24.
Bijlage no. 24.
(Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Hij!. 710
HERZIENING der verordening, regelende
het getal en de bezoldiging der
ambtenaren ter gemeente-secretarie
(Gem.blad no. 9 van 1907).
Aan den Gemeenteraad.
Reeds eenigen tijd geleden heeft de secretaris
der gemeente bij ons aangedrongen op eene betere
regeling van de jaarwedden der secretarie-ambte
naren dan in de huidige verordening (Gem.blad
no. 9 van 1907) is neergelegd. Tot bepaalde voor
stellen heeft dit tot dusver niet geleid, omdat eene
zich over alle rangen uitstrekkende herziening dier
bezoldigingen nog slechts weinige jaren geleden
tot stand kwam en bovendien de groote meerderheid
van den Raad nog in 1906 van eene verhooging
niet heeft willen weten. Daarenboven was er voors
hands te minder dringende reden om deze zaak ter
hand te nemen, omdat het meerendeel van het
personeel, reeds in het genot gesteld van de eerste
drie-jaarlijksche tractementsverhooging sinds 1904,
nog op verre na het maximum niet heeft bereikt
en beduidende positie-verbetering voor schier allen
nog in de toekomst ligt. Ten slotte kwam bij een
en ander ons voornemen om eene wijziging der ver
ordening met het oog op de wenschelijkheid van
de invoering eener scherpere controle op den hoofde-
lijken omslag naar het inkomen toch te zijner tijd
aan de orde te stellen, waarbij dan de algemeene
jaarwedde-regeling nader onder de oogen zou kun
nen worden gezien.
Inmiddels zijn na het optreden van het huidige
Kabinet de plannen omtrent eene rijksinkomsten
belasting onzekerder geworden dan eenigen tijd
geleden en daarmede de totstandkoming eener ver
beterde plaatselijke regeling van den hoofdelijken
omslag, die zich aan de rijkswet zal hebben aan
te sluiten, eveneens wellicht weder naar een verdere
toekomst verschoven. Bovendien is het onzeker
in hoeverre de voorstellen der Staatscommissie
voor de gemeentefinanciën tot wijziging der ge
meentewet zullen leiden en of daardoor wijziging
van het heffingsgebied en de heffingswijze moge
lijk zal worden gemaakt, terwijl er vrij zeker nog
geruimeri tijd zal moeten verloopen eer daarom
trent zekerheid zal zijn verkregen. In verband met
het ingediende adres van de gewestelijke afdeeling
van den Nederlandschen Bond van Gemeenteamb
tenaren hebben wij, overtuigd dat de regeling van
1904 in deze aangelegenheid inderdaad toch niet
afdoende heeft voorzien, gemeend niet langer te
moeten wachten om de zaak thans opzettelijk tot
een onderwerp van bespreking te maken.
Dat de in 1904 tot stand gekomen herziening
van de jaarwedden ten slotte bezwaarlijk geheel
bevredigend heeft kunnen heeten, moge blijken uit
do volgende vergelijking tusschon de bezoldigingen
zooals zij vóór en gelijk zij sinds 1904 geregeld
waren.
1879—1904. sinds 1904.
commies 12001500 1300—1700
adj.-commies 8001200
id. eerste klasse
id. tweede klasse
klerk 400—
700
900—1300
600—900
300— 600
(sinds (sinds 1 Juli
1881 800) 1906 400)
Deze bezoldigingen op te voeren tot de bedragen
als in het adres worden aangegeven, achten wij
onnoodig. Ook met een matiger verhooging kan een
alleszins voldoende regeling worden verkregen,
waarbij de arbeid, inspanning en toewijding, die van
ieder bij voortduring, en allengs door de uitbreiding
der werkzaamheden meer en meer, wordt gevorderd,
beter en, naar wij meenen, behoorlijk wordt beloond.
Dat die verhooging voornamelijk ten goede komt
van de oudere ambtenaren, de commiezen en adjunct
commiezen der eerste klasse, ligt voor de hand.
Aan hen is het intellectueele gedeelte van het werk
meer dan aan de lagere rangen, voor wier rekening
voornamelijk de lichtere arbeid en het zuivere schrijf-
en copiewerk komt, toevertrouwd. Bovendien druk
ken op hen, eerder dan op de jongeren, die nog
niet, of niet in die mate, de zorg van een gezin
hebben, de kosten hunner huishouding.
Eindelijk vinden de commiezen, dio op één na
allen afdeelings-chefs zijn, terwijl, behalve aan Bevol
king, tevens alle afdeelingen een commies tot chef
hebben, in hunne hoogere wedde tevens eene be
looning voor hunne grootere verantwoordelijkheid.
Het is overbodig hun dan ook nog bovendien een
toelage daarvoor toe te kennen, gelijk door de adres-
seerende afdeeling wordt verlangd. Evenmin ver
dient het o. i. aanbeveling te breken met het in
1904 voor de secretarie-ambtenaren, die tevens
ambtenaar of plaatsvervangend ambtenaar van den
Burgerlijken Stand zijn, ingevoerde stelsel van be
looning in die kwaliteit boven hun als secretarie
ambtenaar genoten salaris. Die toelage in minde
ring van laatstgemelde bezoldiging te brengen, gelijk
vermoedelijk het adres sub 4° verlangt, zou de
zelfstandige en uit haar aard geheel buiten de
secretarie-werkzaamheden staande functie van amb
tenaar van den Burgerlijken Stand in haar wezen
aantasten.
Wel gevoelen wij voor het denkbeeld dat ook in
het adres ter sprake komt en door den secretaris
warm bij ons wordt aanbevolen om een premie te
stellen op het verkrijgen van akten en diploma's,
die voor de gemeenteadministratie van belang wor
den geacht. Voor de jongere ambtenaren kan daarin
een prikkel gelegen zijn en de toelage wordt dus