Bijlage no. 86.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908.
Art. 4.
De hier genoemde bepalingen omtrent het kosteloos
toelaten van onvermogenden zijn overgenomen uit
de verordening tot het heffen van schoolgeld voor
het onderwijs aan de Burgeravondschool (gemeente
blad no. 20 van 1907).
Art. 5.
Nu het schoolgeld niet meer per kwartaal wordt
uitgetrokken, komt het gewenscht voor, evenals bij
het lager onderwijs het schoolgeld voor in den
loop van het jaar toegelaten leerlingen per maand
te berekenen.
Art. 6.
Waar geen verhooging van aanslag plaats heeft
bij vertrek naar eene andere gemeente van een
schoolgeldplichtige wiens kind op de school blijft,
komt het wenschelijk voor, ook den aanslag van
buitenwonenden bij vestiging in de gemeente niet
te verminderen.
Artt. 7 en 8.
Waar de berekening van het schoolgeld voor in
den loop van het jaar toegelaten leerlingen per
maand plaats vindt, brengt de billijkheid mede, dat
ook bij overlijden en vertrek van leerlingen ont
heffing per maand wordt verleend.
Wat ontheffing of teruggave van schoolgeld bij
ziekte betreft, wordt opgemerkt, dat deze bepaling
is overgenomen uit de verordening tot het heffen
van schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs,
met dien verstande echter, dat in de aangeboden
verordening een tijdperk wordt genoemd van meer
dan 30 achtereenvolgende dagen. Minder verkieselijk
komt het voor ook voor kortere perioden, die te
zamen meer dan 30 dagen bedragen, ontheffing te
verleenen, daar in den regel de afwezigheid gedu
rende langen tijd aaneen de leerlingen belangrijk
in de vorderingen zal schaden, wat bij het afwezig
zijn gedurende enkele korte tijdperken niet of in
geringe mate het geval zal zijn.
Art. 9.
Daar de verordening in werking treedt 1 Juli,
is deze overgangsbepaling noodzakelijk.
Art. 10.
Ten einde de nieuwe regeling zoo spoedig mogelijk
in werking te doen treden is als datum genomen
1 Juli 1909. Voor de leerlingen die in den loop
dier maand (einde van den cursus) de school ver
laten behoeft dan volgens de bepalingen van de
artt. 5, 7 en 8 slechts voor één maand te worden
betaald, terwijl volgens de bestaande verordening
het schoolgeld zou worden berekend over de helft
van een kwartaal, zoodat de nieuwe aanslag weinig
van de oude verschilt.
B. Verordening op de invordering.
Artt. 1, 2, 4, 5 en 6.
Deze artikelen komen overeen met de artt. 1, 2,
4, 5 en 6 der verordening op de invordering van
de schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs.
Art. 3.
Daar de opmaking van schoolgeldlijsten geheel
afhangt van de vaststelling der kohieren voor
den hoofdelijken omslag, is voor het opmaken dier
lijsten geen datum genoemd.
Art. 7.
Daar de verordening in werking treedt 1 Juli
1909, is deze overgangsbepaling noodzakelijk.
ONTWERP II.
De toelichting is in het ontwerp zelf opgenomen,
zoodat een nadere toelichting niet noodig wordt
geacht.
340-342
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. HO.
AMENDEMENT van den heer Lautenbach
op het voorstel in zake Verzekering
tegen de geldelijke gevolgen van
werkloosheid (bijlage no. 33 van
1908).
Aan den Gemeenteraad.
Ondergeteekende heeft de eer het navolgende
amendement omtrent het ontwerp „Verzekering
tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid"
aan het oordeel Uwer Vergadering te onderwerpen.
In art. 7 letter a der Verordening op het ge
meentelijke werkloozenfonds te Leeuwarden het
cijfer 20 te veranderen in 15.
TOELICHTING.
De ondergeteekende beoogt met zijn amendement
slechts eene practische verbetering.
De door Burgemeester en Wethouders voorgestelde
regeling, zooals die in art. 6 van hun ontwerp is
neergelegd, en waarmede bereikt wordt dat kleine
groepeeringen van vakgenooten, die zich voor hunne
verzekering reeds een offer hebben getroost, aan
spraak kunnen maken op eene uitkeering van de
zijde der gemeente heeft zijne instemming.
Hij vreest echter dat dc eisch, genoemd onder a
van art. 7, dat zoodanige groepeering minstens 20
leden moet telleneen beletsel zal wezenom
de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde
regeling behoorlijk tot haar recht te laten komen.
Hij vestigt daartoe de aandacht op metaalbewer
kers, stueadoors, steenhouwers e. a., voor wie het
moeilijk zal vallen zich tot een aantal van minstens
20 vakgenooten, die hetzelfde beoogen, te vereenigen,,
omdat het regel is dat slechts een klein aantal
hunner vast in die bedrijven werkzaam zijn.
Vandaar zijn amendement om het getal 20 te
veranderen in 15.
Leeuwarden, 15 December 1908.
D. LAUTENBACH,
Lid van den Gemeenteraad.
843