Bijlage No. 6.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909.
de aanschrijvingen van Burgemeester en Wethouders
en aan de aanwijzingen en bevelen der politie, in
het belang van openbare orde en veiligheid gegeven.
Zij zijn verplicht op aanschrijving van Burge
meester en Wethouders den dienst over de lijn in
haar geheel of voor gedeelten daarvan tijdelijk te
staken of de rails met toebehooren tijdelijk op te
nemen of te verleggen, zonder daarvoor eenige
vergoeding of schadeloosstelling te kunnen vorderen.
Gedurende de exploitatie moet de straat steeds
vrij en onbelemmerd voor het verkeer blijven,
zoodat nimmer wagens of andere voorwerpen,
zoowel bij dag als bij nacht op de trambaan mogen
blijven staan.
Art. 17.
Concessionarissen vrijwaren de gemeente voor
alle schade, toegebracht aan derden terzake van
den aanleg der lijn, de vernieuwing en het onder
houd van de rails met toebehooren en van de tot
de lijn behoorende werken en ter zake van de
uitoefening der exploitatie.
Art. 18.
Concessionarissen zullen niet mogen overschrij
den de tarieven, die door Burgemeester en Wet
houders, concessionarissen gehoord, voor het vervoer
zullen worden vastgesteld, noch bij de exploitatie
mogen gaan beneden het door Burgemeester en
Wethouders vast te stellen minimum aantal dage-
lijksche ritten of den dienst later doen aanvangen
of eerder doen eindigen dan door Burgemeester en
Wethouders is bepaald.
Concessionarissen moeten de door Burgemeester
en Wethouders tot een getal van ten hoogste zeven
aan te wijzen ambtenaren kosteloos vervoeren op
doorloopende jaarkaarten.
Bovendien hebben de ambtenaren en beambten
der gemeente-politie, voor zoover zij, behalve de
commissaris en de inspecteurs, in uniform zijn ge
kleed, recht op kosteloos vervoer.
Art. 19.
Concessionarissen zijn niet bevoegd de concessie
over te dragen aan anderen, dan onder schriftelijke
goedkeuring van den Gemeenteraad.
Ter zake dezer concessie zullen concessionarissen
domicilio moeten kiezen binnen de gemeente
Leeuwarden. Van deze domiciliekeuze doen zij
mededeeling aan Burgemeester en Wethoxxders.
Aanschrijvingen, sommatien en dagvaardingen
moeten aan het gekozen domicilie geschieden.
Art. 20.
Bij kruising of aansluiting als bedoeld in artikel 12,
de aansluitingen voor zoover over onafgebroken
lengten van ten hoogste 200 M. van de lijn gebruik
wordt gemaakt, zullen concessionarissen een ver
goeding ontvangen, waarvan, bij gebreke aan over
eenstemming tusschen betrokkenen, het bedrag door
den Gemeenteraad in hoogste ressort zal worden
vastgesteld.
Wordt over onafgebroken lengten van meer dan
200 M. van de lijn gebruik gemaakt, dan is de
bepaling van het vorige lid mede toepasselijk en
zal bij het bepalen der vergoeding ook rekening'
worden gehouden met do concurrentie, die concessio
narissen eventueel van de nieuwe onderneming
ondervinden.
Art. 21.
Onverminderd de bevoegdheid, die de Gemeente
raad zich bij artikel 2 heeft voorbehouden, wordt ter
verzekering van de nakoming dezer voorwaarden
het volgende vastgesteld
a. indien concessionarissen aan eenig voorschrift
of eenige verplichting, hun krachtens een der arti
kelen 1, 4e lid, 16 en 18 gegeven of opgelegd,
niet of niet binnen den gestelden termijn zullen
hebben voldaan, zullen zij voor elke overtreding
eene boete verbexxren van vijf en twintig gulden
voor eiken dag of gedeelte van een dag, dat zij in
verzuim zijn
b. indien concessionarissen aan eenig voorschrift
van een der artikelen 4, le lid, 5, 7, 8, 9, 10, 11,
12, 13, 2e lid, 14 en 15 niet of niet binnen den
gestelden teimijn zullen hebben voldaan, zullen zij
voor elke overtreding eene boete verbeuxen van
tien gulden voor eiken dag of gedeelte van een
dag, dat zij in verzuim zijn.
Concessionarissen zullen deze boeten verschuldigd
zijn zonder dat eenige in gebrekestelling zal behoe
ven vooraf te gaan.
Burgemeester en Wethouders beslissen over de
toepassing en het bedrag der volgens dit artikel
verschuldigde boeten.
Concessionarissen hebben binnen 8 dagen, te
rekenen van den dag, waarop de beslissing van
Burgemeester en Wethouders schriftelijk te hunner
kennis is gebracht, beroep op den Gemeenteraad
die in hoogste ressort beslist.
De boeten, door concessionarissen verbeurd, moeten
binnen 14 dagen, te rekenen van den dag, waarop
de beslissing van Burgemeester en Wethouders
c. q. van den Gemeenteraad, schriftelijk te hunner
kennis zal zijn gebracht, ten kantore van den ge
meente-ontvanger worden gestort.
Leeuwarden, 190
De Raad voornoemd,
92
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. H'iil. ft(). ff.
VOORSTEL van den heer A. Duparc tot
het indienen van een verzoekschrift
aan de Tweede Kamer der Staten-
Gëneraal tot het verleenen van een
rijksbijdrage aan de gemeenten ten
behoeve van door haar opgerichte
hoogere burgerscholen voor meisjes.
Aan dón Raad.
Ondergeteekende heeft do eer, TT voor te stellen
1°. aan de Tweede Ivamer der Staten-Generaal
in te dienen een verzoekschrift, strekkende om in
het'door de Regeering bij haar aanhangig gemaakt
ontwerp tot wijziging en aanvulling van de wet
tot regeling van het middelbaar onderwijs op te
nemen een bepaling, waarbij aan de gemeenten
voor de door haar opgerichte openbare hoogere
burgerscholen voor meisjes, uit 's rijks kas subsidie
wordt verleend, evenals dit, bij aanneming van het
ontwerp, voor bijzondere hoogere burgerscholen,
zoowel voor meisjes als voor jongens, zal geschieden
2°. van dit verzoekschrift een afdruk te zenden
a. aan den Minister van Binnenlandsche Zaken
b. aan de raden der gemeenten, waar openbare
hoogere burgerscholen voor meisjes zijn gevestigd,
zijnde Amstei'dam, Arnhem, Deventer, Dordrecht)
's Gravenlxage, Groningen, Haarlem, Leiden, Rot
terdam en Utrecht, met uitnoodiging, aan de Tweede
Kamer hun instemming met het gedaan verzoek te
willen betuigen.
TOELICHTING.
In 1875 werd- door den Gemeenteraad besloten
tot oprichting van een middelbare school voor
meisjes met vijfjarigen cixrsus alhier.
Het geschiedde, nadat door den Minister van
Binnenlandsche Zaken, bij schrijven van 3 April
1875,' no. 41, afd. V, aan Burgemeester en Wet
houders was te> kennen gegeven, dat hij niet onge
zind was, door middel van een rijkssubsidie de op
richting te helpen bevorderen.
Ka verdere briefwisseling tusschen Buigemeester
en Wethouders eix den Minister, werd bij Koninklijk
besluit van 16 Februari 1876, no. 9, voor dat jaar
en vervolgens, tot wederopzegging, een jaarlijkscli
rijkssubsidie van f 5000.ten behoeve der school
toegekend.
Tot en met 1884 had de uitkeering plaats.
Bij de behandeling der staatsbegx-ooting voor
1885 werd echter, met de meerderheid van één
stem, aangenomen een amendement, om het sub
sidie voor de Leeuwarder school en eveneens voor
gelijke inrichtingen op andere plaatsen van de
begrooting. te schrappen.
Herhaalde pogingen, zoowel van Burgemeester
en AVothoudex-s, als van den Raad, het laatst in
1892, om de Regeering te bewegen, liet subsidie
weder op do staatsbegrooting te brengen, mislukten.
Yan toen af meende de Raad in de zaak te
moeten berusten.
Thans echter acht ondergeteekende het geschikte
oogenblik aangebroken, om, zij het in anderen
vorm, op de zaak terug te komen.
Het' zal den Raad niet onbekend zijn, dat' in hot
vorige jaar door de Regeering bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal is aanhangig gemaakt
een wetsontwex-p tot wijziging en aanvulling van
de wet tot regeling van het middelbaar ondexwijs.
Volgens art. II van dit wetsontwerp wordt, onder
de daarbij gestelde voorwaarden, aan de besturen
van bijzondere hoogere burgerscholen met drie-
jarigeix en met vijfjarigen cursus uit' 's rijkskas
subsidie verleend.
Bij het voorloopig onderzoek van het wetsontwerp
in de afdeelingen der Tweede Kamer maakte deze
bepaling, gelijk wel was te verwachten geweest,
eexx punt vaxx bespreking uit.
In S 7 van het'Voorloopig verslag, bladz: 7 en 8,
staat het volgende er over geschreven
„Van sommige zijden werd' er de aandacht op
gevestigd, dat doze wetswijziging de eerste maat
regel van rijkswege is, die kan strekken ter be
vordering van het middelbaar onderwijs voor meisjes.
Dat toch de nieuwe bepaling ook voor hoogere
burgerscholen voor meisjes gelden zal, scheen dezen
leden niet twijfelachtig toe, al wordt het noch in
het ontwerp, noch in de memorie van toelichting
met zooveel woorden gezegd. Met voldoening con
stateerden zij dezen vooruitgang, maar zij vonden
daarin tevens aanleiding, er nog eens de aandacht
op te vestigen, dat het middelbaar' onderwijs voor
meisjes, wat rijkssteun betreft, in alle andei'e op
zichten ten zeerste achterstaat bij dat' onderwijs
voor jongens. Do openbare hoogere burgerscholen
voor meisjes worden in het geheel niet gesteund
door het Rijk. Men meende, dat'met het geleide
lijk dooi'dringen van andere opvattingen-omtrent de
opvoeding' van meisjes liet' tijdstip is gekomen,
hierin verandering te brengen. Een geheele reor
ganisatie van het middelbaar onderwijs voor meisjes
zal waarschijnlijk niet kunnen uitblijven, maax-, in
afwachting daarvan, dient reeds nu eenige meer
dere billijkheid ten opzichte van dat onderwijs van
rijkswege te worden betracht. Het schijnt wel
buiten twijfel, dat, indien bijzondex-e hoogere bur
gerscholen voor meisjes worden gesubsidieerd, de
openbax-e niet meer mogen worden verwaarloosd.
Men zoude gaarne van de Regeex-ing vernemen,
of- zij na het totstandkomen dezer wet desbe
treffende aanvragen in gunstige overwoging zal
nemen".
Het' antwoord der Rogeering was weinig bemoo-
93