Bijlage tot het verslag der handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Litt. A. Advies der Commissie voor de gemeentelij Ice gasfabriek. Aan Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. In de vergadering onzer Commissie van den 17en Juni 1907 werd door onzen voorzitter mede- deeling gedaan van een door Uw College aan haar om advies toegezonden schrijven van Jhr. Mr. W. C. G. van Eijsinga en anderen, waarin concessie werd gevraagd voor de oprichting eener blok-centrale ter verlichting van het stadsgedeelte, gelegen tus- schen Wirdumerdijk, Nauw, Waeze en Nieuweweg. Naar aanleiding van deze aanvraag werd, na uit voerige gedachtenwisseling, besloten Uw College te adviseeren om afwijzend op dit verzoek te be schikken, omdat de oprichting van particuliere blok-centrales de eventueele totstandkoming eener gemeentelijke electrische centrale, waartoe binnen langoren of kortoren tijd wel zou worden beslotem misschien in den weg zou staan of althans zou bemoeilijken, terwijl de door concessionarissen met hunne onderneming opgedane ervaring voor de gemeente van weinig of geen nut zou kunnen zijn, tengevolge van de zeer bijzondere omstandigheden, waaronder zij hun bedrijf zouden uitoefenen. De Commissie achtte de kwestie der electrische verlichting en kracht-levering voor deze gemeente echter van genoeg belang, om naast dit advies, tot Uw College het verzoek te richten, haar een onderzoek naar de wenschelijkheid en mogelijkheid van de oprichting eener Gemeentelijke Electrische Centrale te willen opdragen. In antwoord op deze vraag ontving onze Com missie in hare vergadering van den 13e" Juli daar aanvolgende een schrijven van Uw College, waarbij zij werd uitgenoodigd het bovengenoemde onder zoek in te stellen. In de eerste plaats diende nu door de Commissie te worden uitgemaakt welke werkwijze door haar bij dit onderzoek zou worden gevolgd. En aange zien toen juist was verschenen het „Eapport der Commissie tot onderzoek naar de wenschelijkheid der oprichting eener electriciteitsfabriek voor de gemeente Zwolle", eene gemeente, die ten opzichte van haar zielental en hare plaatselijke gesteldheid bij eene oppervlakkige beschouwing veel overeen komst met Leeuwarden vertoont, meende men voor- loopig niet beter te kunnen doen, dan van dit in vele opzichten uitnemend rapport nauwkeurig kennis te nemen. Bij de bestudeering daarvan bleken echter reeds aanstonds zoovele vragen van technischen aard te rijzen, dat het der Commissie noodzakelijk voor kwam van den beginne af aan de voorlichting van eenen deskundige in te roepen. Het besluit daartoe werd genomen in hare ver gadering van den 3en Augustus en de Hoer J. G. Bellaar Spruijt te Maastricht, vroeger onder-direc teur der Gemeentelijke Lichtfabrieken te Haarlem en op dat oogenblik verbonden aan een technisch bureau, uitgenoodigd om zich met die taak te willen belasten. Bij het doen dezer keuze had de Com missie zich laten leiden door de overweging, dat er zoovool mogelijk naar moest worden gestreefd om de voorlichting te verkrijgen van iemand, die geheel vertrouwd was met de eischen der praktijk en door den aard zijner betrekking geacht mocht worden geen belang te hebben bij de al of niet tot standkoming der electrische centrale. Aan deze beide eischen voldeed de benoemde baars inziens geheel. Nadat de heer Bellaar Spruijt verklaard had zijne benoeming te aanvaarden, werd den 30" September een eerste samenkomst met hem gehouden, waarin hoofdzakelijk do navolgende onderwerpen een punt van bespreking uitmaakten. Het nemen eener beslissing op grond van het Zwolsche rapport moest ten sterkste worden ont raden, omdat de toestanden aldaar, hoe gelijk oogen- sehijnlijk misschien ook met die in onze gemeente, bij nauwkeurig onderzoek ongetwijfeld zouden blijken in menig opzicht met de onze te verschillen, maar bovenal omdat de electrotechuiek sinds dien weder zulke belangrijke vorderingen had gemaakt, dat de daarin genoemde cijfers reeds niet meer als vol komen juist mochten worden beschouwd. Het instellen van een onderzoek naar het waarschijnlijk te verwachten aantal aansluitingen zou geene positieve resultaten opleveren. Ook in Haarlem en Groningen had men dit middel niet aangegrepen, omdat men er volstrekt geen heil van verwachtte. En in Leiden waar aan allen van wie met eenig recht aansluiting mocht worden verwacht, circulaires werden toegezonden, werd daarvan slechts een enkele terug ontvangen. De ervaring heeft dan ook geleerd, dat velen die aan sluiting aan eene electrische centrale hadden toe gezegd, bij de totstandkoming, daarop, soms nog te elfder ure, terugkwamen, terwijl het tegenover gestelde in niet minder mate voorkwam. Het gevaar, dat eene electrische centrale het gasverbruik op den duur aanmerkelijk zou doen afnemen, is gebleken geheel denkbeeldig te zijn. Verschillende uitspraken van ter zake deskundigen zouden kunnen worden bijgebracht om deze bewering te staven. Ook de heer Neurdenburg, onze advi seur in zake de uitbreiding der gasfabriek, noemde de electriciteit de gangmaker voor het gas. Maar het sterkst blijkt dit wel uit het feit, dat te En schedé, waar eene centrale werd gebouwd mede ter ontlasting van de te klein geworden gasfabriek, juist tengevolge van dien bouw eene geheel nieuwe gasfabriek noodzakelijk is geworden. De verklaring van dit algemeen waargenomen verschijnsel moet hierin worden gezocht, dat velen van die winkeliers, die om de duurte van den nieuwen aanleg en van 310 Bijlage tot het verslag der handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 32. het electrische licht zelf nog niet tot aansluiting willen overgaan, meer gasverlichting gaan aan brengen, om zoodoende althans eenigszins gelijken tred met hunne concurrenten te houden. Plaatsen van de grootte van Leeuwarden staan ten opzichte van de mogelijkheid van het slagen eener electrische centrale zoo ongeveer op do grens. Dit zal afhangen van allerlei omstandigheden, die van te voren niet zijn te overzien. Omtrent het vermoedelijk aantal aansluitingen valt niets met zekerheid te zeggen en een raming kan slechts worden gemaakt door vergelijking met andere ge lijksoortige steden. Eene electrische centrale zal zonder eenigon twijfel in hooge mate medewerken tot bevordering van de klein-industrie en handwerksnijverheid en deze tot grooten bloei kunnen brengen. Velschil lende ambachten, die zich voorhoen met handkracht behielpen, zullen zich van electrische drijfkracht gaan bedienen, omdat de electromotoren weinig plaatsruimte innemen en zeer gemakkelijk te be dienen zijnomdat zij economischer werken en daarbij geene vaak moeilijke transmissie's voor komen. Omtrent deze kwestie komen zeer belang rijke beschouwingen en gegevens voor in het rapport voor de gemeente Delft, pag. 6 enz., waarvan een exemplaar bij de stukken is gevoegd. De door Zwolle ingeslagen weg om oen soort proef-installatie te maken is bepaald niot aan te bevelen. Vooral het kabelnet moet terstond op zulk eene capacitoit worden aangelegd, dat daaruit later de vertakkingen voor de gelieele stad ge trokken kunnen worden. Hot gevolg daarvan is natuurlijk, dat de eerste aanleg aanmerkelijk duur der zal worden, maar daardoor wordt dan ook voor komen, dat later nog grootere kosten gemaakt moeten worden. Het is trouwens de vraag of het eigenlijk wel opgaat voor gemeente-geld eene elec trische centrale te bouwen en slechts een gedeelte der ingezetenen in de gelegenheid te stellen, om hot product te verkrijgen. Nadat den heer Bellaar Spruijt de gelegenheid was gegeven om zich van de plaatselijke gesteld heid van Leeuwarden voldoende op de hoogte te stellen en hem alle gewenschte inlichtingen en ge gevens omtrent aantal en plaats der in deze ge meente aanwezige stoommachines en motoren waren verstrekt, werd hem door Uwe Commissie de op dracht gegeven om een rapport samen te stellen, waaraan hij zou moeten toevoegen zijn advies om trent de oprichting eener electrische centrale te dezer stede. Inmiddels werd in onze vergadering van den 25en October een schrijven van den electricien Slager ontvangen, inhoudende verzoek om draden over den publieken weg te mogen spannen en door Uw College in onze handon gesteld om advies. In afwachting van de omtrent de oprichting eener gemeentelijke centrale te nemen beslissing werd dit schrijven door ons voorloopig ter zijde gelegd. Ter voldoening aan de hem verstrekte opdracht ontvingen wij don 8" November 1908 van den Heer Bellaar Spruijt nevensgaand rapport met bijlagen, eindigende met deze conclusie„De oprichting „eener centrale heeft echter voor eene gemeente „als de Uwe niet zoo'n haast, dat daarvoor niet „een gunstig tijdstip afgewacht zou kunnen worden. „Als ik wel ben ingelicht heeft Uwe gemeente in „dit jaar eene aanzienlijke som ten koste moeten „leggen aan do verbetering van de gasfabriek en „heeft zij besloten tot het verplaatsen van het „aschland, waarmode eveneens een aanzienlijk kapi taal is gemoeid. Ik zou U daarom in overweging „willen geven, met het voorstel tot het oprichten „eener centrale te wachten, totdat de druk, die door „de gemaakte werken wordt veroorzaakt, zoover „verminderd zal zijn, dat de lasten der centrale „gedragen kunnen worden, zonder dat daarvoor „eene aanmerkelijke verhooging van den hoofde- „lijken omslag noodig zal zijn". In dit rapport wordt aangetoond hoe door de uitvinding van nieuwe gloeilampen en goedkoopere machines de verhouding tusschen den prijs van electrisch licht en dien van gas langzamerhand gunstiger is geworden, waardoor de kans van slagen voor eene electrische centrale aanmerkelijk is toe genomen. Op dit oogenblik toch is die verhouding- gelijk '2 staat tot 1. De rapporteur blijkt verder van meening, dat electrisch licht voor alle winke liers gewenscht is, maar dat het voor sommigen, zooals bloemisten en juweliers bijna onmisbaar ge noemd moet worden, terwijl hot voor ziekenhuizen en schouwburg- of concertzalen groote voordeelen oplevert. Hij deelt mede, dat zijns inziens vele gasmotoren en kleinere stoommachines langzamer hand door electromotoren vervangen zullen worden omdat deze veel lager in prijs zijn en bij uitbrei ding van een bedrijf zeer gemakkelijk bijgeplaatst kunnen worden en dat verschillende ambachtslieden, die zich tot nu toe met de zoo uiterst dure hand kracht behielpen, tot het in gebruiknemen van electromotoren zullen overgaan. Tot nadere toe lichting van een en ander geeft hij eenige cijfers uit de jaarverslagen der gemeente Haarlem. Verder betoogt hij, dat de electrische centrale moet worden ingericht op het grootste gelijktijdige verbruik, omdat bij het voor Leeuwarden ge wenscht geachte stroom-systeem van bewaren der electriciteit in accumulatoren geen sprake kan zijn. Na uitvoerige beschouwingen over den te vragen stroomprijs, die voor drijfkracht aanmerke lijk lager kan en mag zijn dan voor verlichting en over de twee door hem opgemaakte exploitatie rekeningen, geeft hij als zijn gevoelen te kennen, dat in het algemeen gesproken eene electrische centrale voor onze gemeente als gewenscht be- 311

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 156