b. voor andere vaartuigen, die hunne ligplaats komen innemen f 1.50 per strekkenden Moter kadelengte, gedeel ten van een Meter voor vol te rekenen. Bijlage tot het verslag der hhandolingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. 1909 2e afd. no. 1761, alsmede het voorstel van Burgemeester en Wethouders Besluit I. in te trekken de verordeningen tot heffing en op de invordering van belasting onder den naam van kadegeld in de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 Augustus 1909; II. vast te stellen de volgende A. VERORDENING tot heffing van belasting onder den naam van kadegeld in de gemeente Leeuwarden. Art. 1. Er wordt ten behoeve der gemeente een recht geheven onder den naam van kadegeld voor het bijzonder gebruik van bepaalde gedeelten van kaden der gemeente, die als vaste ligplaats aan de vaar tuigen, bedoeld in art. 2 der verordening van po litie op het liggen der schepen en op de scheep vaart en aan enkele andere in art. 7 dier verorde ning genoemde vaartuigen door Burgemeester en Wethouders worden aangewezen. Art. 2. Het recht bedraagt per strekkenden Meter lengte van het vaartuig, gedeelten van een Meter voor vol te rekenen, per jaar a. voor vaartuigen lang 30 Meter of daarboven, die hunne ligplaats komen innemen éénmaal per week, niet langer dan één etmaal, 0.75 meermalen per week of langer dan één etmaal achtereen, 1.50 éénmaal per week, niet langer dan één etmaal 0.50 tweemaal per week of langer dan één, doch korter dan twee etmalen achtereen, 0.75 meermalen per week of langer dan twee etmalen achtereen, 1. De longte der vaartuigen wordt gemeten van den voorkant van den kop tot den achterkant van het roer op de hoogte van het dek. Het recht bedraagt per jaar voor niet, of als regel niet, in de vaart zijnde vaartuigen, die uit sluitend of hoofdzakelijk, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, worden gebruikt als winkel, magazijn of daarmede overeenkomstige in richting, voor het geheele vaartuig en ongeacht de lengte, 50. Het recht bedraagt por jaar voor vaartuigen, ten behoeve waarvan aan de kade voor kantoren, pakhuizen en dergelijke, waarvoor die vaartuigen bestemd zijn, vaste ligplaats wordt aangevraagd, 258 Bijlage tot het verslag dor handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. Art. 3. Indien vaartuigen in vasten dienst worden ge bezigd en beurtelings van eenzelfde vaste ligplaats gebruik maken, wordt het recht berekend naar het langste vaartuig dat van de ligplaats gebruik maakt. Het recht, in het 3e en in het 4e lid van het vorig artikel bedoeld, wordt berekend alsof slechts één vaartuig van de ligplaats gebruik maakt. Art. 4. Het recht is verschuldigd bij vooruitbetaling. Het wordt met ingang van eiken 1 Januari over oen vol kalenderjaar berekend. Bij tusschentijdsche aanvragen zijn zooveel twaalfde gedeelten van het recht over een vol jaar verschuldigd, als in het belastingjaar nog maanden moeten verloopen, ge deelten van een maand voor vol gerekend. Bij tusschentijdsche opzegging van het gebruik door Burgemeester en Wethouders of door den belanghebbende, of indien bij onbelemmerde scheep vaart gedurende 3 maanden van de vaste ligplaats door hem die daarvoor vergunning heeft verkregen, geen gebruik is gemaakt en daarover door Burge meester en Wethouders ten behoeve van anderen is beschikt, worden, in het eerste en laatste geval ambtshalve en in het tweede geval op aanvraag, door Burgemeester en Wethouders zooveel twaalfde gedeelten van het betaalde recht teruggegeven als na die opzegging of beschikking in het belasting jaar nog geheele maanden moeten verloopen. Art. 5. Het recht is verschuldigd door ieder aan wien door Burgemeester en Wothouders een vaste lig plaats aan de kaden dor gomeento is aangewezen. Art. 6. Indien vergunning is verleend voor eene vaste ligplaats ten behoeve van vaartuigen in vasten dienst gebezigd, kunnen Burgemeester en Wethou ders toestaan, dat ook vaartuigen, tijdelijk in dien dienst opgenomen, van de ligplaats gebruik maken. Art. 7. Behoudens het bepaalde bij art. 4, heeft geen teruggave van recht of vrijstelling van belasting plaats voor den tijd, waarover van een verkregen ligplaats geen gebruik wordt gemaakt. Evenmiu heeft die teruggave of vrijstelling plaats, indien bij het van gemeentewege innemen van de toegestane vaste ligplaats voor herstelling als anderszins tijdelijk een andere ligplaats wordt aan gewezen, of indien Burgemeester en Wethouders, onverminderd hunne bevoegdheid tot opzegging der ligplaats, dengeen aan wien een vaste ligplaats is toegestaan, om redenen van openbaar belang verbieden daarvan gedurende een door hen te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 130