Bijlage no. 12. Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. zien, dan kan door den gemeenteraad op de wijze, zooals geregeld is in art. 29 der wet, houdende vvuj-uo ut) xeexaar, uie Kracntens tiet bepaalde bij art. 20 van het Reglement voor de Burger avondschool te Leeuwarden den Directeur vervangt, of de afwezige leeraar op kosten van de gemeente vervangendeze vervanging komt voor de helft voor rekening van den betrokken afwezige zoodra de ziekte langer dan een jaar doch korter dan twee jaar, en geheel voor zijne rekening zoodra zij twee jaar of langer onafgebroken heeft geduurd. Heeft do ziekte, die aanleiding gegeven heeft tot do afwezigheid, langer geduurd dan drie maanden, dan hervat de betrokkene zijne werkzaamheden niet eerder, dan onder overlegging aan de commissie van toezicht van een geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting kan worden toegelaten, zoowel met het oog op de belangen van het onderwijs <.ls van den betrokkene zelf en van do leerlingen. De ziekte wordt o. m. geacht onafgebroken te hebben voortgeduurd, indien de afwezigheid, die door haar is veroorzaakt, binnen eeno maand, nadat de werkzaamheden hervat zijn, opnieuw wegens ziekte noodzakelijk wordt. Ten aanzien van hem, die op 1 October 1908 wegens ziekte afwezig is, worden de in het tweede lid bedoelde termijnen geacht op dien dag te zijn aangevangen. b. art. 5 van voornoemde verordening te num.1 meren art. 6. B. to bepalen dat deze wijzigingen en aanvul lingen in werking treden den 1 Juli 1908. Leeuwarden, 190 De Raad voornoemd 172 Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1908. Bijl. flO. 12. AANVRAGE van de Nederlandsche Tramweg- maatschappij om een renteloos voorschot voor den tramaanleg naar Suameer. Litt. A. Prae-advies van Burgemeester en ethouders. Aan den Gemeenteraad. Onder dagteekening van den 31 Januari 1907 kwam bij Uwe Vergadering in en werd den 12en Februari daaraanvolgende in onze handen om prae- advies gesteld een adres van den Directeur der Nederlandsche Tramwegmaatschappij te Heerenveen, houdende verzoek dat van gemeentewege voor den aanleg eener stoomtram van hier naar Suameer, een renteloos voorschot van f 40,000.terug te be talen op de wijze zooals dit voor de Rijks rentelooze voorschotten voor aanleg van stoomtramwegen geregeld is, beschikbaar Avorde gesteld. Tegelij kertijd ongeveer ontving ons college van den Directeur voornoemd een schrijven, waarbij werd overgelegd een plan van dien tramweg. „Dit plan" aldus luidde de missive, „stemt, voor zooveel de richting in de gemeente LeeuAvarden betreft, in hoofdzaak overeen met het plan U toegezonden met mijn schrijven no. 5593/86/87 van 23 October 1902, Avelk plan door U, blijkens Uw schrijven no. 5 van 8 November 1902 in gunstige overweging zou Avorden genomen. Beleefd verzoek ik U aan het hiernevens gaand plan thans ÜAve goedkeuring te Avillen hechten." Adressant ging dus kennelijk van het standpunt uit dat hij voor tramaanleg in oostelijke richting een concessie bezat en aldus omtrent de juiste te volgen richting nog slechts overeenstemming zou moeten Avorden verkregen om tot dien aanleg over te gaan. Zoo eenvoudig was de zaak echter niet. Bij raads besluit van 7 September 1897 was aan de maat schappij concessie verleend tot het aanleggen en exploiteeren van een stoomtramweg van het spoor station in directe verbinding met de tramlijn DrachtenVeenwouden, onder voorwaarde dat het volledige plan van deze lijn, ook wat de richting betreft, ter goedkeuring en vaststelling moest Avorden aangeboden vóór den 1 Januari 1899. Aan deze verplichting nu is door de maatschappij niet voldaan, zoodat daarmede de AroorAvaarde, waar onder de concessie is verleend, niet vervuld zijnde, de concessie zelve is vervallen. Bij het samenstellen der bepalingen waarop ons college bereid was ÜAve Vergadering voor te stellen opnieuw de gevraagde concessie te verleenen, stond men dus op geheel vrij terrein. Dezelfde omstandigheid als voor de lijn naar Quatrebras deed zich voor ten aanzien van de lijn van het station van den Staatsspoorweg tot de grens der gemeente bij de Groote Bontekoe, Avaar- voor bij hetzelfde raadsbesluit van 7 September 1897 concessie Avas verkregen. Hier luidden de voorwaarden a. dat het gedeelte van de lijn tusschen het station en den Harlinger straatAveg vóór of op 1 Januari 1899 (bij raadsbesluit van 27 September 1898 verlengd tot 1 Januari 1900) in exploitatie Avordt gebracht b. dat de concessionaris vóór den 1 Januari 1899 (voornoemd raadsbesluit1 Januari 1900) ten genoe gen van het gemeentebestuur het bewijs levere, dat hij de middelen bezit of onder zijn bereik heeft om de tramlijn Groote BontekoeStiens te kunnen aanleggen, met verplichting om de tramlijn Leeuwar- denStiens vóór of op 1 Januari 1900 (voornoemd raadsbesluit1 Januari 1901) in exploitatie te brengen. Ook de termijnen sub b zijn overschreden, zonder dat aan de daarbij gestelde verplichtingen is voldaan en aangezien ook hier een der voorAvaarden voor de concessie niet is vervuld, is eveneens deze concessie vervallen, al mag aan het sub a gestelde zijn vol daan. De lijn stationHarlingerstraatweg is dus in en over gemeentegrond gelegd zonder de ver- eischte vergunning. De thans voor de lijn naar Suameer gevraagde concessie scheen alzoo de gelegenheid om dezen onregelmatigen toestand te beëindigen en weer in 't reine te brengen. Voor de daarbij te stellen voorwaarden gaven wij ons er rekenschap van dat adressant, blijkens zijn evenaangehaald schrijven, de bij de concessie van 1897, en als uitvloeisel daarvan bij raadsbesluit van 9 Juli 1898 nader opgelegde verplichtingen nog als bestaand be schouwde en van hem mitsdien kan worden geëischt het maken van nieuwe gesmeed ijzeren draaibruggen met gemetselde pijlers, remmingwerken enz. over de Potmarge en over het Vliet bij de Poppebrug, alsmede om van het Vliet de lijn te leggen over particulier terrein tot de herberg „de Bleek", al mogen dan Burgemeester en Wethouders, die na tuurlijk het raadsbesluit niet konden wijzigen, bij latere conferentiën eenige geneigdheid hebben be toond om te bevorderen dat de maatschappij van deze laatste verplichting zou worden ontheven en al houden de thans ingediende plannen slechts rekening met den aanleg van het kruispunt Poppe- weg-Kalverdijkje af naar het Oud Tolhuis en niet naar de stad. In ernst kan adressant bezAvaarlijk meenen dat alleen op dit punt de bestaande con cessie, die hij overigens schijnt te erkennen, van kracht zou zijn beroofd. Tegenover de voldoening aan deze aldus op hem rustende verplichtingen, de ontheffing waarvan hij ook Avel niet zal hebben verAvacht, verzoekt adressant nu een renteloos voor schot van f 40,000. 173

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1908 | | pagina 87