Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, -1908. Litt. B. Advies der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. No. 1096. Leeuwarden, 26 April 1907. Bericht op schrijven van 18 December 1906, no. 1854. Betreffende Middelbare School voor Meisjes. 2 Bijlagen. Bij nevensvermeld schrijven werd, onder mede- deeling dat de Baad dezer gemeente den 1 Novem ber j.l. Uw college had verzocht een onderzoek in te stellen naar de wensclielijkheid van opheffing of reorganisatie van de middelbare school voor meisjes, door Uw college tot onze Commissie het verzoek gericht U van voorlichting over dit onderwerp te dienen, c.q. met indiening van voorstellen waartoe wij aanleiding mochten vinden. Tevens werd er onze aandacht op gevestigd dat daarbij het in den Baad ter sprake gekomen denk beeld van invoering van evenredig schoolgeld onder de oogen zou kunnen worden gezien. Ter voldoening aan die opdracht hebben wij de eer U het volgende te berichten Toen de gemeenteraad den 14 Januari 1875 met op één na algemeene stemmen besloten had tot het oprichten van een school van middelbaar onderwijs voor meisjes, verklaarde de toenmalige voorzitter, nadat niemand meer het woord verlangde, de ver gadering niet te kunnen sluiten zonder de gemeente Leeuwarden geluk te wenschen, dat in de eerste vergadering des jaars een besluit genomen was, waarvan hij heilrijke vruchten te gemoet zag. Meer dan 30 jaren geleden bleek de gemeente raad dus volkomen doordrongen van het besef, dat niet minder dan voor de zonen ook voor de dochters onzer burgerij de gelegenheid tot het ontvangen van middelbaar onderwijs moest open staan. En zoo nu in den loop der jaren eenig besef krachtiger en levendiger is geworden, dan zal het wel dit zijn, dat de behoefte aan een breede veel zijdige ontwikkeling voor onze meisjes een onaf wijsbare eisch is van den tegenwoordigen tijd. Nu het onderwijs, dat onze jongens ontvangen, allengs in breedte en diepte gewonnen heeft, moet het onderwijs voor onze meisjes, willen zij in huisgezin en maatschappij niet achterblijven en dientengevolge Aan Hoeren Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. achtergesteld worden, op hetzelfde niveau worden gebracht. Van stonde aan hebben dan ook tal van ouders, onbemiddelde niet minder dan gegoede, van de middelbare school gebruik gemaakt om hunne dochters in het voorrecht, aan het bezoeken van zulk eene uitnemende inrichting van onderwijs ver bonden, te doen deelen. En zelfs op dit oogenblik is het aantal meisjes, dat de school te Leeuwarden bezoekt, in verge lijking van het zielental der gemeenten, van alle meisjesscholen voor middelbaar onderwijs in ons land, het hoogst. Alleen te Deventer is het iets hooger, omdat in die gemeente de meisjes op de jongensschool niet worden toegelaten. Een vluchtige blik in de lijst van haar, die na langer of korter tijd den cursus der middelbare meisjesschool te hebben bezocht eene nuttige plaats in de samenleving hebben mogen innemen, hetzij in huisgezin, hetzij in eene positie daarbuiten, be wijst zonneklaar, dat de profetie van den voorzitter van den raad in 1875 niet ijdel is geweest. Wij mogen dus constateeren, dat in onze dagen meer dan ooit prijs gesteld wordt op eene opleiding voor meisjes, welke, ofschoon natuurlijkerwijs op enkele punten afwijkend van die der jongens, toch daaraan min of meer evenwijdig loopt, en dat de orvaring van meer dan 30 jaren geloerd heeft, dat onze middelbare school voor meisjes hare deuren wijd geopend heeft voor meisjes van ver schillenden rang en stand, ook uit gezinnen van uiteenloopende godsdienstige richting, wier ouders zulk eene breede, veelzijdige opleiding verlangden. Op grond van het een en ander zou men ver wachten, dat de gedachte aan opheffing der school bij niemand, die op de hoogte van zijn tijd is en behoorlijk met zijn tijd medegaat, zou kunnen opkomen. Toch is die gedachte boudweg uitgesproken. Men heeft beweerd, dat opheffing daarom wensche- lijk is, omdat de school eene inrichting is voor rijke-lui's kinderen. „De kinderen, die er school- „gaan, behooren tot de élite, wier ouders hen niet „wenschen bezoedeld te zien door den omgang „met kinderen uit lageren stand. „Deze toestand mag niet langer bestaan", zoo is gezegd, terwijl er een ander op liet volgen „Van eenig maatschappelijk belang is de school „niet. Zij moet beschouwd worden als eene jonge dames-kostschool, zonder kostmen vormt er „juffertjes met handschoenen aan, die Fransch „kunnen spreken. De inrichting is dus een luxe artikel". „Zooals nu de toestand is, teeren de heeren op „de zakken van de kleine burgers en arbeiders. „De bevoorrechting der rijken gaat wat al te ver", 's Baads handelingen van 31 October 1906. Met die bewering strijdt al dadelijk de verorde 248 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. no. 20. ning op de kostelooze plaatsing, welke verordening reeds meer dan 18 jaren bestaat, (Gemeenteblad van 1888, no. 12) en in dat tijdsbestek aan een kleine honderd meisj'es van onbemiddelde ouders toegang tot de school verleend heeft. Nooit is er eene enkele leerlinge geweerd, tenzij om onvoldoende voorbereiding. Leeuwarden onderscheidt zich dus reeds sinds jaren bizonder gunstig vergeleken bij Arnhem, Dordrecht, den Haag, Haarlem, Leiden en Botterdam, waar op de middelbare school voor meisjes geen gelegenheid tot kostelooze plaatsing bestaat. Bij de bestrijding schijnt men van het standpun te zijn uitgegaan, dat het onderwijs op de middel, bare meisjesschool, als niet behoorende tot het lager onderwijs en tot dat, hetwelk de leerlingen maatschappelijk meer productief maakt, door de gemeenschap niet mag worden bekostigd. Dit stand punt achten wij beslist onjuist. De strekking van het op die school gegeven onderwijs en de resultaten die het sedert meer dan 30 jaren opleverde, worden hier gelijkelijk miskend Waaraan dankt de school haar ontstaan Aan het bewustzijn, dat de te Leeuwarden in 1872 be staande zoogenaamde Fransche dag- en kostschooj voor jonge juffrouwen juist niet gaf, wat men voor de vrouwelijke jeugd der geheele burgerij noodza kelijk achtte. Onze Commissie deed in haar rap port van 18 October 1872 (Bijlage no. 17 van 's Baads handelingen), juist uitkomen „dat niet „alleen daarvoor het middelbaar onderwijs voor „meisjes aan te bevelen was, dewijl het meisje later „als vrouw en moeder ook van degelijker onderwijs „voor zich en haar gezin de vruchten zou plukken „maar dewijl vooral ook niet minder recht op „degelijk onderwijs toekwam aan dat groote geta^ „meisjes, dat niet door een huwelijk hare meest „natuurlijke roeping te vervullen krijgt, maar later „alleen blijvende staan (dikwijls ten gevolge van „mindere begunstiging door de fortuin), zelf in den „strijd zich door arbeid en bekwaamheid een eerlijk „bestaan moet verwerven." Wij stelden toen op den voorgrond, dat wij eene organisatie van het onderwijs voor meisjes wenschten, waarbij het niet een gave zou worden voor weinige uitverkorenen niet een artikel van weelde, voor niemand noodig' voor weinige rijken en begaafden weggelegd, maar integendeel zou voorzien in een volksbehoefte, zou strekken tot vorming „van die talrijke burgerij welke het lager onderwijs te boven, naar algemeene kennis, beschaving en voorbereiding voor de onder scheiden bedrijven der nijvere maatschappij tracht" (gelijk Thorbecke als doel van het middelbaar on derwijs had aangegeven). Wij hebben ons deze herinnering aan de oprich ting der school veroorloofd om duidelijk in 't licht te stellen, dat zij moet strekken juist om te ver vangen eene inrichting als hoedanig de bestaande school zeer ten onrechte door de bestrijders wordt gekenschetst en dat dus de meening van de be strijders der tegenwoordige school, dat het onder wijs moet dienstbaar zijn aan de belangen der geheele burgerij, niet alleen is, maar ook steeds was van den aanvang af de meening onzer Commissie. Heeft nu de oprichting der school beantwoord aan de verwachting, dat zij voor alle klassen der burgerij zou voorzien in eene behoefte aan degelijk en grondig onderwijs voor hare dochters Ons dunkt, dat die vraag volmondig bevestigend mag worden beantwoord. Is dat nu een belang dat door de gemeenschap niet mag worden behartigd Is een onderwijs, dat een dergelijk belang dient, geen onderwijs, dat de leerlingen maatschappelijk productiever maakt Dit is toch in ernst niet vol te houden. Het maat schappelijk belang is bij de vorming van degelijke, goed onderlegde vrouwen bepaaldelijk nauw betrok ken, ook al komt wat echter bij deze school in zeer ruime mate wel het geval is het genoten onderwijs niet rechtstreeks ten goede aan de op leiding voor eon bepaalde betrekking. Dit doel, bij de oprichting bepaaldelijk gesteld, is waarlijk niet voorbij gestreefd. Men zie slechts den langen staat van namen van haar die eene betrekking in de maatschappij bekleeden, na hare opleiding aan de middelbare school voor meisjes te hebben ont vangen. Eene inrichting voor rijke-lui'skinderen Met die bewering strijdt ook het feit, dat verreweg het grootst gedeelte der leerlingen gei'ecruteerd is, en nog wordt, uit den middenstand, voor een niet onaan zienlijk getal uit den dusgenaamden kleinen burger stand. In dit opzicht houdt de middelbare meisjes school gelijken tred met de Bijks hoogere burger school voor jongens. Dat deze laatste eene inrichting zou zijn voor rijke-lui'skinderen heeft zeker niemand ooit beweerd. Men heeft vervolgens gezegd, dat in de behoefte aan opleiding onzer meisjes genoegzaam voorzien werd door de Bijksnormaalinrichting tot opleiding van onderwijzeressen, door de Industrie- en huis houdschool, door gemeenteschool no. 12. Het getuigt echter van weinig bekendheid met de be staande toestanden of van gebrek aan doorzicht, indien men beweert, dat een der drie genoemde inrichtingen ook maar in eonigerlei opzicht op gelijke lijn kan gesteld worden met een school van middelbaar onderwijs. Het spreekt toch wel van zelf, dat aan leerlingen der Normaalinrichting, die uitsluitend opgeleid worden voor het examen ter verkrijging eener acte lager onderwijs, niet veel meer geleerd wordt, dan zij voor het halen van genoemde acte noodig hebben. Van het onderwijs in menig leervak der middelbare school, o.a. van het aanleeren van andere talen dan hare moedertaal, kortom van eene algemeene ont- 249

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 125