108 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. leden, ook voor hen die nog geen werkloozendag in hun leven gekend hebben. Stel dat er gemiddeld één op de tien werkloos is, dan vindt die werklooze het tienvoud van zijn eigen inleg, vermeerderd met den gemeentelijken toeslag in verhouding tot dit tien voud, tot zijn beschikking. Wat vindt de niet- vakvereenigingsman in de „vereeniging van vak- genooten", de club van kwade risico's Hij vindt slechts zijn eigen inleg, plus wat de gemeente geeft. Hij is er even slecht aan toe als de vakvereeni- gingsleden zouden zijn, wanneer zo allen tegelijk werkloos waren. En voor dezen vriend is dus van verzekering geen sprakeslechts koopt hij een gemeentepenning. Hier wordt het wat Stilting ook zegt van de Bank van Bern geen instelling van verzekering, maar een gemeentelijke instelling tot ondersteuning. Een nieuw soort armenzorg. Ik zal het dien werkloozen niet misgunnen, want is hij werkloos buiten zijn schuld, dan heeft hij feite lijk een vorderingsrecht voor zijn gansche onderhoud, gedurende dien tijd, op de maatschappijmaar wij zijn dan van het verzekeringsterrein afgestapt en wil men dat terrein zuiver houden dan brenge men er geen verkapte armenzorg op. Art. 7e. Brengt nu een eenvoudiger redactie in verband met het nieuwe artikel 1. Art. 8. Door Burgemeester en Wethouders is ter tege moetkoming aan den heer Lautenbach opgenomen dat de toelating van een vereeniging eerst wordt ingetrokken wanneer haar ledental onder de 15 daalt. Zij zeggen dat eenzelfde stelsel wordt ge volgd te Amersfoort, Amsterdam, Groningen. Dit moet op een vergissing berusten. De genoemde gemeenten trekken de toelating in, wanneer het ledental daalt onder het getal dat voor toetreding wordt geeischt. Intusschen is het nieuwe denkbeeld van Burge meester en Wethouders om niet direct bij een kleine daling onder de 20, de vereeniging los te laten, reeds toe te juichen en het denkbeeld zou nog waardevoller worden, wanneer de uitwerping- der vereeniging niet impératief, maar als in Gro ningen facultatief werd gesteld. Daarop is mijn amendement gericht. Art. 8c. Alinea c van Burgemeester en Wethouders moet vervallen omdat sub c van art. 7 vervallen moet. Art. 8e. Bij Burgemeester en Wethouders, alinea f, wordt gewijzigd omdat de aansluiting van Leeuwardera- deel in art. 1 mogelijk gemaakt is. Art. 9b. De redactie kan hier door art. 1 wel wat een voudiger zijn dan bij Burgemeester en Wethouders. Art. 9c. De vakvereeniging kan ook om andere redenen dan werkloosheid een tijdelijke vrijstelling van contributie gewenscht of noodzakelijk achten. Art. 9c. 90 in plaats van 50 dagen, wordt een sterke aanmoediging voor de vakvereeniging om hun uit- keeringen langer voort te zetten. Art. 9f. Na de wijziging door Burgemeester en Wethou ders is het voornaamste bezwaar vervallen. Art. 12. Is niet imperatief. Een „verbetering" van mij, gaarne boud ik het Burgemeester en Wethouders ten goede, L het nietslechts een navolging van Gent. Van te warme aanprijzingen, tenslotte, ook in onzen Kaad, is mij niet veel bekend. Die zullen toch zeker van sociaal-democratische zijde niet zijn gekomen. Ook voor ons is het Gentsche stelsel bij slot van rekening slechts een palliatief, het moedigt feitelijk de arbeiders aan van hun te gering loon een stukje weg te leggen om een werkloos kameraad te helpen, terwijl die, zooals gezegd, feitelijk van de maatschappij met recht zijn geheele onderhoud vorderen mocht. Het Gentsch stelsel is zeker niet socialistisch, want het eischt, zij het dan ook voor do helft, van den arbeider do voor ziening in den nood, die ontstaat door het kapi talistisch stelsel. Een nood dus waarin dan ook dooi de handhavers, de verdedigers van dat stelsel, be hoorde te worden voorzien. Bovendien zal het practisch slechts een deel der arbeiders kunnen omvatten. De sociaal-democraten aanvaarden het Gentsche stelsel als een voor de arbeidersbeweging niet schadelijke, maar toch on voldoende voorziening. Een voorziening die op den duur moet worden uitgebreid in die richting dat het leeuwendeel meer en meer voor rekening- der gemeenschap, het kleiner deel voor de zich verzekerende arbeiders komt. Tot eindelijk langs den weg der vakvereenigingen een geheele afdoende voorziening kan worden getroffen. Een voorziening- die wel niet zal zijn bereikt, voor een maatschappij ontstaan is van samenwerkende voortbrengers voor gemeenschappelijk verbruik. Leenwarden, 8 April 1909. BESUIJEN, Lid van den Gemeenteraad. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. S. VERORDENING op het gemeentelijke Werk lozenfonds te Leeuwarden. HOOFDSTUK I. Het fonds, zijn doel en zijn bestuur. Art. 1. Vanwege de gemeente wordt te Leeuwarden opricht een werkloozenfonds, tot welk einde zij uit hare middelen een kapitaal van honderd gulden afzondert. Het fonds heeft ten doel mede te werken tot leniging van uit gedwongen werkloosheid voort- vloeienden nood en de verzekering tegen de gelde lijke gevolgen van werkloosheid te bevorderen. Het fonds tracht dit doel te bereiken door het geven van een bijslag bij de uitkecringen, die de tot het fonds toegelaten vereenigingen ingeval van gedwongen werkloosheid aan hare leden verstrekken. Da Raad kan aan de gemeente Leeuwarderadeel toestaan zich onder nader te stellen voorwaarden bij dit fonds aan te sluiten. Art. 2. Het fonds verkrijgt zijke middelen 1. uit een jaarlijksch subsidie uit de gemeentekas 2. uit subsidiën uit anderen hoofde, uit makin gen en schenkingen 3. uit de vastgestelde stortingen van de gemeente Leeuwarderadeel. Art. 3. Het fonds wordt bestuurd door eene commissie van vijf leden, ten minste 21 jaar oud en ingeze tenen der gemeente, waarvan worden benoemd de Voorzitter en twee leden door den Raad, op aan beveling van Burgemeester en Wethouders; twee leden door leden der toegelaten vereeni gingen, welke benoeming plaats heeft op door Bur gemeester en Wethouders te regelen wijze. De benoeming geschiedt voor den tijd van 3 jaren. De aftredenden zijn dadelijk hei-benoembaar. Een tusschentijds benoemde treedt tegelijkertijd met de andere leden af. Door de commissie wordt, onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, een huishoudelijk reglement vastgesteld dat aan den Gemeenteraad wordt medegedeeld. Dit reglement voorziet in de wijze waarop de boekhouding der toegelaten ver eenigingen of die harer afzonderlijke werkloozen- kassen moet zijn ingericht en regelt, met inacht neming overigens van de bepalingen dezer veror dening, de punten waarin door deze niet is voorzien. Wanneer de gemeente Leeuwarderadeel bij het fonds is aangesloten, kan de commissie met één door die gemeente aan te wijzen, lid worden ver meerderd. De Voorzitter en de leden der commissie ont vangen voor het bijwonen van eene vergadering een presentiegeld van I. Art. 4. De directeur der gemeentelijke arbeidsbeurs staat als secretaris-penningmeester van het werkloozen fonds de commissie bij. Als zoodanig ontvangt hij uit het fonds een jaarwedde van 100.--. Hij is, behalve met de werkzaamheden die uitter- aard tot den werkkring van den secretaris-penning meester behooren, belast met de controle der door de toegelaten vereenigingen verstrekte opgaven. Voor het overige wordt hij door Burgemeester en Wethouders van een instructie voorzien. In de vergaderingen der commissie heeft hij een raadgevende stem. Art. 5. Jaarlijks in de maand Juni doet de commissie aan Burgemeeester en Wethouders toekomen het verslag van de werkzaamheden van het fonds, als mede de rekeningen verantwoording zijner inkomsten en uitgaven, een en ander over het laatstverloopen kalenderjaar. Burgemeester en Wethouders leggen deze stukken, met vermelding van de beschouwingen waartoe de kennisneming hun aanleiding geeft, over aan den Gemeenteraad, wiens goedkeuring op de rekening vereischt is. HOOFDSTUK II. De uitkeeringen. Art. 6. De in art. I bedoelde uitkeeringen geschieden aan de tot het fonds toegelaten vereenigingen als bijslag op de uitkeeringen, welke deze vereenigingen aan hare leden, die zonder hun toedoen werkloos zijn, verstrekken. Art. 7. De vereeniging wordt niet toegelaten, indien a. zij ten tijde van de aanvrage daartoe minder dan 20 leden telt, die aan de kas hunner vereeni ging, of, indien daarbij oen afzonderlijke werkloozen- kas bestaat, aan die kas ieder ten minste 5 cents per week bijdragen, tenzij de vereeniging aantoont dat met minder kan worden volstaan. b. zij hare reglementen en statuten niet vooraf aan de commissie heeft ingezonden, of aan haar van de samenstelling- van haar bestuur vooraf geene mededeeling heeft gedaan c. zij niet is een vakvereeniging. d. haar bestuur niet schriftelijk verklaart zich aan do bepalingen dezer verordening en aan die van het in art. 3 bedoelde huishoudelijk reglement te onderwerpen 109

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 55