Bijlage no. 21. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. HO. 21. AANBIEDING van een ontwerp-werklieden- reglement. Aan den Gemeenteraad. In de Baadsvergadering van 6 Februari 1906 werd aangenomen de navolgende motie naar aanlei ding van een door Burgemeester en Wethouders ingediend voorstel van 17 Januari te voren tot vast stelling eener verordening tot regeling van de be noeming, bezoldiging enz. van de werklieden in dienst bij de gemeentelijke gasfabriek, de gemeen tereiniging en de gemeentewerken, opgenomen in bijlage 6 van dat jaar „de Baad besluit I. de behandeling van het voorstel van Burge meester en Wethouders uit te stellen; II. 1°. het voorstel aan Burgemeester en Wet houders terug te zenden met uitnoodiging het, nadat in beide vacatures van wethouder zal zijn voorzien, in nadere overweging te nemen en, zoo deze over weging er aanleiding toe geeft, een gewijzigd voor stel in te dienen 2°. op het al of niet gewijzigd voorstel, alvorens dit den Baad ter behandeling wordt aangeboden, het advies te vragen van de Kamer van Arbeid." De overweging in het sinds nieuw samengesteld college van dagelijksch bestuur heeft er toe geleid in voldoening aan den blijkbaren wensch van de meerderheid van den Baad en in navolging van wat reeds elders was geschied, een werklieden reglement te ontwerpen, dat een meer gedetailleerde regeling inhield, dan het in voornoemde vergadering van 6 Februari 1906 in behandeling zijnde voorstel van het toenmalige college van Burgemeester en Wethouders. Wij hebben dus aan de Directeuren der be drijven (Beiniging en Gasfabriek) en van Gemeente werken, de hoofdambtenaren die er wel in de eerste plaats mede bekend moeten geacht worden, op welke punten en, was dit uitgemaakt, op welke wijze in het reglement moest worden voorzien, bij schrijven van 6 Maart 1906 opgedragen het ont werpen van een daartoe strekkend voorstel geza menlijk in studie te nemen en dat, gemotiveerd, daarna bij ons in te dienen. Inmiddels zijn ruim anderhalf jaar verloopen, voor dit bij ons inkwam, omdat wij met het oog op het bij de Staten-Gene- raal aanhangige wetsontwerp op het arbeidscontract de gegeven opdracht op verzoek der Directeuren hadden opgeschort totdat omtrent het lot van dat ontwerp een beslissing zou zijn gevallen. De wet op het arbeidscontract kwam den 13en Juli 1907 (Stbl. 193) tot standhare bepalingen zijn niet van toepassing verklaard ten aanzien van personen in dienst der gemeente, tenzij bij den aan vang der dienstbetrekking door of namens partijen, bij verordening anders is besloten (art. 1637z B. W.). Aan de hun gegeven opdracht is daarop bij schrijven van 13 November 1907 door de gezamen lijke Directeuren voldaan. Het ingediende voorstel gaat o. i. terecht van het standpunt uit, dat de gemeente van de haar bij de wet gegeven bevoegd heid om de rechtspositie harer werklieden geheel naar vrijen wil te regelen, gebruik behoort te maken. Het door ons met de aldus verkregen gegevens samengestelde voor-ontwerp is bij schrijven van 4 Mei 1908 om advies gezonden aan de Kamer van Arbeid, wier rapport den 26 Augustus d.a.v. inkwam. Voor zoover haar advies tot wijziging van de door ons gekozen redactie aanleiding gaf, zijn de bewoordingen van het oorspronkelijk aan de Kamer gezonden ontwerp en de nieuwe redactie in het hieronder volgend voorstel naast elkaar afge drukt. De overige artikelen zijn onveranderd of zonder verandering hunner strekking uit het voor ontwerp overgenomen. Bij de eindsamenstelling is mede gelet op het den 31 Augustus 1.1. aan Uwe Vergadering inge diende adres van het bestuur der plaatselijke af- deeling van den Bond van Nederlandsche Gemeen tewerklieden en den 1 September d.a.v. door U naar ons gerenvoyeerd. In de door adressant ter sprake gebrachte punten zal bij het reglement of later bij de vaststelling der bijzondere voorschriften worden voorzien. In ontwerp II wordt U, ten behoeve eener meer zuivere behandeling, thans reeds dadelijk ter vast stelling aangeboden de in art. 2 van het reglement bedoelde lijst, inhoudende welke werklieden onder de werking ervan vallen. Voor het overige zullen de verder nog geëischte uitvoeringsmaatregelen (zie o.a. de artt. 1 en 50) en de wijziging van onderscheidene verordeningen, die thans gedeeltelijk de materie regelen, waarin het werkliedenreglement zal voor zien, echter pas tot stand kunnen komen, zoodra dit laatste door U is vastgesteld. De inwerkingtreding zal dan tegelijk met de uitvaardiging dier wijzi- gings- en uitvoeringsbesluiten moeten plaats hebben. Intusschen ligt bij U nog ter tafel het voorstel van de heeren Koopmans c. s. van 25 Maart 1905 tot invoering van een scheidsgerecht, opgenomen in bijlage 27 van 1905. Bij de uitwerking van het in artikel 50 van het ontwerp-werkliedenreglement neergelegde beginsel zal dit voorstel gelijktijdig in behandeling moeten komen en is het, zoodra artikel 50 is aangenomen, mitsdien gewenscht het nogmaals in onze handen te stellen ten fine van prae-advies. Onder intrekking van onze voornoemde voordracht van 17 Januari 1906 (bijlage 6 van 1906) stellen wij U thans voor te besluiten lo. vast te stellen de hiernevens gevoegde ont werpen I en II 2o. het voorstel der heeren Koopmans c. s. van 25 Maart 1905 tot invoering van een scheidsgerecht in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ten fine van prae-advies. Leeuwarden, 10 October 1908. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, ZIMMEBMAN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 259

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 130