Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Art. 11. Het recht van gebruik volgens de artt. 8, 9 en 10 is geheel persoonlijk en mag niet duurzaam of tijde lijk aan een ander worden overgedragen of afgestaan. Tndien dit plaats heeft, vervalt het recht van ge bruik onmiddellijk, buiten en behalve de bepalingen van art. 271 der gemeentewet. Art. 12. Het recht van gebruik volgens de artikelen 8, 9 en 10 eindigt in elk geval met het einde van het be lastingjaar, waarin het is ontstaan. In geen geval wordt restitutie van betaalde rechten verleend. Art. 13. De rechten in artikel 2 vermeld, zijn verschuldigd door den eigenaar der ter waag gebrachte goederen of door hem, die de weging heeft verlangd. Zij zijn dadelijk na de weging of verwerking der goe deren invorderbaar. De rechten, in art. 7 vermeld, zijn verschuldigd door den eigenaar der boter, of die hem vervangt. Zij zijn invorderbaar telkens na het eindigen van een tijdvak als in gemeld artikel is bepaald. Geene goederen mogen uit de waag worden weg gevoerd, zonder dat de daarvoor verschuldigde rechten zijn betaald. Overtreding dezer bepaling wordt als ontduiking van belasting beschouwd. De rechten, in de artt. 8, 9 en 10 vastgesteld, zijn verschuldigd door hen, die aanvrage om een standplaats of een aanplakbord of muurviakte hebben gedaan. Zij zijn dadelijk na de aanwijzing door den waagmeester voor het volle bedrag invorderbaar. Art. 14. (Ongewijzigd). Art. 1 De invordering der waagrechten geschiedt door den waagmeester. De plaats voor het aanhechten der borden en van de in gebruik te nemen muurvlakten wordt door den waagmeester aangewezen. Art. 11. Het recht van gebruik volgens de artt. 9 en 10 is geheel persoonlijk en mag niet duurzaam of tijdelijk aan een ander worden overgedragen of af gestaan. Indien dit plaats heeft, vervalt het recht van gebruik onmiddellijk, buiten en behalve de bepalingen van art. 271 der gemeentewet. Art. 12. Het recht van gebruik volgens de artikelen 9 en 10 eindigt in elk geval met het einde van het be lastingjaar, waarin het is ontstaan. In geen geval wordt restitutie van betaalde rechten verleend. Art. 13. De rechten, in art. 4 vermeld, zijn verschuldigd door den eigenaar der ter waag gebrachte goederen of door hem, die de weging heeft verlangd. Zij zijn dadelijk na de weging der goederen invorderbaar. De rechten, in art. 7 vermeld, zijn verschuldigd door den eigenaar der boter of kaas, of die hem vervangt. Zij zijn invorderbaar telkens na het eindigen van een tijdvak als in gemeld artikel is bepaald. Geene goederen mogen uit de waag worden weg gevoerd, zonder dat de daarvoor verschuldigde rechten zijn betaald. Overtreding dezer bepaling wordt als ontduiking van belasting beschouwd. De rechten, in de artt. 9 en 10 vastgesteld, zijn verschuldigd door hen, die aanvrage om een stand plaats of een aanplakbord of muurvlakte hebben gedaan. Zij zijn dadelijk na de aanwijzing door den waagmeester voor het volle bedrag invorderbaar. Art. 14. Het belastingjaar loopt van 1 Januari tot en met ultimo December. Art. 15. Dit besluit treedt in werking den lsten Januari 1910. B. VERORDENING op de invordering der waagrechten. Art. 1. De invordering der waagrechten geschiedt door den waagmeester. Het entreegeld volgens artikel 2 van bet heffings- besluit kan echter ook worden ingevorderd door een of meer door den waagmeester daartoe onder zijne verantwoordelijkheid aangestelde personen. 224 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 16. Nieuw. Art. 2. Ingeval van verschil over het bedrag der ver schuldigde rechten, is de schuldenaar niettemin verplicht, het door den waagmeester gevorderde bedrag dadelijk te voldoen, behoudens beroep op burgemeester en wethouders, die ten deze in liet hoogste ressort beslissen, en, indien zij het beroep gegrond achten, den waagmeester gelasten het te veel gevorderde terug te betalen. Art. 3. De waagrechten, die, om welke reden ook, niet aan den waagmeester op diens vordering worden betaald, worden ingevorderd overeenkomstig de voorschriften van de artt. 258261 der gemeentewet. Art. 2. De betaling der rechten, vermeld in art. 2 van het heffingsbesluit, moet plaats hebben bij de intrede in het waaggebouw, en die, vermeld in de overige artikelen van dat besluit, vóór dat van de diensten of standplaatsen gebruik wordt gemaakt. Art. 3. Ingeval van verschil over het bedrag der ver schuldigde rechten, is de schuldenaar niettemin verplicht, het gevorderde bedrag dadelijk te voldoen, behoudens beroep op burgemeester en Wethouders, die ten deze in het hoogste ressort beslissen, en, indien zij het beroep gegrond achten, den waag meester gelasten het te veel gevorderde terug te betalen. Art. 4. De waagrechten, die, om welke reden ook, niet aan den waagmeester of aan de personen, bedoeld, in het tweede lid van art. 1, op hunne vordering worden betaald, worden ingevorderd overeenkomstig de voorschriften van de artt. 258261 der e-e- meentewet. Art. 5. Deze verordening treedt in werking den lsten Januari 1910. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd Bestaande bepalingen. Art. 6 der verordening, regelende het gebruik van de waag, ongewijzigd. ONTWERP III. De Raad der gemeente Leeuwarden Gezien art. 5 der verordening regelende het ge bruik van de waag, vastgesteld den alsmede het voorstel van Burgemeester en Wet houders Besluit vast te stellen de volgende INSTRUCTIE voor den waagmeester. Art. 1. De waagmeester wordt door den Raad benoemd uit eene voordracht van drie personen, door bur gemeester en wethouders in te dienen. Alvorens zijne betrekking te aanvaarden legt de waagmeester in handen van burgemeester en wet houders den volgenden eed of belofte af: „Ik zweer (beloof), dat ik de plichten, mij als „waagmeester opgelegd, eerlijk, nauwgezet en zon- „der aanziens des persoons zal vervullen. Zoo waar lijk helpe mij God almachtig (dat beloof ik)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 113