Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909.
die het cijfer 20 in 15 wil veranderen, ten onrechte
in zijn toelichting opneemt dat metaalbewerkers,
stucadoors, steenhouwers e.a. moeilijk 20 vakge-
nooten, die hetzelfde beoogen, kunnen bijeenbren
gen. De metaalbewerkers-organisatie telt momen-
taneel 33 leden, de stucadoorsvereeniging 24 leden.
Tegen b van art. 7 van het ontwerp is geen be
zwaar, men vindt het in mijn art. 7 onder 2° voor
het voornaamste deel terug.
Tegen c van art. 7 van het ontwerp is groot
bezwaar, zoodat het niet als toetredingseisch voor
de vereeniging kon worden overgenomen. Geen
enkele bond van vakarbeiders sluit personen bene
den de 20 jaar van het lidmaatschap uit, zoodat
geen vakvereeniging zou kunnen toetreden en der
halve de verordening scheurpapier wordt. De leef
tijd kan ons geheel koud laten.
d. van art. 7 van het ontwerp is overgenomen
en te vinden onder 3°. van mijn artikel 7.
Alsnog is door mij als voorwaarde voor toelating
der vereeniging opgenomen de eisch dat de ver
eeniging zij een vakvereenigingd. i. een vereeni
ging van arbeiders in hetzelfde bedrijf of in on
middellijk aanverwante bedrijven werkzaam, bijeen
gekomen ter verbetering hunner maatschappelijke
positie, door te trachten invloed uit te oefenen op
de arbeidsvoorwaarden.
Door Burgemeester en Wethouders is als eisch
gesteld dat de vereeniging zij „een vereeniging van
vakgenooten" (zie art. 6 ontwerp); Burgemeester en
Wethouders stellen dus de toetreding ruimer en
motiveeren dit in hun toelichting op art. 6, waar
zij erkennen van het principe van het Gentsche
stelsel af te wijken en „in zekeren zin een com
promis tusschen het Gentsche en het Noorsche
stelsel in 't leven te willen roepen. Het denk
beeld is overgenomen van Amersfoort, in welke
gemeente men Gent „verbeterd" heeft.
Op zichzelf doet het al eenigszins vreemd aan,
te moeten hooren dat men van uit Amersfoort
een gemeente waar toch niet in de eerste plaats
het beste terrein voor proefnemingen met werk-
loozenverzekering te vinden is het Gentsche
stelsel gaat rectificeeren.
Wie met de litteratuur over het werkloozen-
vraagstuk eenigszins bekend is, staat tegenover
die blijde boodschap ietwat wantrouwend en
denkt aan de talrijke pogingen, jarenlang in het
buitenland aangewend, tot het vinden van een goed
bruikbaar systeem van tegemoetkoming in de gel
delijke gevolgen van werkloosheid buiten armenzorg
om. Hij herinnert zich de methodes: Bazel, Bern,
St. Gallen, KeulenLeipzig, Boulogna, Koorwegen,
etc. en hoe alleen het Gentsche stelsel en dan nog
slechts voor zoover dat met de vakvereenigingen
werkt, succes mocht sorteeren. Dat dit deel daarop
is overgenomen in Fransche, Duitsche en Italiaan-
sche steden (Milaan) en ook daar voldoet.
Men vraagt zich af waartoe dan hier een nieuwe
proefneming noodig is in een gemeente waar men
toch anders met het nieuwe zoo bijster voorzichtig
omgaat en b.v. tegen een verordening op de winkel
sluiting werd geageerd met het argument dat men
„dergelijke proefnemingen maar door andere ge
meenten moet laten nemen". De Amersfoortsche
verordening is van 29 September 1908; van een
beroep op de ervaring kan dus nog geen sprake zijn.
Bezien wij nu, wat wij gemakshalve het Amers
foortsche systeem zullen noemen „het toelaten van
vereenigingen van vakgenooten", dan blijkt dat dit
denkbeeld niet in Amersfoort geboren is maar al
vaker werd geventileerd en als ondeugdelijk
verworpen.
Reeds in 1903 had een Amsterdamsche commissie
een soortgelijk plan van werkloozenverzekering ont
worpen, waarbij naast georganiseerden in vakver
eenigingen, ook ongeorganiseerden zich speciaal
voor de verzekering zouden vereenigen en toeslag
verkrijgen. B. en W. hebben daarop een voordracht
ingediend, waaruit ik excerpeer
„In tegenstelling (daarvan) was de subcom
missie, aan wie door de commissie was opge
dragen de vraag te beantwoorden, in uw ver
gadering van den 29sten Juni 1904 gesteld,
van meening, dat langs dezen weg niet de
resultaten zijn te bereiken, welke men zich
voorstelde; dat integendeel de plaatselijke
omstandigheden het meer gewenscht maken een
regeling te zoeken, die zich nauwer aan het
in Gent gevolgde systeem aansluit.
Ook wij zijn van oordeel, dat, wil men een
verzekering tegen de werkloosheid met gemeen
telijken steun tot stand brengen, deze verzeke
ring zooveel mogelijk zal moeten steunen op
bestaande organen, in casu de vakvereenigin
gen. Het is uitermate moeilijk nieuwe vereeni
gingen in het leven te roepen, vooral meteen
beperkt doel, zooals de werkloosheidsverzeke
ring is. De vakvereenigingen hebben nog tal
van andere belangen op het oog, en de prikkel
om zich hierbij aan te sluiten en zich het offer
van wekelijksche contributiebetaling te getroos
ten, is daardoor belangrijk grooter dan die zou
zijn voor aansluiting bij dergelijke vakbonden
tot een bijzonder doel. Wij zijn daarom van
oordeel, dat het niet gewaagd is het vermoe
den uit te spreken, dat de door de commissie
bedoelde vakbonden weinig levensvatbaarheid
zouden blijken te bezitten.
Dat men er in het buitenland evenzoo over
denkt blijkt hieruit, dat men in bijna alle groote
steden van België het stelsel van Gent heeft
aangenomen of pogingen in het werk stelt ver
zekering op dien grondslag in te voeren. De
zelfde gedragslijn volgde de Fransche Staat en
de Societa Umanitaria te Milaan, terwijl de
78
Bijlage tot het verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. HO. 3.
door de Deensche regeering ingestelde com
missie hare plannen op denzelfden grondslag
heeft uitgewerkt.
Hén bezwaar blijft bestaan. Indien men het
toekennen van een gemeentelijken bijslag af
hankelijk stelt van het lidmaatschap van de
bestaande vakorganisaties, worden niet alle een
bepaald beroep uitoefenende personen bereikt.
Zooeven is reeds aangestipt, dat men te Gent
en in andere steden, waar de steun van ge
meentewege op denzelfden grondslag geregeld
is, deze moeilijkheid tracht te ondervangen
door aan niet-georganiseerden aanspraak op hulp
te geven, indien zij bij een spaarkas een be
paald bedrag bespaard hebben. Maar zoo buiten
gewoon snel als de verzekering door middel
van de vakvereenigingen zich zoowel te Gent
als elders in België heeft ontwikkeld, zoo
gering was de uitwerking van verzekerings
kassen voor ongeorganiseerden. Toen te Gent
de totale mislukking van deze kas bleek, heeft
men mildere bepalingen gemaakt, doch eveneens
zonder succes. Men stuitte af op de apathie,
den onwil of het wantrouwen van den werk
man. Ware van den aanvang af bepaald, dat
de uitkeering alleen gegeven zou worden aan
leden van vakvereenigingen, de uitslag zou niet
veel anders geweest zijn dan hij nu is.
Op deze gronden kunnen wij ons geheel met
de uitspraak van de subcommissie vereenigen,
dat „de goed georganiseerde vakvereeniging voors
hands het eenige milieu iswaarin de werkloosheid
verzekering goede kans van slagenheeft en zijn
wij met haar van oordeel, dat het Gentsche
stelsel op den voet moet gevolgd worden, met
dien verstande, dat moet worden afgezien van
een verzekeringskas voor niet bij een vak
vereeniging aangesloten werklieden.
Ook te Groningen vond men in de ontwerp
verordening van Burgemeester en Wethouders de
voorwaarde
„om toegelaten te worden moet de vereeniging
zijn een werkliedenvereeniging van vakgenooten"
(Amersfoortsch systeem).
Hierop werd in de raadsvergadering een amen
dement ingediend door den heer L. Kruze, luidende
als eisch te stellen, „dat de vereeniging zij een
vakvereeniging".
De Raad aanvaardde dit amendement en maakte
daardoor ook te Groningen van oen vervalscht
Gentsch stelsel, een werkelijk Gentsch systeem.
De conclusies van de rede van den heer Kruze waren
1°. dat alleen de vakvereenigingen, die hare
leden kennen, in staat zijn controle uit te oefenen,
wat zoo noodig is voor het welslagen eener werk
loozenverzekering
2°. dat een vei'eeniging van vakgenooten bij
elkaar gekomen enkel met het doel om den ge
meentelijken bijslag machtig te worden, voor die
controle niet zoo in staat is, en door de laksheid
van deze lieden daarvoor ook niet geschikt zal
worden
3°. dat door een dergelijke bepaling in de ver
ordening vast te leggen, deze ongeorganiseerde
vaklieden, zich nog moeilijker tot organisatie zullen
laten brengen, waardoor de vakorganisatie in haar
werk wordt belemmerd, wat naar sprekers oordeel
niet mag gebeuren;
4°. dat wanneer het eens mocht komen tot de
oprichting van dergelijke vereenigingen van vak
genooten, deze door de praktijk zijn aangewezen
te mislukken en mitsdien een gevaar zijn voor het
welslagen dezer werkloosheid verzekering
5°. dat de vakorganisaties een hooger doel hebben,
n.l. voorkoming van werkloosheid, door invloed
uit te oefenen op de arbeidsvoorwaarden, wat een
groot gemeentebelang is omdat dan geen uitkeering
uit de gemeentekas behoeft te geschieden en voor
worklieden ook veel beter is omdat een werkloozen-
uitkeering altoos lager is dan het verdiende loon;
6°. dat door enkel toeslag te geven aan een
vakvereeniging niet die vereeniging wordt be
voordeeld, maar dat de gemeente enkel gebruik
maakt van deze vereeniging om haar doel te be
reiken, waarvoor anders geen gelegenheid bestaat
met kans op goeden uitslag.
Ik geef deze conclusies, wijl ze klaarblijkelijk den
Raad van Groningen tot de overtuiging brachten
dat het Gentsch stelsel te prefereeren was boven
het Amersfoortsch. Voor zoover echter uit de 3e
conclusie mocht worden opgemaakt dat het Gentsch
stelsel den groei der vakvereenigingen bevordert (het
staat niet in die conclusie maar ze kan tot die
gedachte leiden), wensch ik als mijn meening te
doen kennen dat zulks voor mij geenszins vaststaat.
Wel wordt de vorming van werkloozenkassen in
de vakvereenigingen door het Gentsch systeem sterk
bevorderd, daarvan liggen de bewijzen in cijfers
voorhandenomtrent den groei der vakvereenigingen
sluit ik mij voorloopig liever aan bij Stilting
(Staatshulp etc. pag. 7) waar die zegt
„Nog zou misschien voor het Gentsche stelsel
aangevoerd kunnen worden, dat het de arbei
ders indirect dringt tot organisatie. Dit is
echter, zooals hierboven reeds gezegd is, aan
gerechten twijfel onderhevig. Waar de voor
waarden de psychische en moreele voor
de organisatie aanwezig zijn, zullen zich van
zelf de organisaties vormenwaar dat niet het
geval is, zal ook de prikkel van overheidshulp
waarschijnlijk weinig invloed uitoefenen.
Dit bewijzen ook de ervaringen te Gent zelf,
waar zich geen nieuwe organisaties vormden en
het aantal aangesloten vakvereenigingen in per
sonen geen verandering onderging."
Heb ik nu Amsterdam en Groningen tegen het