Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. hoogde minimum zal blijven uitgekeerd„Waar borg dat do nieuwe subsidiën steeds ook aan de „onderwijzers, die bereids een hoogere dan de nieuwe „minimum-wedde genieten, ten goede zal komen, „bestaat niet en kan ook niet geschonken worden „zonder het gansche systeem, waarop de Rijksbij- dragen berusten, in den wortel aan te tasten. De „ondergeteekende is te minder bereid tot deze „wijziging der wet het initiatief te nemen, omdat „het in sommige gevallen niet onbillijk mag heeten „aan gemeente- en schoolbestuur een tegemoet koming te vorleenen in dat deel der uitbetaalde „wedden, dat tot dusver niet voor restitutie in „aanmerking kwam." Hetzelfde standpunt is deze bewindsman gedurende de discussiën blijven innemen (Handelingen Tweede Kamer 2 December 1907 pag. 776) en o. i. terecht konden dan ook de ge westelijke besturen van Zeeland (Weekblad voor de Burgerlijke Administratie no. 3063) en van Noord- Holland (Gemeentestem no. 2961) aan de gemeente besturen in hunne provincie schrijven, dat zij geheel vrij zijn in de besteding van de door de wijzigings wet hun toegevallen hoogere uitkeering en er voor hen geene gehoudenheid bestaat deze ten goede to doen komen van de onderwijzers. Van een recht der onderwijzers is dus al allerminst sprake en voorgesteld zal dan ook worden als ge volg van de bepalingen der wet alleen wijzigingen aan te brengen in de artt. 1 en 3 der verordening, voor zoover den vroeger doorgebrachten diensttijd van hoofden en onderwijzers van bijstand betreft. Voor het overige is de gelegenheid aangegrepen om, in overleg met de Commissie van Toezicht, enkele in de praktijk wenschelijk bevonden veran deringen in de wedde-regeling te belichamen die buiten eenig verband met de nieuwe wettelijke voor schriften staan en voorts tegelijkertijd met het bovenstaande in behandeling te nemen het den 25 Februari 1.1. aan ons om prae-advies gezonden adres van het bestuur der Friesche Tuinbouwvereeniging, waarbij verzocht wordt „het daarheen te willen „leiden dat, bij de benoeming van eon onderwijzer „aan een der gemeentelijke scholen, geeischt zou „worden dat deze tevens bezit eene akte voor lager „tuinbouw onderwijs. Eene tegemoetkoming in den „vorm van eene kleine salarisverhooging zou „waarschijnlijk bij de sollicitatie gunstig kunnen „werken." De punten, die wij verder ter sprake wenschen te brengen, betreffen eene herziening van de bepalingen, die het ziekengeld van den onderwijzer regelen (art. lObis) en de salarieering der gymna- stiekonderwijzers (art. 6). In de aangegeven volgorde deze onderwerpen behandelende, zij ten aanzien van het adres der Tuinbouwvereeniging opgemerkt, dat het ons met do Commissie van Toezicht niet dadelijk noodzakelijk voorkomt op dit punt de verordening aan te vullen. De Commissie is van oordeel dat daarvoor pas aan leiding zou zijn, indien ook in het tuinbouwvak aan de scholen les werd gegeven en het dus in den rooster word opgenomen. Volgens onze meening is het niet de bedoeling van het adres reeds zoover te gaan, doch moet de toelage boven het salaris dienen om de met de gewenschte akte gediplo meerden tot het solliciteeren in onderwijzersvaca tures in dezo gemeente uit te lokken, terwijl de vereeniging dan in de gelegenheid is dezo leerkracht tevens voor een door haar opgezetten cursus te benutten. Is dit juist gezien, dan kan voorshands worden afgewacht of zich onderwijzers, van de be doelde akte voorzien, in do vacatures aanmolden en overigens aan Burgemeester en Wethouders worden overgelaten, in hooverro zij bij het doen van voor drachten aan den Raad met het bezit der tuinbouw- akte rekening zullen houden. Dat hier op den duur een dergelijke kracht niet zal behoeven te worden ontbeerd, kan worden afgeloid uit een schrijven van een der onderwijzers alhier, dat naar aanleiding van het ingediende adres bij ons inkwam en waarbij dooi den schrijver wordt medegedeeld, dat hij een cursus tot opleiding voor de bedoelde akte, die in Augustus 1909 afloopt, volgt. In alle geval geeft het adres o. i. geene aanleiding om op eenigerlei wijze thans in de verordening eene voorziening te treffen. Eene wijziging in art. lObis der verordening dat ten aanzien der bezoldiging de gevallen regelt, waarin een hoofd of een onderwijzer wegens ziekte niet in staat is zijne betrekking waar te nemen, heeft de Commissie van Toezicht reeds eenigen tijd geleden, bij schrijven van 20 Januari 11. no. 9219, bij ons aanhangig gemaakt. Het beoogt om te be palen dat, zoowel in het belang van onderwijzer en leerlingen, als van het onderwijs zelf, de onder wijzer, die wegens ziekte afwezig is geweest, pas weder in de school mag worden toegelaten als uit een geneeskundige verklaring blijkt, dat zijn gezond heidstoestand dit weder volledig gedoogt. In de praktijk toch heeft zich reeds eenige malen het geval voorgedaan dat de onderwijzer, hoewel nog niet geheel hersteld, zijn taak weer opvat, om niet dooi de in de verordening voorgeschreven vermindering- in zijn inkomen na een jaar ziekte te worden getrof fen of omdat zijn medicus overigens gedeeltelijke hervatting van den arbeid in het belang van don patient achtte. Dergelijke misbruiken dienen te worden gekeerd en de door de Commissie voorge stelde aanvulling van het betrekkelijke artikel achten wij dan ook een gelukkige. Met haar zijn wij van oordeel dat zij evenwel pas in naar verhouding- ernstige ziektegevallen mag worden toegepast, zoodat de medische verklaring niet eerder zal worden geeischt dan nadat de ziekte drie maan den onafgebroken heeft geduurd. Niet wensche lijk komt hot ons echter voor om hier voor 90 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. 7io. 7. te schrijven, gelijk de Commissie wil, dat de ver klaring moet uitgaan van den geneesheer, die belast is met de keuring van voor gemeentebetrekkingen in aanmerking komende personen, waar bij de eerste aanvrage om verlof wegens ziekte toch kan worden volstaan met het attest van den huisarts. Ten slotte voorziet de voorgestelde wijziging van art. 6 in de leemte dat tot dusver niet geregeld is hoe beloond worden de aan een tijdelijk onderwijzer bovendien opgedragen gymnastieklessen, noch hoe de wedde bepaald wordt van tijdelijke gymnastiek- onderwijzers. Wij hebben de eer U in overweging te geven te besluiten ff. de verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onder wijs te Leeuwarden gewijzigd opnieuw vast te stellen en daartoe te nemen het in ontwerp over gelegde besluit h. het bestuur der afdeeling Leeuwarden en omstreken van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers in antwoord op zijn adres te doen weten, dat op den inhoud is gelet c. Burgemeester en Wethouders te machtigen het bestuur der Friesche Tuinbouwvereeniging te Leeuwarden ten opzichte van zijn verzoek in den bovenomschreven zin in te lichten en het adres te dien einde in hunne handen te stellen ter afdoening. Leeuwarden, 8 April 1908. Burgemeester en "Wethouders van Leeuwarden ZIMMERMAN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden gelet op artikel 4 der wet van 28 December 1907 (Staatsblad no. 361) tot wijziging der wet tot regeling van het lager onderwijs gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders besluit opnieuw vast te stellen de verordening tot rege ling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden, gelijk zij tekstueel is bekend gemaakt bij besluit van Burgemeester en Wethouders, opgonomen in ge meenteblad no. 11 van 1907, met de navolgende wijzigingen I. De aanvang van hot eerste lid van art. 1 luidt „De jaarwedden van de hoofden van scholen be dragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot rege ling van het lager onderwijs De aanvang van het eersto lid van art. 3 luidt „De jaarwedden van de onderwijzers, die de hoofden van scholen bijstaan, bedragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs Het laatste lid van art. 3 vervalt. 91

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 45