A. Terreinf 1- B. Gebouw. Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Het eerst genoemde systeem heeft, vooral in den aanvang van het bedrijf en voor stations, die slechts een kleine levering van stroom voor drijfkracht te verwachten hebben, verschillende voordeelen boven het draaistroom-systeem. Bij gelijkstroom is het, zij het dan ook met betrekkelijk hooge kosten, mogelijk om de electri- citeit te verzamelen in zoogenaamde accumulatoren. Nu zijn de machines bij het begin van het bedrijf altijd te groot voor de levering. Door een accu mulatoren-batterij kan men dus do machines kort, en betrekkelijk goed belast laten loopen, waardoor aan personeel, kolen en smeermiddelen wordt ge spaard. Bij stations, die bijna alleen stroom voor verlichting leveren, duurt de eigenlijke stroom- levering betrekkelijk slechts kort, ongeveer 2500 uur per jaar, terwijl gedurende den verderen tijd alleen de leidingen onder spanning gehouden moeten worden en slechts weinig elcctricitcit wordt afgeleverd. Ook dan geven de accumulatoren een aanmer kelijke besparing. Een accumulatoren-batterij is verder van niet te onderschatten waarde, doordien zij, ingeval van plotselinge machinedefecten, in de stroomlevering kan voorzien totdat een andere machine aangezet is. In ons land zijn o. a. de stations van Haarlem, Groningen, Utrecht en Arnhem, als gelijkstroom" centralen met een spanning van 2 X 220 vol^ uitgevoerd. Een bezwaar van gelijkstroom-stations in het alge meen is, dat hun netten weinig elastisch zijn. Wanneer een aansluiting op een eenigszins verwijderd punt, of een, die een betrekkelijk groot vermogen vraagt, gemaakt moet worden, is het niet voldoende er een geleiding heen te brengen het geheele net moet worden uitgebreid. De daaraan verbonden kosten maken, dat dikwijls van overigens zeer ge- wenschte aansluitingen moet worden afgezien. De stations met 2 X 220 volt hebben bovendien het nadeel, dat de gloeilampen voor die spanning- minder zuinig zijn dan die voor lagere spanning en dat de booglampen met 4 of 5, resp. 2 stuks tegelijk gebrand moeten worden, terwijl ook zij voor gelijke lichtsterkte meer electriciteit verbruiken. Die bezwaren doen zich nu juist in kleinere plaatsen het sterkst gelden. Het 10 a 20 °/0 grootere stroomverbruik van de gloeilampen kan maken, dat het debiet daalt onder dat, waarbij een centrale nog rendabel kan zijn, terwijl het aantal winkels, dat 4 of 5 boog lampen kan branden, zeer klein is. Neemt men bij gelijkstroom een lagere spanning, dan wordt het kabelnet aanmerkelijk duurder en de elasticiteit nog geringer. Ik heb daarom een centrale geprojecteerd, die draaistroom zou leveren met een spanning van 3000 volt. Die spanning wordt op verschillende plaatsen van de stad getransformeerd in eene van 3 X 220 volt, waarmede de stroom door een laas:- J O spannings-verdeelnet aan de verbruikers wordt toe gevoerd. Aan de drie geleidingen mot 3 X 220 volt, is een vierde, zoogenaamde nulleiding, toegevoegd en deze vier zijn telkens tot een kabel vereenigd. Deze combinatie maakt het mogelijk om den stroom voor verlichting te leveren onder een spanning van 127 volt en voor drijfkracht onder een van 220 volt. In ons land zijn o.a. in Den Haag en in Leiden stations volgens dat systeem uitgevoerd, terwijl er in Nijmegon een in aanbouw is. Een dergelijk draaistroom-station heeft het be zwaar, dat voor het onder spanning houden van de geleidingen steeds een machine moet lcopen, die, vooral in het begin van het bedrijf, gemiddeld met een zeer ongunstige belasting werkt. Het kolen- verbruik per kilowattuur zal daardoor in de eerste jaren zeer hoog zijn, terwijl ook de kosten voor bediening zeer zwaar zullen drukken. Ik meen echter, dat dat bezwaar niet kan op wegen tegen het gemak dat een draaistroom cen trale geeft bij het aansluiten van groote of van meer verwijderd gelegen verbruikers. Voor de beschrijving der centrale kan ik verwijzen naar de toelichting van de bij dit rapport behoo- rende begrooting. Ik wil daarbij alleen nog opmerken, dat voor machines van de grootte, zooals die voor Leeuwar den noodig zouden zijn, ook turbines in aanmerking komen. Mocht Uwe gemeente te eeniger tijd besluiten om een centrale te bouwen, dan zou de keuze der machines nog eens overwogen moeten worden. Ik projecteerde stoommachines, omdat die goedkooper in aanschaffing zijn en ook het gebouw en de water toevoer goedkooper uitvallen. De snelloopende machines hebben even weinig bediening en onder houd noodig, zoodat in dit geval het voordeel alleen zou liggen in het gemakkelijker parallel schakelen. Oorspronkelijk heeft het niet in mijn bedoeling gelegen aan dit rapport een ontwerp van een cen trale toe te voegen. Waar echter in ons land slechts weinig kleine draaistroom-stations bestaan en de prijzen in de laatste jaren veranderd zijn, achtte ik het later beter dat ontwerp bij te voegen. Uit het hierbij gevoegd uittreksel uit de Statis tieken der „~V ereinigung der Electricitiitswerke", waarin ik ook het geraamde cijfer voor Loeuwarden invulde, zal U blijken, dat de bouwkosten laag zijn. Behalve door de lagere kabelprijzen, wordt dit in hoofdzaak veroorzaakt door de keuze van het machine-tvpe, dat niet kostbaar is en waardoor met een klein gebouw zonder onderkeldering vol staan kan worden. Exploitatie-Rekeningen. De in de exploitatie rekeningen opgenomen verbruikscijfers voor den 318 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. ÏIO. 3ï2. stroom zijn geschat op de wijze, die ik in het be gin van dit rapport aangaf. Die cijfers zijn ingevuld in de uittreksels uit de statistieken, die hieraan zijn toegevoegd. Bij de vergelijking van die cijfers met die van de Duitsclie steden met een aantal inwoners dat ongeveer gelijk is aan dat van Leeuwarden, zal U blijken, dat zij niet hoog geraamd zijn. Nu is het echter bekend, dat in Duitschland over het algemeen betere resultaten met electrische stations worden bereikt dan in ons land. Aan de hand van de statistische gegevens zou ik mij dan ook genoopt gezien hebben om het stroomverbruik voor verlichting lager te ramen, wanneer ik niot gemeend had, dat de nieuwe lampen een zeer gun- stigen invloed zullen hebben en wanneer niet de voor Leeuwarden aangegeven eenheidsprijzen veel lager waren dan die der Duitsche stations. De vergelijking voor de directe bedrijfskosten, zooals ik die voor Leeuwarden raamde, met die der Duitsche stations, doet blijken, dat de geraamde cijfers zeer wel bereikt kunnen worden. Voor het overige kan ik weder verwijzen naar do toelichting tot de exploitatie-rekeningen. Conclusie. Dat de oprichting van een centrale voor de levering van electriciteit voor licht en beweegkracht voor de ingezetenen Uwer gemeente wonschelijk is, behoeft wel geen betoog. Het is echter een andere vraag, of de lasten, die door de stichting van een dergelijk bedrijf aan Uw gemeente worden opgelegd, tegen de voor deeion opwegen of de in eerste jaren te lijden verliezen later terug gevonden zullen worden, en of het nu een gunstig tijdstip is om die lasten aan Uw gemeente op te leggen. Naar mijn meening wordt het voordeel eener electrische centrale met verliezen, zooals ik die in de eerste jaren voor de centrale raamde, niet te duur betaald en dat te minder waar met vrij groote zekerheid aangenomen mag worden, dat het bedrijf later winsten zal afwerpen. De oprichting eener centrale heeft echter voor een gemeente als de Uwe niet zoo'n haast, dat daarvoor niet een gunstig tijdstip afgewacht zou kunnen worden. Als ik wel ben ingelicht heeft Uwe gemeente in dit jaar een aanzienlijke som ten koste moeten leggen aan de verbetering van de gasfabriek en heeft zij besloten tot het verplaatsen van de asch- staal, waarmede eveneens een aanzienlijk kapitaal is gemoeid. Ik zou U daarom in overweging willen geven, met een voorstel tot het oprichten eener centrale te wachten, totdat de druk, die door de gemaakte werken wordt veroorzaakt, zoo ver verminderd zal zijn, dat de lasten der centrale gedragen kunnen worden, zonder dat daarvoor een aanmerkelijke verhooging van den hoofdelijken omslag noodig zal wezen. SPRUIJT. Maastricht, 7 November 1908. 2. Raming van kosten voor een Electrische Centrale. 1. Schakelruimte werkplaatsen kamer-chef, privaten, magazijn (dienst- gebo 10,350. 2. Machinekamer 13,600.— 3. Ketelhuis met bemetselingen V 22,400.— 4. Schoorsteen n 5,000.— 5. Rioleering 2,000.— 6. Bestrating 1,000.— 7. Ophooging n 2,000.— 8. 1,000.— 9. Stoomverwarming 1,500.— 10. Meubilair, closets, waschbak- ken, enz 1,000.— 11. Onvoorzien en ter afronding 2,650. 62,500.— C. Machine-installatie. 1. 3 Cornwall Stoomketels voor een stoomdruk van 10.3 K.G./cM'2., ieder met een verwarmend oppervlak van 50 M2., compleet met alle fijne en grove appendages, f 2,800. 2. 3 Oververhitters, ieder met een verwarmend oppervlak van 25 M2., met alle appendages, 1,100. 3. 1 EcoDomiser, bestaande uit 88 pijpen, met deflectoren en draai- schuiven 4. 2 electrisch gedreven ketel- voedingspompen, ieder voor een capa citeit van 4000 L. per uur, 800. 5. De benoodigde stoom- en water leidingen, voor machines, ketels en pompen 6. 1 Olieafscheider Transporteeren 8,400.- 3,300.— 1,760. 1,600. 4,200.- 750~ 20,010.— 319

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 160