212 Bijlage no. 16. Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. 5. Artikel 7 te lezen als volgt: Bestuurders van rij- en voertuigen, bespannen of niet bespannen, van motorrijtuigen, alsmede berijders van paarden of ezels zijn verplicht zoo zij een begrafenisstoet op hun weg ontmoeten, hunne rij- of voertuigen, motorrijtuigen, paarden of ezels ter zijde van den weg stil te houden of te doen stilhouden tot dat do stoet voorbij is. Bestuurders van rij- en voertuigen mogen alleen in straten en op wegen van minstens 8 M. breedte, de trottoirs en bermen niet medegerekendeen hun vooruitgaanden begrafenisstoet niet anders dan stapvoets voorbij rijden. Bestuurders van motorrijtuigen en berijders van paarden of ezels mogen een vooruitgaanden be grafenisstoet niet voorbij rijden. Berijders van rijwiolen moeten bij het voorbijgaan of achtoroprijdon afstappen. Toelichting. Deze wijziging wordt gedeeltelijk vereischtbij inlasschingder woorden „motorrijtuigen" en is gedeeltelijk noodig met het oog op het voorschrift van stilstaan, daar een en ander anders aanleiding zou geven tot opeenhooping of nood zakelijke overtreding der verordening. 6. ïn artikel 8 eerste alinea eu derde alinea te laten vervallen het woord „tweemaal". Toelichting. Het onhoudbaro van dezen termijn, waarvan zelfs goeno ontheffing kan worden verleend, springt terstond in het oog wanneer men do wet in do hand noomt en leest dat het begraven mag O plaats vinden 30 uur na hot overlijden wanneer men bedenkt dat dikwijls oen Zondag zou veroor zaken, dat bij overlijden op Zaterdag reeds dien- zelfden dag kennis moet worden gegeven om op Woensdag 8 uur do begrafenis te doen plaats hebben en wanneer men rekening houdt met be grafenissen uit andere plaatsen. Dit laatste zou zelfs tengevolge kunnen hebben dat men hier óf de wet (5 dagen) óf de verordening moet overtreden (wat eene begrafenis van uit andere plaatsen be treft geldt ook het bezwaar der platte kisten). 7. De vierde alinea van art. 8 te laten vervallen. Toelichting. Zie bij art. 1. Deze bepaling strijdt mot allen eerbied die aan een overledene verschul digd is en zal aanleiding geven tot minder ge- wenschto incidenten. 8. Aan artikel 8 eene nieuwe alinea toe te voegen O als volgt De Directeur is bevoogd om het begraven van een lijk te weigeren, indien dit in strijd met de bepalingen der verordening of met die door den Burgemeester, in verband daarmede gegeven, op do begraafplaats wordt gebracht behoudens het geval, dat het te laat aankomen van een begrafe nisstoet aan de begraafplaats aan overmacht to wijten is. Mot toestemming der familie is de direc teur. wanneer hij van gemelde bevoegdheid gebruik maakt, verplicht het lijk in dat geval voorloopig in het lijkenhuis te doen plaatsen. 9. Aan art. 9 oen nieuw lid toe te voegen, lui dende Bij overtreding der artt. 1, 2, 3, 4 en 8 wordt hij, dio met de regeling eener begrafenis is belast, als de overtreder beschouwd. Nog stollen ondergeteekenden voor de slotalinea van art. 2 der instructie voor de doodgravers te lezen als volgt Kinderen beneden den leeftijd van 14 jaar zonder geleide van meerderjarige personen en bezoekers met honden of andere losloopende dieren, worden niet toegelaten. Rijwielen en kinderwagens moeten op door de doodgravers aan te wijzen plaatsen worden neergezet gedurende hot bezoek aan de begraafplaats. Leeuwarden, 5 Juli 1909. BERGHUIS. D. LAUTENBACH. G. W. KOOPMANS. W. FRANSEN Jzn. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 16. HERZIENING der verordeningen regelende het gebruik van de waag (Gem.bl. 1904 no. 15), tot heffing en op de invordering der waagrechten (1904 no. 28) en houdende instructie voor den waagmeester (1904 no. 16). Aan den Gemeenteraad. De praktijk heeft het wenschelijk gemaakt om op onderscheiden punten bovenstaande verorde ningen te herzien. De toevoeging in art. 1 derde lid der verordening op het gebruik der waag wordt voorgesteld om mogelijk te maken dat ook onverkochte kaas in de waag kan worden bewaard. Dit kon tot dusver alleen geschieden met boter die onverkocht was gebleven. Ook de aanvulling van art. 18 (nieuw art. 14) houdt met dit punt verband. De wijziging in het tweede lid van art. 2 be" veelt zich reeds aan bij de enkele lezing zij be hoeft niet nader te worden toegelicht. In art. 3 zijn thans de uren van opening en sluiting der waag opgenomen, die tot heden door ons college werden bepaald. Eenige verandering, zich aansluitende aan wat gebruik geworden is, is daarin thans gebracht. Het verdient over weging, vooral ter wille van de overzichtelijkheid, de uren in deze verordening op te nemen. Art. 4. Voorgesteld zal worden, evenals voor de Beurs, ook voor de waag een matig entréerecht te heffen, hetgeen niet onbillijk genoemd kan worden en waartegen, naar wij meenen, uit de kringen van den handel geen bezwaren zullen rijzen. De wijzi ging van het eerste lid houdt daarmede verband. Het tweede lid is overbodig geworden. Artt. 6 tot en met 9 (oud) en 15 (oud) behooren naar de betrekkelijke instructien, te worden overge bracht, alleen het eerste lid van art. 8 kan met eenige wijziging worden behouden. Dit artikel wordt nu ge nummerd 6. Vervallen zijn daaruit de woorden „of weegsters" omdat bij de tegenwoordige regeling de wegers tevens allen waagwerkers zijn en het niet gewenscht voorkomt daartoe voortaan nog vrouwen aan te stellen. Art. 7 (oud 10) heeft slechts een verbetering van redactioneelen aard ondergaan. Artt. 8 en 9 (oud 11 en 12). De hier voorgedragen wijzigingen houden verband met de tegen 1 Januari 1909 plaats gehad hebbende intrekking van het provinciaal reglement op de botervaten in de pro vincie Friesland. Het voorschrift der buikmerken op de vaten is daardoor mede vervallen. Het laatste lid van art. 12 oud, nu de eenige alinea van art. 9 geworden, onderscheidt thans tusschen de fabrieks- en de andere boter, waarvan de vermelding van het gewicht op verschillende manier plaats vindt, met het oog op de omstandigheid dat de zoogenaamde „boereboter" niet zonder het vat kan worden gewogen. De wijziging van art 10 (13) is slechts een ver betering van redactie. Art. 11 (14). De praktijk is niet overeenkomstig het oude in art. 14 opgenomen voorschrift. De werkzaamheden der waagwerkers beperken zich tot hetgeen thans wordt voorgesteld en hun aantal zou, volgde men de bestaande bepaling geheel, aanmerkelijk moeten worden uitgebreid. Boter die niet wordt gewogen, wordt nu voortaan ook niet langer „verwerkt'.' De schrapping van het laatste lid van art. 14 (oud) is een gevolg van de omstan digheid dat de eierenhandel, die zich een tijdlang in de waag heeft gevestigd, sinds eenigen tijd is verplaatst, zoodat de verordening ter zake geene bepalingen meer behoeft te bevatten. Om dezelfde reden is ook het laatste lid van art. 1 gewijzigd. Art. 16 (oud) wordt twee artikelen verder ver schoven en genummerd 14. De voorgestelde aan vulling mag niet overbodig heeten. Art. 19 oud kan veilig vervallen. Art. 12 (oud 17). Het rookverbod behoeft niet te worden gehandhaafd. De boterhandelaren hebben tegen het rooken in het gebouw, waar steeds deuren open staan, geen bezwaar. Verordeningen op de heffing en de invordering der waagrechten. Art. 1 van het heffingsbesluit. Ingelascht is een nieuwe littera a, de mogelijkheid openende tot het heffen van een recht voor de toelating tot het waaggebouw. De volgende litterae ondergaan daar door eene verschuiving; de hier en daar gewijzigde redactie is een gevolg van de boven reeds toege lichte wijzigingen der verordening op het gebruik van de waag. In de artt. 2 en 3, die in hunne formuleering overeenkomen met de artt. 1 en 2 der verordening op de heffing van beursrechten, is de nadere uit werking van art. 1 a opgenomen. Art. 4 (oud 2) is gewijzigd door uitlating van de bepalingen betreffende het plaatsen en verwerken van vaten boter, zulks in verband met het voorge stelde art. 11 (oud 14) der verordening op het gebruik der waag. Het bedrag der overige in dit artikel voorkomende rechten is ongewijzigd uit de bestaande verordening overgenomen. Daarentegen is voor het plaatsen alleen van waren in de waag een afzonderlijke heffing voorgesteld in art. 5, dat het oude art. 3 zal vervangen. 213

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 107