesters en Wethouders (of door den kantonrechter) zullen worden benoemd. Art. 36, 2. Aan de bedenking is tegemoet te komen door te lezen „Binnen 2 maanden nadat het verzoek is gedaan om de beslissing aan des kundigen op te dragen." Mcdedeeling aan belanghebbenden dat de inroe ping (het verzoek) gedaan is heeft geen reden van bestaan, omdat belanghebbenden zijn de verzoekers. Art. 37. Het denkbeeld om de kennisgevingen aan hypotheekhouders te doen geschieden aan het door hen bij de inschrijving gekozen domicilie, ver dient overweging. Waar in het rapport bij sommige artt. is verwezen naar vroeger gemaakte opmerkingen, achtte ik het overbodig deze bij die artt. opnieuw te bespreken. Overigens meen ik alle opmerkingen, voor zooverre deze uit rechtskundig oogpunt eene bespreking noodig maakten, te hebben behandeld en vlei ik mij te hebben aangetoond dat voor de ernstige be denkingen, welke in die opmerkingen liggen opge sloten tegen den juridischen opzet van het ontwerp, geen aanleiding bestond. De conclusie waartoe ik kom is dan ook Uw College te adviseeren om onder aanvulling en wijzi ging van sommige artt., zooals dit hiervoren is aangegeven, het geheel te handhaven en aldus aan de goedkeuring van den Raad te onderwerpen. Ten slotte, wat art. 35 betreft, wil het mij voor komen dat daarin aan den Raad geen band is aan gelegd en deze dus ook bij de tegenwoordige redactie geheel vrij is bij zijne waardebepaling van den grond. Mocht Uw College daaromtrent toch nog eenigen twijfel koesteren, dan zou, om dezen weg te nemen lid 3 van dit artikel aldus kunnen luiden Art. 35, 3. „Bij de schatting van de courante „verkoopswaarde van den grond wordt vrijheid „voorbehouden in de keuze van de gegevens waarop ,,de zuiverste schatting kan worden gegrond. „Tot grondslag van die gegevens kunnen o. a. „worden genomen de prijzen bij verkoop uit de „hand of bij veiling onder normale omstandigheden „in den laatsten tijd, van gronden in de omgeving, „gelijkwaardige of ongelijkwaardige, in het laatste „geval met inachtneming der aan te nemen ver houding." Meerdere voorbeelden hoe de berekening zal kunnen geschieden, kunnen achterwege blijven. De bijlagen mij bij Uw opdracht toegezonden, gaan hierbij terug. Hoogachtend, Uic die. dnr., I. WOLFF. 208 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. HO. Irf HERZIENING der verordening op de jaarwedden enz. van het onderwijzend personeel der openbare lagere scholen. (Bijlage no. 7 van 1908). Aan den Gemeenteraad. Bij de behandeling van ons in bijlage no. 7 opgenomen voorstel van 8 April van dit jaar be treffende bovengenoemd onderwerp, aan de orde gesteld krachtens het bepaalde bij artikel 4 dei- wet van 28 December 1907, Staatsblad no. 361, werd in Uwe vergadering van den 28 April 1.1. aangenomen de navolgende motie van orde „De Raad, gehoord de discussie, noodigt Burge meester en Wethouders uit het ingediende voorstel terug te nemen en, na omtrent de bij artikel 4 der wet van 28 December 1907, Staatsblad no. 361, voorgeschreven nieuwe regeling van de jaarwedden der hoofden van scholen en onderwijzers in liaar geheelen omvang een nader advies van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs te hebben ingewonnen, een daartoe strekkend voorstel aan den Raad in te dienen." Nadat ingevolge die uitnoodiging de zaak opnieuw door ons in overweging was genomen, werd inmid dels bekend, dat in onderscheidene gemeenten in deze provincie en elders de onderwijzersjaarwedden niet onbelangrijk waren verhoogd, zoodat te duch ten scheen, bleef, gelijk was voorgesteld, de regeling hier onveranderd, deze gemeente op den duur de vacante plaatsen wellicht niet zou kunnen blijven bezetten als in het belang van het onder- Avijs zou worden geboden. In deze omstandigheid is gereede aanleiding gevonden om in de alge- meene beweging mee te gaan en U voor te stellen thans ook hier, wederom, tot verhooging der onder- wijzerstractementen te besluiten. Te dien einde bieden wij U hieronder nader eene wijziging aan van de artt. 1 en 3 der verordening, Avaarbij, wat art. 1 betreft, de verhooging van de bezoldiging der hoofden in verband met de thans medetellende vroegere dienstjaren iets verschoven en anders geregeld is en ten opzichte van de trac- tementen der onderwijzers(essen) van bijstand (art. 3) de opklimming daarin van hen, die de hoofdakte niet bezitten, iets gunstiger gemaakt is (na 2, 4, 6, 8, 12, 16 en 20 in plaats van na 5, 10, 15 en 20 dienstjaren). Ook voor de bezitters der hoofdakte is bij 20-jarigen diensttijd nog eene verhooging der wedde mogelijk gemaakt. De grenzen, waarin deze zich beweegt, verhouden zich, zooals thans wordt voorgesteld, voor de onderwijzers zonder hoofdakte als volgt onderwijzers 625.tot 1000.(oud ƒ625. tot 925. onderwijzeressen 600.tot 975.(oud ƒ600.tot 900. met hoofdakte onderwijzers f 725.tot ƒ1125.(oud 725. tot 1025. onderwijzeressen 700.tot 1100.(oud 700.— tot 1000.—). In de bepalingen voor het personeel aan de school der vierde klasse zijn geene veranderingen gebracht. Het advies der Commissie van Toezicht op het Lager onderwijs, aan ons college uitgebracht inge volge de in de vorenstaande motie vervatte uit noodiging, leggen wij hierbij aan U over. De overige in het voorstel van 8 April 1.1. voor gedragen Avijzigingen kunnen dezelfde blijA'en voor de toelichting raadplege men dus ons daarbij in bijlage 7 afgedrukt schrijven. Ingediend zijn nog in de vergadering van 28 April een zes-tal amendementen van de heer en Krijgsman, Besuijen, Zandstra en de Jong op het toen aan do orde zijnde voorstel. Voor zoover do amendementen eene wijziging van art. 3 beoogen, gaan zij verder dan hetgeen thans wordt voorge steld, doch ook in andere artikelen worden ingrijpende veranderingen in overweging gegeven. Bij gebreke aan eenige toelichting kan een en ander evemvel bezwaarlijk aan eene bespreking Avorden onder worpen. Alleen zij opgemerkt dat, waar de rijksbijdrage voor 1908 ƒ6175.hooger zal zijn dan deze zonder de wijzigingwet was geweest, de meerdere kosten als uitvloeisel van de aangeboden voorstellen circa 7000.en van de amendementen de moeilijk berekenbare, doch belangrijke geldelijke gevolgen van het amendement op art. 8, doch vooral van dat op art. 11 nog daargelaten ongeveer 14000.— zullen bedragen. Met intrekking van onze voordrachten van 8 April 1908 no. 75R/53 en van 25 April d.a.v. no. 1430/58 en met verwijzing, voor zoover noodig, naar de bij eerstgenoemde voordracht gevoegde toelichting (bijlage no. 7 van 1908) geven wij U thans in overAveging te besluiten a. de verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onder wijs te Leeuwarden gewijzigd opnieuw vast te stellen en daartoe te nemen het in ontwerp over gelegde besluit b. het bestuur der afdeeling Leeuwarden en omstreken van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers en dat der afdeeling Leeuwarden van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap in antwoord op hunne adressen te doen weten, dat op den inhoud is gelet 209

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 105