Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
opeenvolgende werktijden in den regel een rusttijd
zullen hebben van niet minder dan tien uren achter
een en eens per week van twee en dertig achter
eenvolgende uren, waarin een Zondag. Van deze
werklieden zijn uitgezonderd zij, op wie het drie-
ploegenstelsel van toepassing is en die in verband
daarmede om de drie weken 24 uren achtereen
rust hebben.
In afwijking met het in het eerste en het tweede
lid bepaalde zullen werklieden, voor wie met het
oog op den geregelden gang van den dienst, ter be
oordeeling van Burgemeester en Wethouders, geen
bepaalde dagelijksche rusttijden kunnen worden
aangegeven, ten minste eens per maand twee en
dertig uren achtereen rust genieten, van welke
rusttijden per jaar de helft op een Zon- of feestdag
valt. De verdeeling dezer rusttijden geschiedt vol
gens roosters, opgemaakt op gelijke wijze als de
in het eerste lid genoemde dienstroosters.
In bijzondere omstandigheden kan, wanneer de
dienst dit vordert, door of namens een hoofd van
den tak van dienst van de in het eerste en in het
derde lid genoemde roosters worden afgeweken en
ook in rusttijden aan de werklieden arbeid worden
opgedragen, zonder dat deze op vergoeding wegens
overwerk aanspraak kunnen maken, voor zoover
hierdoor de maximum werktijd voor dien dag niet
wordt overschreden.
De in het derde lid genoemde Zon- of feestdagen
worden ter berekening van het in het volgende
hoofdstuk bedoelde verlof niet meegerekend.
Art. 25.
Behalve in de bij de wet genoemde en in andere,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
zeer bijzondere omstandigheden, waarbij iedere
werkman verlof zal hebben en boven de in het
vorig artikel genoemde rustdagen, heeft elke werk
man, na elk kalenderjaar, dat hij in onafgebroken
dienst der gemeente is geweest, recht op zeven
dagen verlof met behoud van het volle loon.
Dit verlof wordt in zijn geheel of bij gedeelten,
doch telkens onder opgaaf van de dagen en uren,
waarop het verlangd wordt, schriftelijk aan het
betrokken hoofd van den tak van dienst ten minste
3 dagen te voren aangevraagd. Deze zal het ver-
leenen onder zoodanige voorwaarden en op zoo
danige tijdstippen als volgens zijn oordeel de
belangen van den dienst zullen toelaten.
opeenvolgende werktijden in den regel een rusttijd
zullen hebben van niet minder dan tien uren achter
een en eens per week van twee en dertig achter
eenvolgende uren, waarin een Zondag. Yan deze
werklieden zijn uitgezonderd zij, op wie het drie-
ploegenstelsel van toepassing is en die in verband
daarmede om de drie weken 24 uren achtereen rust
hebben.
In afwijking met het in het eerste en het tweede
lid bepaalde zullen werklieden, voor wie met het
oog op den geregelden gang van den dienst, ter
beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, geen
bepaalde dagelijksche rusttijden kunnen worden
aangegeven, tenminste eens per maand twee en
dertig uren achtereen rust genieten, van welke
rusttijden per jaar de helft op een Zon-of feestdag
valt. De verdeeling dezer rusttijden geschiedt
volgens roosters, opgemaakt op gelijke wijze als de
in het eerste lid genoemde dienstroosters.
In bijzondere omstandigheden kan, wanneer de
dienst dit vordert, door of namens een hoofd van
den tak van dienst van de in het eerste en in het
derde lid genoemde roosters worden afgeweken en
ook in rusttijden aan de werklieden arbeid worden
opgedragen, zonder dat deze op vergoeding wegens
overwerk aanspraak kunnen maken, voorzoover hier
door de maximum werktijd voor dien dag niet wordt
overschreden. Wordt die arbeid evenwel in den
nacht of op Zon- of feestdagen opgedragen, dan
is het tweede lid van art. 31 van toepassing.
De in het derde lid genoemde Zon- of feestdagen
worden ter berekening van het in het volgende
hoofdstuk bedoelde verlof niet meegerekend.
HOOFDSTUK Y.
Verlof.
Art. 25.
Behalve in de bij de wet genoemde en in andere,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
zeer bijzondere omstandigheden, alsmede bij opkomst
voor herhalingsoefeningen bij de militie of Landweer,
in al welke gevallen iedere werkman verlof zal
hebben en boven de in het vorig artikel genoemde
rustdagen, heeft elke vaste werkman, na elk kalender
jaar, dat hij in onafgebroken dienst der gemeente
is geweest, recht op zeven, elke tijdelijke werkman
na 100 achtereenvolgende werkdagen recht op twee
dagen verlof met behoud van het volle loon.
Dit verlof wordt in zijn geheel of bij gedeelten,
doch telkens onder opgaaf van de dagen en uren,
waarop het verlangd wordt, schriftelijk aan het
betrokken hoofd van den tak van dienst ten minste
3 dagen te voren aangevraagd. Deze zal het ver-
leenen onder zoodanige voorwaarden en op zoodanige
tijdstippen als volgens zijn oordeel de belangen van
den dienst zullen toelaten.
266
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 190S. Bijl. no. 21.
Artt. 2631 onveranderd.
Art. 26.
Wanneer een werkman gedurende een kalenderjaar
geen gebruik maakt van al de hem volgens het
vorig artikel toegezegde verlofdagen, dan zal het
betrokken hoofd van den tak van dienst in het
onmiddellijk daaraan volgende jaar deze overge
houden verlofdagen nog aan hem kunnen verleenen.
Bestaat er geen bezwaar, ter beoordeeling van
het hoofd van den tak van dienst, om aan een vasten
werkman, op zijn verzoek, meer verlof toe te staan,
dan waarop hij recht heeft, dan kan het betrokken
hoofd tot ten hoogste een derde deel van het
maximum aantal verlofdagen meer toestaan, die in
het eerstvolgend jaar wederom zullen worden af
getrokken.
Art. 27.
De hoofden van de takken van dienst kunnen boven
het verlof, in de beide voorafgaande artikelen be
doeld, aan de bij hunnen diensttak werkzaam gestelde
werklieden tegen betaling der voor hunne plaats
vervanging noodige kosten tot ten hoogste 3 dagen
in hetzelfde kalenderjaar verlof toestaan.
HOOFDSTUK VI.
Loon.
Art. 28.
De werklieden, met uitzondering van hen voor-
wie bij verordening eene andere regeling is vast
gesteld, worden in verband met de hun opgedragen
werkzaamheden, bij hunne aanstelling door Burge
meester en Wethouders in loonklassen gerangschikt.
Tusschen de grenzen dier klassen wordt het loon
vastgesteld
a. voor vaste werklieden door Burgemeester en
Wethouders
b. voor tijdelijke werklieden door het betrokken
hoofd van den tak van dienst.
Tijdelijke werklieden worden naar dezelfde loon
klassen gerangschikt als de vaste, met wie zij, wat
betreft den aard der hun opgedragen werkzaamheden
en hun geschiktheid daartoe, worden geacht gelijk
te staan.
Het loon van aankomende werklieden wordt vast
gesteld door het betrokken hoofd van den tak van
dienst.
Het loon van tijdelijke werklieden, die niet den
geheelen dag in dienst der gemeente zijn, wordt, met
afwijking van het in het 3e lid bepaalde, in ieder
voorkomend geval afzonderlijk vastgesteld door het
betrokken hoofd van den tak van dienst.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd voor
eenige soort van werk een onveranderlijk loon te
bepalen.
Bij toepassing van het in het tweede lid van art.
35 bepaalde wordt een werkman niet in loonklasse
of loon verlaagd dan nadat hij is gehoord.
2 67