Bijlage no. 7.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 7.
AANBIEDING van een gewijzigd ontwerp
eener verordening op het gemeen
telijk Werkloozenfonds. (Bijlagen
nos. 33 en 36 van 1908 en 3
van 1909).
Aan den Gemeenteraad.
De kennisneming van de onder dagteekening,
respectievelijk van den 15 December 1908, 25 en
30 Januari 1909 (bijlagen nos. 36 van 1908 en 3
van 1909) door de heeren Lautenbach, Duparc
en Besuijen ingediende amendementen op de
ontwerp-verordeningen op het werkloozenfonds en
de gemeentelijke arbeidsbeurs (bijlage no. 33 van
1908), heeft ons aanleiding gegeven tot de navol
gende beschouwingen en voorstellen.
Het amendement van den heer Lautenbach, van
wiens welwillende beoordeeling onzer voordracht wij
overigens met erkentelijkheid kennis namen, heeft
ons, in verband met de op pagg. 75 en 76 van bijlage 3
van 1909 voorkomende opmerking van den heer
Besuijen, hoewel het getal van 20 leden voor de
nader te bespreken toelating van vereenigingen
van vakgenooten tot het werkloozenfonds behouden
is. er toe geleid de bepaling aldus te stellen, dat
do toelating vervalt als het ledental tot beneden
15 daalt. Een ledental van 20 bij de toelating
te eischen schijnt ons, wil men inderdaad van een
vereeniging kunnen spreken, ook met het oog op
do grootte onzer stad, niet te veel. Elke daling
beneden de 20 maakt de aansluiting aan het fonds
dan echter niet dadelijk ongedaan, doch pas als de
bonedengrens van 15, die o. i. niet lager mag
worden gesteld, is bereikt. Eenzelfde stelsel vol
gen, behalve de verordening van Amersfoort, o. a.
de huishoudelijke reglementen voor do fondsen
van Amsterdam en Groningen.
Hoowel wij de noodzakelijkheid van de amen
dementen van den heer Duparc op het ontwerp-
arbeidsbeurs, die slechts een verandering van
redactie beoogen, niet inzien, worden deze, ter
besparing van tijd, door ons over genomen.
De amendementen van den heer Besuijen leiden
ons, naast het behouden van het beginsel dat niet
uitsluitend leden van vakvereenigingen uit het
fonds zullen kunnen trekken, waarover nader, tot
het aanbrengen van de twee navolgende aanvul
lingen, wat de eerste betreft eerder oene verduide
lijking in het voorstel betreffende het werkloozen
fonds
1. het opnemen daarin van de toelating der
vereenigingen en dientengevolge ook van do in
trekking dier toelating
2. het regelen van de toelating van in Leeuwar-
deradeel gevestigde vereenigingen en van het ver-
leenen van den bijslag aan ingezetenen dier ge
meente, leden van hier bestaande vereenigingen.
ad 1. Toegegeven mag worden, dat in de aan
geboden ontwerp-verordening duidelijker kan wor
den uitgedrukt dat eene vereeniging van vakge
nooten eerst moet zijn toegelaten, zullen hare leden
van den bijslag uit het gemeentefonds kunnen
genieten, al blijkt èn uit de toelichting èn bepaal
delijk uit art. 7, dat die toelating, waaromtrent
wij ons overigens voorgesteld hadden dat het
huishoudelijk reglement regelen zou geven, vooraf
moest geschied zijn. Art. 6 is nu met een tweede
lid, dat dienaangaande het gewenschte voorschrift
inhoudt, aangevuld. Voorts is art. 7 gesplitst in
twee artikelen 7 en 9 (nieuw). Art. 7 houdt de
eischen in waaraan de vereenigingen moeten vol
doen, willen zij worden toegelatenart. 9 die,
welke voor de werklieden individueel gelden.
Art. 8 (nieuw) regelt wanneer de toelating der
vereenigingen weder wordt ingetrokken.
ad 2. Evenmin is er bezwaar tegen gevonden
de boven sub 2 omschreven wijziging aan te
brengen. De plaatselijke gesteldheid kan er inder
daad toe leiden, dat in het weren óf van in
Loeuwarderadeel gevestigde vereenigingen, die im
mers onder hare leden ook ingezetenen onzer ge
meente kunnen tellen, óf van aldaar wonende leden
van hier bestaande vereenigingen, een onbillijkheid
gelegen is. Het spreekt echter van zelf dat onze
gemeente ter zake van die belangen, bij welke de
naburige gemeente betrokken is, geene kosten kan
dragen. Vandaar de voorgestelde aanvulling van
art. 2, art. 7 sub e, art. 8 sub en g en art. 9 sub b.
Dit laatste artikel heeft een op het oog vrij
ingewikkelden vorm verkregen. De gedachtengang,
die aan die bepaling ten grondslag ligt, komt op
het volgende neer. Behalve dat moet worden ge
regeld dat een werkman, wil hij den bijslag ont
vangen, ingezetene moet zijn, dient, nu ook ver
eenigingen uit Leeuwarderadeel tot het fonds
kunnen worden toegelaten, mede de beperking te
worden gesteld dat van die vereenigingen de leden
ingezetenen dier gemeente zijn, om te voorkomen
dat ten slotte iedereen, waar ook wonende, den
bijslag deelachtig zou worden, als men maar zorgde
dat de vereeniging in Leeuwarderadeel gevestigd
was. Veilig mogen evenwel worden uitgezonderd
die leden der vereeniging uit Leeuwarderadeel, die
in Leeuwarden wonen. Wederom is op het voor
geschreven, in den aanvang bedoelde, ingezetenschap
van Leeuwarden de uitzondering toegelaten voor in
Leeuwarderadeel wonende leden van hier gevestigde
vereenigingen, mits de naburige gemeente de onze
slechts schadeloos stelle.
De artt. 812 oud worden nu genummerd 101-1.
Opgenomen in art. 9 sub a (oud 7 sub is do
aanvulling, dat do commissie omtrent hetgeen aldaar
97