4 J
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909.
intrekking daarvan tusschentijds geheel of gedeel
telijk plaats heeft, worden onverminderd de bepa
lingen van het volgend artikel de werken, door de
concessionaris aangelegd of veranderd, voor zoover
daartoe door Burgemeester en "Wethouders nader
aan te wijzen, door haar weggenomen en alles weder
in dien staat gebracht, waarin een en ander zich
vóór den aanleg bevond, voor zooveel dit door
Burgemeester en Wethouders noodig zal worden
geacht.
De wegruiming geschiedt binnen den door Bur
gemeester en Wethouders te bepalen tijd. De
bruggen en daaraan belendende werken, zoomede de
wegen, straten, bestratings- en afwateringswerken,
muren en tverdere ondersteuningswerken, welke,
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
tevens voor gewoon verkeer worden gebruikt, blijven
in elk geval het eigendom van de gemeente en
hiervoor zal geenerlei verrekening plaats hebben.
Art. 22.
De gemeente behoudt zich evenwel de bevoegd
heid voor, om bij het eindigen of bij intrekking
der concessie werken, weg en materiaal als bedoeld
in het eerste lid van het vorig artikel, hetzij geheel
of gedeeltelijk en tegen eene schadeloosstelling over
te nemen, die bij minnelijke schikking, of in geval
van verschil, door drie deskundigen, van welke een
door Burgemeester en Wethouders, een door de con
cessionaris en een door den kantonrechter, of door
een ambtenaar, die bij het einde der concessie de
met het kantonrechterschap te Leeuwarden ongeveer
overeenkomende betrekking zal bekleeden, te be
noemen, zal worden bepaald.
Ingeval van waardeering door deskundigen zullen
wegen of werken worden berekend tegen de waarde,
die daaraan op de plaats zelve, d.i. met inbegrip
van de kosten van het leggen en met het oog op
de voortzetting der exploitatie kan worden toege
kend, zonder hierbij het oog te vestigen op de
meerdere of mindere rentabiliteit van den weg.
Het losse materiaal wordt naar de verkoopwaarde
geschat.
Ten minste drie maanden vóór het eindigen van
de concessie of, bij intrekking der concessie krach
tens art. 23, binnen 2 maanden na die intrekking,
verklaart de gemeente of, en in hoeverre, zij van
bovenbedoelde bevoegdheid gebruik maakt.
Art. 23.
De concessie kan door den gemeenteraad op
voorstel van Burgemeester en Wethouders geheel
of gedeeltelijk worden ingetrokken, wanneer de
concessionaris do in deze voorwaarden genoemde
termijnen heeft laten verstrijken, zonder aan hare
verplichtingen, ten opzichte waarvan die termijnen
zijn gesteld, te hebben voldaan.
De intrekking moet door den gemeenteraad bin
nen één jaar na den tormijn, welken het geldt, zijn
uitgesproken.
Bij geheele intrekking der concessie vervalt het
nog voorhanden waarborgfonds, bedoeld bij art. 7,
aan de gemeente.
Art. 24.
De concessionaris is aansprakelijk voor alle eischen
tot schadevergoeding, die door derden zouden kunnen
worden ingesteld tegen de gemeente naar aanleiding
van den aanleg of de exploitatie van den tramweg.
Art. 25.
Behoudens het bepaalde bij art. 28, gaan zonder
vergunning van den gemeenteraad van Leeuwarden
de in deze concessievoorwaarden bedoelde rechten
van de concessionaris op eenig ander persoon of
corporatie niet over. De gemeente behoudt zich
in geval van overgang het recht voor om per
kilometer binnen deze gemeente eene jaarlijksche
retributie te heffen van 300.behalve van dat
gedeelte, hetwelk op eigendom der concessionaris ligt.
Art. 26.
De concessionaris kiest domicilie ten raadhuize
der gemeente Leeuwarden.
Art. 27.
Alle kosten en rechten, op deze concessie vallende,
komen voor rekening van de concessionaris.
Art. 28.
SLOTARTIKEL.
Ingeval van naasting van den tramweg door den
Staat zal de Staat voor alles, wat omtrent deze
concessie is bepaald, zich stellen in de plaats van
de concessionaris.
II. een renteloos voorschot toe te kennen ten
bedrage van 40,000.mits door de Maatschappij
ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
wordt aangetoond, dat de aanleg en de exploitatie
van den tramweg voldoende verzekerd is, en verder
onder bepaling
a. dat, terwijl voor 1 Januari 1911 met den
aanleg een begin moet worden gemaakt, het werk
geleidelijk wordt voortgezet, zóó dat voor den in
art. 2 der concessie-voorwaarden bepaalden termijn,
de tramlijn in exploitatie is gebracht
b. dat het voorschot wordt uitgekeerd in zooveel
gelijke termen als nader door Burgemeester en
Wethouders zal worden bepaald;
c. dat de restitutie van het voorschot in hoofd
zaak geschiede volgens de voorwaarden, door het
Rijk in dergelijke gevallen gesteld, overeenkomstig
daarvoor door Burgemeester en Wethouders vast
te stellen regelen
d. dat het voorschot, voor zoover het niet is
afgelost, te allen tijdo opeischbaar wordt, wanneer
Zie de bij de stukken gevoegde Staats-Courant van 1903
no. 187.
296
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 28.
de concessie wordt ingetrokken of wanneer ter be
oordeeling van den gemeenteraad door de Maat
schappij of hare rechtverkrijgenden niet worden
nageleefd
I. de bepalingen waaronder de concessie is
verleend
II. de hierna volgende bepalingen
1. Er zullen op eiken dag der week tenminste
vier en Zondags ten minste twee trammen in iedere
richting loopen.
De Maatschappij heeft het recht, boven en
behalve de treinen der dienstregeling, volks-, pleizier-
»f andere extra treinen, als ook goederen- en werk-
treinen te laten loopen.
2. De wijdte der sporen moet die van normaal-
spoor wezen, terwijl de constructie der wagons en
hunne koppeling, alsmede de inrichting en aanleg
der sporen zoodanig moeten zijn, dat op het station
van den Staatsspoorweg aangekomen goederen
wagens direct, dus zonder overlading, over den
tramweg kunnen worden vervoerd en tevens dat be
laden wagens zonder veel oponthoud langs den tram
weg kunnen doorrijden op de lijnen der Staatsspoor.
3. Met de exploitatie van den weg mag niet
worden begonnen dan na schriftelijke vergunning
van Burgemeester en Wethouders.
Die vergunning zal eerst dan worden verleend,
wanneer de werken hunnerzijds goedgekeurd zijn.
4. Ingeval van naasting van den tramweg door
den Staat, zal de Staat voor alles wat omtrent het
verleende rentelooze voorschot is bepaald, zich
stellen in de plaats van de Maatschappij.
Leeuwarden,
19
De Raad voornoemd,
Litt. C.
ONTWERP II.
De Raad der gemeente Leeuwarden
Gezien zijn besluit van heden, waarbij aan de
Nederlandsche Tramweg-Maatschappij o.m. conces
sie is verleend voor den aanleg en de exploitatie
van een stoomtramweg van het station van den
Staatsspoorweg in directe verbinding met de tram
lijn DrachtenYeenwouden;
Overwegende dat het wenschelijk is thans ook te
herzien en opnieuw te regelen de bij raadsbesluit van
7 September 1897 aan genoemde Maatschappij ver
leende concessie voor de bestaande lijn van het station
van den Staatsspoorweg tot den Harlingerstraatweg
Gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
Besluit
I. met intrekking van de raadsbesluiten van 7
September 1897 en 9 Juli 1898 aan de Nederland
sche Tramweg-Maatschappij concessie te verleenen
voor den aanleg en de exploitatie van een stoom
tramweg van het station van den Staatsspoorweg
tot den Harlingerstraatweg, onder de navolgende
voorwaarden
Art. 1.
De stoomtramweg tussclien het station van den
Staatsspoorweg en den Harlingerstraatweg zal
loopen van het station bovengenoemd door de
Sophialaan, westwaarts ombuigende langs de Wil
lemskade Z.Z., over de brug over de Harlingervaart,
dwars over den Westersingel, over particulier terrein,
beoosten den verschwatervijver der gemeente naar
het tramstation aan de Vrouwenpoort en vandaar langs
den Harlingersingel naar den Harlingerstraatweg.
Art, 2.
De concessie eindigt op 1 Januari 1960, behoudens
de gevallen van geheele of gedeeltelijke intrekking.
De concessionaris is verplicht, indien dit door
den gemeenteraad gedurende den loop der concessie
wordt verlangd over zulk een gedeelte van het
binnen de gemeente gelegen traject als door den
gemeenteraad zal worden aangewezen, de voort
beweging barer treinen door stoomvermogen te
vervangen door electrische tractie.
Daarbij zullen de bepalingen gelden als tusschen
het gemeentebestuur en de concessionaris in der
minne zullen worden overeengekomen en bij ver
schil te bepalen als in het eerste lid van art. 22
(der bij raadsbesluit van heden verleende concessie
voor den aanleg en de exploitatie van een stoom
tramweg van Leeuwarden in directe verbinding
met de lijn DrachtenVeenwouden) is geregeld.
Dit verlangen kan door don gemeenteraad niet
vóór 1 Januari 1921 worden uitgesproken.
Art. 3.
De Harlingervaartsbrug en de daarbij behoorende
werken worden door de gemeente onderhouden.
De kosten van het onderhoud, zoomede van
eventueele vernieuwing der in het vorige lid bedoelde
brug en werken worden voor de helft door de con
cessionaris gedragen.
De beslissing omtrent de noodzakelijkheid van
vernieuwing blijft aan Burgemeester en Wethouders.
Art. 4.
De gemeente zal te allen tijde het recht hebben
om de binnen de gemeente liggende trambanen of
gedeelten daarvan als openbare straat te doen aan-
297
i"
-
"^ür