Bijlage no. 28. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. 110. 28. TRAMAANLEG naar Suameer (Bijlage 12 van 1908). Lilt. A. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. Nadat op verzoek van den Directeur der Neder- landsche Tramwegmaatschappij van de raadsagenda was afgevoerd ons voorstel van 6 Mei van het vorig jaar, afgedrukt in bijlage no. 12 van 1908, om op zijn adres, waarbij voor den aanleg eener stoomtram van Leeuwarden naar Suameer een renteloos voor schot van 40,000.— werd gevraagd, afwijzend te beschikken, heeft over de punten waarover tusschen adressant en ons college verschil van meening was ontstaan, veelvuldig, zoo mondeling als schriftelijk, overleg plaats gehad. Reeds dadelijk bleek bij een onderhoud, door den Directeur, na het verschijnen van bovengemeld voorstel bij ons aangevraagd, dat de Maatschappij door haar schrijven, waarvan op pagina 174 van bijlage no. 12 van 1908 melding is gemaakt, niet wenschte geacht te worden van verdere onderhan delingen af te zien en zij was geneigd om met den deskundige der gemeente nogmaals na te gaan of bij de door haar opgezette raming van het gedeelte lijn Zuiderplein tot den eersten spoorwegovergang in den weg Achter de Hovon, die mede geleid had tot de verhooging van het verzochte voor schot van 40,000.op 205,000.niet tot een lager cijfer ware te komen. Zooals wij bij ons schrijven aan den gemeente raad van 6 Mei 1908 reeds in de gelegenheid waren op te merken, was de aanleg van dit vak, in over eenstemming met het gevoelen van de Kamer van Koophandel, onmiddellijk ten noorden van de spoor lijn naar Groningen en niet, zooals ruim tien jaar geleden was bepaald, langs den Grachtswal Z.Z. en vervolgens langs den weg Achter de Hoven tot aan dien spoorwegovergang, door ons o. m. als voorwaarde voor een gunstig voorstel aan Uwe Vergadering geëischt en althans dit punt meenden wij niet te mogen loslaten. "Wel is waar zou dan de gemeente geheel komen te staan voor de kosten van het maken eener nieuwe brug over de Potmarge, welk werk wellicht reeds langer dan de omstandig heden gedoogen tot de verwezenlijking van, in alle gevalle tot eene beslissing in de aanhangige tram plannen is verschoven, daartegenover staat dat, mogen ook dienaangaande nog slechts een tiental jaren geleden andere inzichten hebbengeheerscht, het aanleggen eener stoomtramlijn door eene stedelijke bebouwing o. i. niet dan bij uitzondering behoort te worden toegelaten. En te eer kon thans dit oorspronkelijke plan ter zijde worden gesteld, waar tengevolge van de verderop, ten zuiden der spoor lijn, tot standgekomen stadswijk, en van de uitbrei ding der buurten aan het Nieuwe Kanaal, het be doelde gedeelte van den weg Achter de Hoven, waaraan daarenboven voor eenige jaren de school voor voortgezet lager onderwijs is gesticht, in dien tijd geheel van karakter is veranderd. Het doet ons dan ook genoegen te kunnen mededeelen dat op dit punt de tramwegmaatschappij met de Regee ring en de Staatsspoor voorloopig is kunnen slagen en van die zijde de bezwaren dus uit den weg zijn geruimd (schrijven van den Directeur der Neder- landsche Tramwegmaatschappij d.d. 19 Juli 1.1. no. 4341/13/54, in het dossier). Hetzelfde kan worden getuigd van de wegneming van een der sporen in het Stationsplein, van welken eisch mede in het in bijlage no. 12 van 1908 afgedrukt besluit van ons college melding was gemaakt. Over den tramaanleg onmiddellijk ten noorden van de spoorlijn evenwel nog een enkel woord. Bij schrijven van 23 April 1.1. (in het dossier) deelde de Directeur ons mede dat blijkens een be paling der wetten, waarbij uit 's Rijks kas een renteloos voorschot is verleend voor de Drentsch— Friesche lijnen en voor de lijn Groningen Drachten, dat voorschot alleen wordt toegekend voorzoover door belanghebbenden bij dien aanleg voor die lijnen ten genoegen van den Minister van Waterstaat voldoende ondersteuning zal zijn ver leend onder geen andere voorwaarden dan waarop de goedkeuring van dien Minister zal zijn verkregen. Naar de grootste waarschijnlijkheid zal een soortge lijke bepaling voor het rentelooze rijksvoorschot ter zake den aanleg van de lijn DrachtenLeeuwar den worden gesteld. Uwe Vergadering zal er zich dus rekenschap van hebben te geven dat de Minister, daargelaten nog de vereischte goedkeuring van Zijne Excellentie op de voorwaarden aan het ge meentelijk voorschot te verbinden, van oordeel kan zijn dat met een voorschot van 40,000.door deze gemeente niet voldoende in den aanleg zal zijn bijgedragen. Wij laten hierop het licht vallen, omdat ten slotte de tramwegmaatschappij de onder- werpelijke en nog een enkele andere voor haar kostbare voorwaarde heeft aanvaard, zonder dat zij aan het slot van de onderhandelingen met ons college op een verhooging van het gevraagde voorschot heeft aangedrongen (zie de brieven van den Directeur van 27 Juli 1908 en 19 Juli 1909, beide bij de stukken). Uwe Vergadering zal o. i. dus wel doen, zullen ten slotte de met de uitvoering der gestelde eischen gemoeide uitgaven toch niet wederom goeddeels ten laste der gemeente worden gebracht, reeds thans bij haar besluit uit te spreken, dat zij, ook al wordt dit door den 9

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 145