iffer; W 104 Bijlage No. 8. 105 HW1. I i Li:;" "'"illPi is HI ft-' HIl ISp-ii ill'' h i'»i ii1 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. tijd van één jaar benoemd door Burgemeester en Wethouders, die één hunner als plaatsvervangend voorzitter aanwijzen. Art. 14. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouder te bepalen tijdstips Leeuwarden 190 De Raad voornoemd, life 1 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. ÏIO. 8. AMENDEMENTEN van den heer Besuijen: u. op het nader voorstel van Burge meester en Weihouders tot vaststel ling van eene verordening op het gemeentelijk werkloozenfonds; b. op hun voorstel tot vaststel ling van eene verordening op de ge meentelijke arbeidsbeurs (bijlagen nos. 83 en 36 van 1908 en 3 en 7 van 1909). Aan den Gemeenteraad. De indiening van een gewijzigd ontwerp eener verordening op het gemeentelijk Werkloozenfondsdoor het College van Burgemeester en Wethouders, in welk gewijzigd ontwerp rekening is gehouden met een deel der door mij geopperde bezwaren en ver der enkele amendementen zijn overgenomen, maakt het voor mij noodzakelijk mijn amendementen te herzien en met de redactie van het nieuwe ont werp in overeenstemming te brengen. Ik meen naar den wensch van den Raad te handelen, wan neer ik naast de nieuwe formuleering van mijne amendementen welke men in achterstaande veror dening, met vette letter gedrukt, gelieve aan te treffen - tevens de opmerkingen van Burgemeester Wethouders aan mijn adres gericht, tracht te weer leggen. Het aantal en het gewicht der opmerkingen en argumenten van Burgemeester en Wethouders tegen de niet-overgenomen amendementen is van dien aard, dat ik mij vlei mot de hoop dat het College van Burgemeester en Wethouders of anders de Raad alsnog tot het aanbrengen van eenige noodzakelijke verbeteringen zal overgaan. Wil echter van een vruchtbare discussie in het belang van het ontwerp sprake zijn, dan komt het mij evenwel voor, dat het gewenscht is zich te onthouden van uitingen als te vinden op pag. 98 van het nieuw-ontwerp van Burgemeester en Wethou ders, waar men leest „Men houde toch de Werkloozen-verzekering op zuiver terrein en make de versterking van de vakvereenigingen niet tot haar eerst aan gewezen doel". Met welken grond Burgemeester en Wethouders met deze exclamatie voor den dag komen moet wel ieder onbevooroordeeld lezer van mijn amende menten etc., (Bijlage 3) een raadsel zijn. Men vraagt zich af, hebben Burgemeester en Wethouders niet gelezen wat door mij werd ge schreven op pag. 79, bijlage 3, waar ik als mijn meening te kennen geef, dat het voor mij geenszins vaststaat dat het Gentsche stelsel den groei der vak- vereeniging bevordert, dat ik mij aansluit bij Stilting (Staatshulp pag. 7) die eveneens meent dat het „aan gerechten twijfel onderhevig is of het Gent sche stelsel de vakvereeniging versterkt?" Waar men zich toch zoo rondweg omtrent het vraagstuk „al of niet versterking der vakvereeni ging" uitspreekt, daar gaat het toch voor Burge meester en Wethouders niet aan zijn tegenstander boud voor de voeten te werpen, dat hij als eerst aangewezen doel en dan zonder die bedoeling te laten blijken de werkloozenverZekering wil gebrui ken voor de versterking der vakvereeniging Natuurlijk sta ik tegenover de vakorganisatie wel zoo vriendschappelijk, dat ik ze gaarne op velerlei wijs zal trachten te bevorderen. Maar zijn wel licht Burgemeester en Wethouders van meening dat die organisatie door het Gentsche stelsel bevor derd wordt? Men zou meenen dat hier van Burgemeester en Wethouders het antwoord „Ja" op te wachten is. Dan zal ik toch zeer verlangend naar eenig positief bewijs voor die meening uitzien. Laat ik nu naast mijn en Stiltings oordeel een nog gedecideerder oordeel van mijn partijgenoot G. W. Sannes (in de Gemeente van 15 Maart j.l. te vinden) u voorleggen. Deze geeft antwoord op de vraag„Zullen bij het Gentsche stelsel de on georganiseerden niet in massa toetreden tot de organisatie, zonder haar een goed hart toe te dragen, maar louter en alleen om den gemeentelijken bij slag te verkrijgen Het antwoord is De praktijk leert (cursiveering van mij) „dat het bezwaar alleen op papier bestaat. „Wat te begrijpen is. „Want de ongeorganiseerden die tuk zijn op den „gemeentelijken bijslag, weten dat zij dezen alleen „dan krijgen, wanneer zij van hun vakvereeniging „werkloozenuitkeering ontvangen. En deze uitkee- „ring beuren ze slechts dan, wanneer zij aan al „hun verplichtingen jegens de organisatie voldoen, „wat in de eerste plaats voor hen zeggen wileen „min of meer hooge contributie betalen. Dit te „doen, de plichten nakomen, die het lidmaatschap „der vakvereeniging met zich brengt, lust den „meesten ongeorganiseerden niet en dus blijven zij „ongeorganiseerd en de vakvereeniging blijft bevrijd „van een inval, die alleen op egoïstische beweeggron- „den berust(cursiveering B.) Tenslotte geven de ervaringen in Gent aan, dat het aantal aangesloten vereenigingen en het aantal verzekerde personen zeker niet stijgt. In het eerste jaar 1901 was het aantal aangeslo ten organisaties 56, aantal verzekerden 17261. In 1904 (latere cijfers bezit ik niet) waren deze cijfers respectievelijk 55 en 14450. Ik hoop hiermee Burgemeester en Wethouders

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 53