Bijlage No. 5.
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1907.
1899 no. 12), gelijk zij nader is gewijzigd,
en daartoe te nemen het iD ontwerp overgelegde
besluit
B. het voorstel-Zandstra, inhoudende eene uit-
noodiging aan Burgemeester en Wethouders om
met een deskundige in overleg te treden aangaande
eene nadere versterking van het pensioenfonds, te
verwerpen.
Leeuwarden, 15 Januari 1908.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
ZIMMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Redactie volgens raadsbesluit van 14 Januari 1908.
Art. 1.
Er wordt ingesteld een gemeentelijk pensioen
fondsdit fonds is en blijft eigendom der gemeente.
Art. 2.
Ten bate van dit fonds komen
1°. de krachtens artikel 10 der verordening
omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren,
bedienden en werklieden, die hunne betrekking in
dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen
hebben aanvaard na den len Juli 1899 (gemeente
blad no. 12 van 1899), gelijk zij nader is gewijzigd»
door de in die verordening bedoelde ambtenaren, be
dienden en werkliedon na 1 Januari 1908 te betalen
bijdragen
2°. de door belegging ingevolge artikel 5 ge
kweekte renten en al hetgeen verder ten behoeve
van het fonds wordt ontvangen.
Art. 3.
Het fonds is bestemd te worden opgevoerd tot
zoodanige hoogte, dat daaruit al de ingevolge de
in artikel 2 genoemde verordening uit te koeren
pensioenen kunnen worden voldaan.
Zoolang niet door den Raad is verklaard, dat
het fonds geacht mag worden in staat te zijn om
daaruit de pensioenen blijvend te kunnen voldoen,
geschieden uit hot fonds geene betaling en en blijven
de in het eerste lid bedoelde pensioenen ten laste
der gemeentekas.
Art. 4.
Het fonds wordt beheerd door Burgemeester en
Wethouders.
Art. 5.
Do aan het fonds behoorende gelden worden
belegd in inschrijvingen op de Grootboeken der
Nationale Schuld.
Art. 6.
Jaarlijks vóór den len Juli wordt door Burge
meester en Wethouders aan den Gemeenteraad
verslag van den toestand van het fonds en rekening
en verantwoording van het door hen, gedurende
het afgeloopen dienstjaar, gevoerde beheer gedaan.
ONTWERP.
de Raad der gemeente Leeuwarden
gelet op zijn besluit van 14 Januari 1908
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
vast te stellen de navolgende
VERORDENING tot aanvulling der verorde
ning omtrent het verleenen van
pensioen aan ambtenaren, be
dienden en werklieden, die hunne
betrekking in dienst der gemeente
of van gemeentelijke instellingen
hebben aanvaard na den len Juli
1899 (gemeenteblad no. 12 van
1899).
Art. I.
Aan art. 10 wordt toegevoegd een vierde lid,
luidende
De na 1 Januari 1908 te betalen bijdragen worden
tot een fonds gevormd en belegd in inschrijvingen
op de Grootboeken der Nationale Schuld. De door
die belegging gekweekte renten worden mede bij
het fonds gevoegd en op dezelfde wijze belegd.
Art. TI.
Na art. 10 wordt ingelascht een nieuw art. 10bis,
luidende
Het fonds is bestemd te worden opgevoerd tot
zoodanige hoogte dat uit de som zijner revenüen
en de in het vorig artikel bedoelde bijdragen al de
ingevolge deze verordening uit te keeren pensioenen
kunnen worden voldaan.
Zoolang niet door den Raad is verklaard, dat
het fonds geacht mag worden in staat te zijn om
daaruit de pensioenen blijvend te kunnen voldoen,
geschieden uit het fonds geene betalingen en blijven
de in het eerste lid bedoelde pensioenen ten laste
der gemeentekas.
De Raad beslist in elk voorkomend geval in
hoeverre teruggave van betaalde pensioenbijdragen,
bedoeld in art. 11, ten laste van het fonds zal wor
den gebracht.
Art. III.
Deze verordening wordt geacht in werking te
zijn getreden den 1 Januari 1908.
Leeuwarden, 190
De Raad voornoemd,
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den
UITBREIDING en VERBOUWING der Gasfabriek
(Bijlage no. 30 van 1907).
Litt. A.
Nader voorstel van Burge
meester en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
Toen in Uwe vergadering van 22 October van
het vorige jaar het in bijlage 30 van dat jaar opge
nomen voorstel tot vernieuwing der gemeentelijke
gasfabriek aan de orde kwam, werd, na aanneming
eener motie-Duparc tot uitstel der behandeling tot
na die der gemeente-begrooting voor 1908, op
voorstel van den heer Beekhuis besloten Burge
meester en Wethouders uit te noodigen „een of
„meer deskundigen te benoemen, ten einde een
„rapport uit te brengen over de vraag of het
„bouwen van een nieuwe fabriek al dan niet de
„voorkeur verdient boven het verbouwen van de
„bestaande, op den voet als in het voorstel van
„Burgemeester en Wethouders is omschreven."
Gelijk in onze voordracht en het daarbij afgedrukte
advies der Commissie van bijstand voor de fabriek
is becijferd, zou de voorgenomen ombouw op
313,530.de stichting eener geheel nieuwe
fabriek, aankoop of beschikbaarstelling van het
benoodigde terrein buiten rekening gelaten, op
627,990.komen te staan.
In voldoening aan de in de motie-Beekhuis
vervatte uitnoodiging is door ons de voorlichting
verzocht van den heer dr. J. J. Neurdenburg, direc
teur der gemeentelijke gasfabriek te Utrecht. Onder
dagteekening van den 4en December 1907 bracht
hij het rapport uit dat hierachter onder Litt. B
is opgenomen. Positief wordt ook daarin stelling
genomen voor het denkbeeld van ombouw der fabriek
op den voet als in de voorstellen der Commissie
van bijstand en van ons college was aangegeven.
Evenwel behoudens eenige aanvullingen. Vooreerst
zou het volgens den heer Neurdenburg aanbeveling
verdienen de zuiverkisten grooter te nemen dan zij
aanvankelijk zijn ontworpen. Het gehalte van het
product zou hier slechts bij kunnen winnen, terwijl
de op het terrein beschikbare ruimte de vergrooting
toelaat. Op voorstel van den Directeur geeft nu
de Commissie, in wier handen wij het rapport van
den deskundige stelden, in overweging de zuiver
kisten op een grootte van 4 bij 8x/2 in plaats van
op 4 X 6 Meter te nemen. De meerdere kosten,
worden op 7000.begroot.
In de tweede plaats wordt in het rapport aange
drongen op het aanbrengen, zij het niet direct
dan toch op den duur, eener automatische kolen-
en cokestransportinrichting. Reeds bij de eerste
van Leeuwarden, 1908. Bijl. 110. O.
inzending zijner plannen was van een dergelijk
toestel door den Directeur de wenschelijkheid be
toogd, doch spoedshalve en ten einde de zaak niet te
compliceeren heeft de Commissie dit grootendeels
laten vallen, te meer waar de gelegenheid bleef
bestaan de installatie, los van de aan de orde
zijnde vernieuwing, te allen tijde aan te brengen
en zij zich aanvankelijk, voor zoover het Tcolen-
transport betrof, er geen noemenswaarde bespa
ring van voorstelde (pag. 308 van bijlage 30, 1907).
De Commissie adviseert nu bij den verbouw met
eene inrichting voor het mechanische vervoer der
colces van de retorten naar de breek- en sorteerplaats
rekening te houden. De uitgaven voor dit gedeelte
beloopen 28,880.waarvan, nu het toestel door
een gasmotor in beweging zal worden gebracht en
dus op arbeidskrachten kan worden bespaard, een
meer zuinige bedrijfsexploitatie toch zeker het ge
volg zal zijn.
In een derde rubriek wordt door den deskundige
de bestaande ovenfundeering behandeld en twijfel
geopperd aan de voldoende draagkracht ervan voor
de zooveel zwaardere nieuwe ovens.
Een onderzoek op dit punt droegen wij nader op aan
den Directeur der gemeentewerken, die in zijn rap
port bepaald ontraadt den bestaanden voor een aan
eengesloten rij van zes ovens geconstrueerden onder
bouw te gebruiken voor elk der twee stellen van vijf,
ruggelings aan elkaar ontworpen, ovens en wel omdat
door de werking, waaraan deze tengevolge van de
hitte onderhevig zijn, een ongelijkmatige druk op
de geheele fundeering zou kunnen worden veroor
zaakt. Een soortgelijke ondervinding was althans
in 1892 opgedaan, toen eene zakking der ovens
werd geconstateerd en gebleken was dat het boven-
stel van zes op een onderbouw ingericht voor zeven
ovens was geconstrueerd.
Ten einde het eindonderzoek evenwel zooveel moge
lijk over één persoon te doen loopen, werd hierop
alsnog het advies gevraagd van dr. Neurdenburg,
die met ons goedvinden daarmede belastte den
civiel-ingenieur H. Paul Jz. te 's Gravenhage. Uit
het 6 Februari 1.1. door hem ingediende rapport
bleek, dat door hem bij persoonlijk onderzoek geene
verzakking van den bovenbouw was geconstateerd;
dat van de in 1892 ingeheide fundeering het over-
groote deel, 144 palen, ook voor den nieuwen
ovenbouw zou kunnen worden gebruikt en dat, om
dit zooveel zwaardere bovenstel veilig te kunnen
dragen, bij-heiing van 124 palen, op de wijze als nader
op eene bijgevoegde teekening was aangegeven,
noodzakelijk zou zijn, waarvan de kosten op 6,700.
werden geschat.
N ader deelt de Directeur der gasfabriek nog aan de
Het door hem uitgebrachte advies is niet gedrukt, doch
zal op de gewone wijze ter visie liggen.
De Commissie en de Directeur der Gasfabriek hebben in
hunne hierna afgedrukte missives nog slechts met een globale en
voorloopige raming van 10,000 rekening gehouden.
83