Bijlage no. 25.
Bijlage tot hot verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909.
Het is zeker onnoodig hieraan toe te voegen
dat er voor al deze categorieën niet eenzelfde nor
male werktijd geldtdeze kan voor ieder der
verschillende soorten werklieden verschillend zijn.
Mocht, in verband daarmede het woord „werktijd"
in art. 2 van het ontwerp, daar waar het in het
le lid voor de tweede maal is genoemd, beter in
het meervoud worden gelezen, zoodat de zinsnede
dan luidt „wier werktijd overeenkomt met de
normale werktijden bij de verschillende takken van
dienst" enz., dan bestaat daartegen bij Burgemees
ter en Wethouders geen bezwaar.
II. Dienstopzegging van de zijde der gemeente of
ongevraagd ontslag. Gevolgen daaraan verbonden.
Beroep op het scheidsgerecht. Het ontslag sub 2°
van art. 51 ontwerp-werklieden-reglement wordt
slechts op aanvraag gegeven, gelijk duidelijk in
het le lid van art. 52 is uitgedrukt.
De opzegging van de zijde der gemeente (art.
51 3°) heeft niet plaats dan in de beide gevallen
van het 2e lid van art. 52. Een beroep terzake
op het scheidsgerecht schijnt alzoo overbodig. Indien
daardoor betere onderscheiding zou worden verkre
gen, bestaat er evenwel bij Burgemeester en Wet
houders geen bezwaar sub 2°. van art. 51 te lezen:
„door aan den werkman op zijn verzoek gegeven
eervol ontslag", tengevolge waarvan het woordje
„eervol" ook na het eerste woord van art. 52 moet
worden ingelascht. De lezing van het tweede lid
van dit laatste artikel zal worden verduidelijkt in
dien daaruit de woorden „op dezelfde wijze als het
ontslag" wegvallen, terwijl Burgemeester en Wet
houders nader te rade zijn gegaan om mede van
die alinea de laatste 14 woorden te schrappen.
Opzegging van de zijde der gemeente bij gebleken
onvoldoende geschiktheid van den werkman zal
wel nimmer in andere gevallen plaats hebben dan
in die, waarin de betrokkene reeds valt in de termen
der pensioen-verordeningen. Het komt dus niet
noodig voor dezen werkman dezelfde uitkeering te
waarborgen als die van art. 54.
De juistheid van de gestelde vraag, of art. 54
niet eene bepaling moet inhouden omtrent het
gelijktijdig genieten van de daar bedoelde uitkee
ring met pensioen, beamen Burgemeester en Wet
houders en zij stellen diensvolgens voor aan dat
artikel een nieuw lid toe te voegen van dezen
inhoud
„Indien in den tijd, waarover de uitkeering in
het vorige lid bedoeld loopt, aan den werkman
pensioen wordt toegekend, wordt over den tijd dat
pensioen en uitkeering gelijktijdig zouden worden
genoten, dit pensioen met het bedrag der uitkee
ring verminderd."
Pensioenaanspraken bij toepassing van het tweede
lid van art. 52. Burgemeester en Wethouders
hebben zich er rekenschap van gegeven dat, als
het werkliedenreglement is ingevoord, eene her
ziening van enkele bepalingen der pensioenveror
deningen niet zal kunnen uitblijven. Onder meer
zullen daarbij de hier ter plaatse door rapporteurs
gedane vragen onder de oogen moeten worden
gezien, in verband met deze andere, in hoeverre
mogelijke onbillijkheden door restitutie van reeds
gedane pensioenstortingen zullen kunnen worden
weggenomen, niet alleen voor worklieden, maar
voor alle in dienst der gemeente zijnde personen.
Reeds thans mag de opmerking evenwel niet achter
wege worden gehouden, dat, gelijk berekeningen
hebben aangetoond, de bij de verordening voor
geschreven traktementskortingen voor pensioen bij
lange na het risico der gemeente niet dekken,
vooral niet bij de lagere bezoldigingen.
III. De omvang der taak van het scheidsgerecht.
Burgemeester en Wethouders blijven vooralsnog
de in do artt. 49 en 50 van het ontwerp-werk-
liedenreglement voorgestelde regeling niet onjuist
achten.
Mocht de Raad van oordeel zijn dat ook andere
handelingen van de boven den werkman gestelden
dan de strafoplegging en de in art. 50 bedoelde
schadebepaling aan de controle van een scheidsgerecht
moeten zijn onderworpen, dan kan dit door toe
voeging van een enkel woord in het 2e lid van
art. 50 worden bepaald. Intusschen kan de in dat
artikel bedoelde verordening ook worden vervangen
door een nieuw volgend hoofdstuk in het werk
liedenreglement zelf. Mocht dat worden verlangd^
dan zullen Burgemeester en Wethouders zich daar
tegen niet verzetten.
Vragen door rapporteurs bij de afzonderlijke artikelen
gesteld.
Art. 5. De opsomming der feestdagen in het
reglement is noodig, omdat deze dagen volgens
enkele artikelen bepaalde voorrechten geven, zie
b.v. de artt. 24 en 81.
Art. 9, tweede lid. De eischen om tot tijdelijk
werkman te worden aangesteld staan duidelijk in
het derde lid uitgedrukt. Strekt schrapping der
woorden in het tweede lid „in ieder geval" tot
verbetering der redactie, dan bestaat daartegen
geen bezwaar.
Artt. 21 en 22. Het is Burgemeeester en Wet
houders niet recht helder hoe de redactie dezer ar
tikelen tot verwarring aanleiding kan geven. De
bedoeling blijkt huns inziens, bij eenvoudige be-
schouwiug der bepalingen in eikaars verband, duide-
lijk. Art. 22 heeft, zooals thans de in ontwerp II
opgenomen lijst luidt, de gaarders der bruggelden
op het oog. De tonnenbezorgers vallen er niet
onder.
Leeuwarden, 25 September 1909.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
ZIMMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
276
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 25.
WIJZIGING DER VOORSTELLEN tot her
ziening der politieverordening op
het begraven en der instructie
voor de doodgravers naar aanlei
ding van de amendementen der
heeren Berghuis c. s. (bijlagen
nos. 12 en 15).
A. Herziening der politieverordening.
Aan den Gemeenteraad.
In bijlage 15 van dit jaar zijn afgedrukt eenige
amendementen op bovenstaande voordrachten, die
reeds waren aangekondigd in Uwe vergadering
van den 22 Juni 1.1., toen, op voorstel van den
eersten onderteekenaar dier amendementen, de be
handeling van de voordracht onzer Commissie tot
herziening der politieverordening op het begraven
en van die van Burgemeester en Wethouders be
treffende de instructie der doodgravers werd aan
gehouden.
Naar aanleiding van de amendementen terzake
de ontworpen nieuwe politieverordening hebben wij
de eer het navolgende onder de aandacht van den
Raad te brengen.
Begrijpen wij de bedoeling der voorstellers goed,
dan is het er hun, blijkens de driemaal herhaalde
mededeeling in de toelichting tot hunne amende
menten, in het bizonder om te doen geweest om
„het militaire karakter" uit de verordening weg
te nemen.
Zoo onder die uitdrukking verstaan wordt (en
het is moeilijk er in dit verband eene andere be
doeling in te vinden)het gehoorzamen zonder
tegenspraak, het nalaten van hetgeen verboden,
het opvolgen van hetgeen bevolen is, zoo rijst dan
toch de vraag wat de voorstellers wel begeeren te
bereiken, wanneer zij gebruik gaan maken van de
bevoegheid ex art. 161 der gemeentewet om op
overtreding eener verordening straf te stellen. Onze
Commissie heeft zich steeds het gebruik maken
van die bevoegdheid aldus voorgesteld, dat het de
wil van den Raad was om bij zoodanige verorde
ningen onverbiddelijke gehoorzaamheid te eischen
aan de daarin gegeven voorschriften, omdat over
treding daarvan ten nadeele was van de openbare
orde, de zedelijkheid of de gezondheid en alzoo niet
kon worden geduld. Dat die verordeningen dan ook
bij voorkeur in den verbodsvorm worden geredi
geerd, schijnt hoogst verklaarbaar en strekt slechts
om hot verbodene, het niet-toelaatbare, te sterker
te doen uitkomen.
Thans overgaande tot bespreking der amende
menten zullen wij wel geen tegenspraak ontmoeten
met het betoog dat de redactio, waarin do voor
stellers artikel 1 wenschen te lezen, tot een veroor
deeling door den rechter, waarop, gelijk boven is
gezegd, de formuleering wel in de eerste plaats
moet gericht zijn, onmogelijk zal kunnen leiden.
De nakoming „zooveel mogelijk" van bij verordening
omschreven verplichtingen kan wellicht bij eene in
structie worden geëischt, doch is voor den rechter
eenvoudig niet te handhavenbovendien komt
deze redactie in conflict met het pertinente voor
schrift van art. 7 der begraafwet.
Tot de schrapping van het tweede lid is niet de
minste aanleiding. De bepaling bestaat reeds 40
jaar en gaf nooit reden tot klagen de zonderlinge
grief, die de voorstellers er tegen hebben, is thans
voor 't eerst gehoord.
Zal dispensatie mogelijk zijn van het in het eerste
lid bepaalde en de verordening op dit punt niet
aan ongeoorloofde delegatie lijden, dan dient de
aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als
voorwaarde te worden gesteld om den burgemeester
tot de afwijking van de als regel voor begraving
gestelde uren bevoegd te maken.
De aan het slot hunner toelichting door de voor
stellers geopperde veronderstelling kan worden be
antwoord met de navolgende passage uit het naar
aanleiding der ingekomen amendementen van den
Directeur der Algemeene Begraafplaats ontvangen
rapport„Ik vestig er voorts de aandacht op dat,
zoolang ik de eer heb Directeur der Algemeene
Begraafplaats te zijn, alle aanvragen om later te
mogen begraven steeds door den Burgemeester zijn
toegestaan, zoodat do „maatschappelijke stand" van
den overledene, waarvan sprake is in de slotalinea
van de toelichting der voorstellers, daarbij geheel
buiten beschouwing kan blijven."
Eindelijk is de voorgestelde slot-alinea uit een
oogpunt van strafwetgeving alles behalve onberis
pelijk geredigeerd.
Artikel 2 is slechts met wijziging der redactie
van het oude artikel overgenomen. Alleen was
daarin ook voorzien dat het lijk per schip zou
kunnen worden vervoerd, doch nu dit vervoer al
thans tot aan den toegang van het kerkhof in on
bruik is geraakt, behoeft de nieuwe verordening als
regel niet dan van vervoer per as melding te maken.
Intusschen kan worden toegegeven dat, voorna
melijk in het landelijk gedeelte der gemeente, be
hoefte kan bestaan aan de vrijheid om ook op andere
wijze dan door het te dragen het lijk naar den lijk
wagen over te brengen. Eene weinig omvangrijke
wijziging in de redactie van het tweede lid strekt
alsnog om dit mogelijk te maken.
Aan de toevoeging der voorgestelde zinsnede
bestaat in de praktijk geen behoefte.
Art. 3. De graven op de algemeene begraafplaats
zijn lang 2.10 M. en breed 0.75 M. Het behoeft
dus geen betoog dat de lengte- en breedte-afmetingen
277