116 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. worden beschouwd, ook door de gemeente als zoodanig dienen te worden erkend. Daarmede wordt tevens het voordeel verkregen, dat grieven kunnen worden te berde gebracht, zonder dat eenig bepaald werk man als de bewerker daarvan kan worden beschouwd; dit zal den werklieden meer vrijmoedigheid geven om zich uit te spreken, wat aan de goede verstand houding slechts voordeel kan doen. Art. 2, eerste lid. In de eerste en derde sectie werd gevraagd, of de uitzondering voor gepensionneorden niet moest vervallen. Deze vraag, die in de derde sectie geene instemming vond, werd in de eerste beant woord met de mededeeling, dat de bedoeling was, een gepensionneerde in zijn eigen belang nu en dan enkele werkzaamheden te kunnen opdragen. Hiertegen werd opgemerkt, dat de gemeente zoo doende eigenlijk profiteert van het pensioen, waar men toch in den regel werk zou laten verrichten, dat anders door een vol man zou moeten gedaan worden. De meerderheid der sectie ging hiermede accoord. Een lid was van oordeel, dat na pensi- onneering de band tusschen werkman en gemeente als afgesneden moet worden beschouwd. Voor „zes weken" wenschten sommigen „vier weken" te lezen, in overeenstemming met hetgeen volgens hen elders geldt. In de eerste sectië wilden sommigen laten ver vallen de woorden„wier werktijd overeenkomt met den normalen werktijd bij de verschillende tak ken van dienst, waartoe zij behooren." Immers het schijnt, dat door deze clausule geheele kategorieën, die overigens in ontwerp II begrepen zijn, van de werking van het reglement zullen worden uitge zonderd. Men vroeg of dit bijvoorbeeld niet het geval zoude zijn met de tonnenbezorgers. Op deze kwestie, aansluitende aan het onder de algemeene beschouwingen aangevoerde omtrent den omvang der werking van het reglement, komen rapporteurs hierna terug. In verband met deze kwestie schijnt nadere toelichting van het begrip, „normale werktijd" ge- wenscht. Zal de bepaling zoo moeten worden op gevat, dat Burgemeester en Wethouders bijvoorbeeld voor enkele kategorieën van werklieden der reini ging normale werktijden vaststellen en dat alle andere kategorieën dientengevolge als niet van een normalen werktijd voorzien buiten het reglement vallen Rapporteurs zijn niet in staat, deze vraag te beantwoorden. In de tweede sectie werd de meening uitgesproken, dat de in het slot van het eerste lid bedoelde lijst is eene lijst niet van werklieden, maar van kate gorieën van werklieden en dat dit in de redactie niet voldoende uitkomt. Art. 3. Sommigen wilden in het tweede lid in plaats van Burgemeester en Wethouders, lozen „den Raad". Ook te Zaandam worden volgens hen de vaste werklieden door den Raad benoemd. Nieuw art. 3b. In de eerste sectie werd de wenschelijkheid uit gesproken van de opneming van een artikel, hou dende bepaling, dat een exemplaar van het regle ment en van de bijzondere voorschriften moet worden opgehangen op plaatsen, waar het hoofd van dienst dit doelmatig acht. Art. 4, eerste lid. In alle sectiën werd de wensch uitgesproken om de bevoegdheid tot het doen der mededeelingen of verzoeken ook aan de organisaties der werklie den toe te kennen. Geantwoord werd dat dit niet noodig is, daar er onder de werklieden zeker wel zijn, die het kunnen doen, zoo noodig na voorlichting door de organi saties. In aansluiting aan hunne bij art. 1 uitgesproken meening zijn rapporteurs eenstemmig van oordeel, dat voldoening aan den gerelateerden wensch aan beveling verdientook te Amsterdam, Zaandam en Alkmaar is de bedoelde bevoegdheid aan de organi saties toegekend. Art. 4, tweede en derde lid. In de tweede sectie werd gevraagd, wat onder eene „klacht" is te verstaan. Geantwoord werd, dat dit blijkens den inhoud der bepalingen een persoonlijk iets en in ieder geval een bepaald feit moet zijn. In de eerste sectie werd door sommigen schrap ping van deze beide leden en daarmede opheffing van het verschil tusschen klachten en andere mede deelingen of verzoeken wenschelijk geacht, zulks opdat het ook voor de organisaties mogelijk zal zijn, eene klacht in te dienen over de behandeling, eenen werkman overkomen, al meent deze zelf, hetzij uit vrees voor rancune of om andere redenen, daartoe niet te moeten overgaan. In overeenstemming met eene in twee der sectiën gemaakte opmerking, waartegen niemand bezwaar maakte, zijn rapporteurs eenstemmig van oordeel, dat het wenschelijk is, den termijn, in het derde lid genoemd, te verlengen tot 2 X 24 uren. Art. 5. Een lid wenschte onder de feestdagen ook den eersten Mei te zien opgenomen. Rapporteurs meenen te moeten vragen, wat de bedoeling is van de opsomming der feestdagen. Is de bedoeling, dat die dagen zooveel mogelijk rust dagen zullen zijn? Dan dient dit wel uitdrukkelijk te worden bepaald. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 10. Artt. 6 en 7. De amendementen van den heer Oosterhoff op deze artikelen vonden in beginsel vrij algemeen steun. Alleen de door den directeur der gemeente werken geopperde bezwaren schijnen aan de aanne ming in den weg te staandie bezwaren kwamen echter den meesten leden niet onoverkomelijk voor. Een lid wilde in art. 6 den Zon- of feestdag laten voortduren tot den volgenden morgen negen uur. Een lid wilde in art. 7 den nacht laten duren van des avonds acht tot des morgens zes uur, om daar door een onafgebroken rust van tien uur te garan deeren. Een lid wilde des winters den nacht in plaats van tot zes uur, laten duren tot „bij den rooster vermelden dienstaanvang", wijl arbeid vóór dat aanvangsuur aan de bedrust wordt onttrokken en dus als nachtwerk dient te worden betaald. Art. 8. Sommigen wilden de vaste werklieden als te Zaandam doen aanstellen door den Raad, de be trokken raadscommissie gehoord. Sommigen wilden over de aanstelling van een tijdelijken werkman vooraf de werklieden doen hooren, die met den aan te stellen persoon zullen moeten samenwerken. Art. 9, eerste lid. Sommige leden waren van oordeel, dat onder de vereischten voor de aanstelling als vast werk man moet worden opgenomen geschiktbevinding bij lichamelijk onderzoek. Geantwoord werd, dat dit punt afzonderlijk is geregeld. In de eerste sectie was ten slotte de meerderheid voor de op neming, omdat dit artikel alle vereischten voor de benoembaarheid opsomt. Sommige leden meenden te weten, dat de maximale leeftijd voor aanstelling als vast werkman thans 35 jaar is en zagen geen reden om dit tot 32 te verlagen. Geantwoord werd, dat de leeftijdsgrens in verband staat met de pensionneering en dat overigens het laatste lid afwijking mogelijk maakt. Gevraagd werd, of wel ergens elders een zoo lage leeftijdsgrens was aangenomen. Art. 9, tweede lid. In de eerste sectie werd gevraagd, wat „in ieder geval" beteekent. Wil dit zeggenook als hij niet voldoet aan de eischen van het eerste lid, bepaal delijk aan dien onder letter c? Sommige leden meenden dat het inderdaad de bedoeling was, een tijdelijken werkman later voor vast aan te stellen, ook al is hij boven den maximalen leeftijd, doch meenden dat dit duidelijker moest worden uitge drukt. Zij achtten eene bepaling in dien zin noodig, omdat anders het gevaar dreigt, dat men juist oude werklieden tijdelijk zal aanstellen en ze jaren lang in dienst houden, zonder dat zij ooit aanspraak op pensioen zullen krijgen. Deze meening werd in de betrokken sectie bijna algemeen gedeeld. Wordt in het eerste lid de eisch van lichamelijke geschiktheid gesteld, dan zal die eisch ook gesteld moeten worden voor de aanstelling krachtens het tweede lid. Rapporteurs zijn van oordeel, dat het tot ophef fing van allen twijfel aanbeveling verdient, in het tweede lid duidelijk uit te drukken, welke der in het eerste lid gestelde vereischten voor het geval van het tweede lid wel en welke niet zullen gelden. Van do beslissing omtrent de vraag, of de werk zaamheden van den tijdelijken werkman al of niet bij voortduring noodig zijn, wenschten sommige leden beroep op den raad of op het scheidsgerecht open te stellen. Art. 9, vierde lid. De opmerking werd gemaakt, dat ook aan den aan te stellen aankomenden werkman eischen moeten worden gesteld, bij voorbeeld die, in het eerste lid onder a, b en c genoemd. Enkele leden wilden zelfs meer dan eenvoudig lager onderwijs eischen, althans de verplichting opgenomen zien tot het volgen van herhalings-, voortgezet- of vakonderwijs. Art. 10. In aansluiting aan de bij art. 9, eerste lid, gemaakte opmerking werd in ovei'weging gegeven, voor 32 te lezen 35, voor 33 te lezen 36. Art. 11. Sommigen meenden dat onder /I 3 ook zou moeten worden vermeld ,,de aard der werkzaamheden, waar voor de aanstelling geschiedt". Geantwoord werd, dat dit lastig zou zijn, omdat men dikwijls den werkman nu hier, dan daar moet kunnen gebruiken en dat deze vrijheid van beweging ook den werklieden ten goede komt, daar hun nog al eens lichter werk wordt opgedragen, wanneer daarvoor bijzondere redenen zijn. Leden der eerste sectie, die tegen loonklassen waren, wenschten onder A 4o. in verband daarmede wijziging te zien aangebracht. De wensch werd uitgesproken, dat onder B als no. 4 zou worden opgenomende bepalingen om trent scheidsgerecht en pensionneering. Door anderen werd dit onnoodig geacht, omdat het, voor zoover nuttig, reeds ligt opgesloten in het bepaalde onder 3. Art. 14. Onderscheidene leden achtten den prijs van 50 cent voor een nieuw boekje te hoog en wilden, evenals elders, den prijs gesteld zien op 25 cent of op den kostenden prijs. Art. 15, eerste lid. Een lid der eerste sectie achtte dit artikel over bodig.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 59