120 121 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. een ander systeem naar het voorbeeld van Amster dam. Zij wenschten eene door den Raad vast te stellen loontabel voor iedere soort van arbeid (timmeren, tonnenverven, tonnenbezorgen enz.) af zonderlijk met een minimum-loon voor elke soort en bepaling omtrent periodieke verhooging, bij voorbeeld ieder jaar met 50 cents per week; de tabel om de vijf jaar te herzien. Art. 28, eerste lid. In de eerste sectie werd opgemerkt, dat de woor den „bij hunne aanstelling" in den vierden regel dienen te vervallen, daar art. 35 laatste lid de mogelijkheid laat van indeeling in eene loonklasse na de aanstelling. In de sectie achtte men deze opmerking algemeen juist. Eenige leden wenschten do rangschikking door den raad te doen geschieden en niet door Burge meester en Wethouders. Art. 28, vijfde lid. Op eene vraag, wat met een onveranderlijk loon wordt bedoeld, werd in de eerste sectie van de zijde van Burgemeester en Wethouders geantwoord, dat bedoeld is een loon zonder periodieke ver hoogingen. Art. 28, voorlaatste lid. In de derde sectie achtte men uit redactioneel oogpunt omzetting der woorden „in loonklasse of loon" gewenscht. Art. 28, laatste lid. Het schijnt beter, in plaats van „als in het vorige lid bedoeld," te lezen „in loon of loonklasse," daar inderdaad het hier geregelde punt geen verband houdt met het vorige lid. Art. 29. In de derde sectie werd betoogd, dat de vaste renten niet imperatief in mindering van het loon mogen worden gebracht. Het geval kan zich voordoen, dat iemand door een ongeval een vaste rente ge niet, hoewel het ongeval hem voor de uitoefening van zijn tegenwoordigen werkkring niet hinderlijk is. De aftrek van die rente zou voor zijn toekomst niet billijk zijn. De wenschelijkheid werd daarom uitgesproken, dat, wat die vaste renten betreft, het artikel door invoeging van bij voorbeeld „kunnen" meer facultatief gesteld wordt. Art. 30. Sommige leden ondersteunden het amendement- Oosterhoff op dit artikel en wilden zeifs verder gaan, door ook de tweede loonklasse te doen ver vallen, daar zij loonen beneden 10.te laag achtten. Anderen waren van oordeel, dat het amendement en a fortiori het verder gaande voorstel afdoende waren weerlegd in het schrijven van directeuren (bijlage 37 van 1908 litt. A). Is, zooals daar ge zegd wordt, het loon reeds hooger dan dat bij par ticulieren, zoo is er geen reden tot verdere ver hooging. De gemeente doet genoeg, wanneer zij, nevens de bijzondere voordeelen, die haar dienst oplevert, niet minder betaalt dan particuliere werk gevers en mede gaat met de geleidelijke verhooging der werkloonen in het vrije bedrijf. Vaststellen wat in abstracto een billijk minimum-loon is, kan de gemeente nietals zij zorgt, den loonstandaard niet te drukken, doet zij al wat van haar kan worden gevorderd. Art. 31, eerste lid. Opgemerkt werd, dat het woord „als" in den eersten regel uit redactioneel oogpunt behoort te vervallen. Enkele leden wenschten, in verband met het bij art. 24 vierdo lid opgemerkte, de uitzondering in regel 1 en 2 geheel te doen vervallen. Sommige leden achtten de percentages te laag en zouden zo gesteld willen zien op 25 °/0 voor het eerste en tweede uur, 50 voor verdere uren. Art. 31, tweede lid. Enkele leden wenschten de overuren gedurende den nacht evenals die op Zondagen met 100 boven het gewone loon te doen betalen. Art. 31, derde en vierde lid. In de eerste sectio werd opgemerkt, dat in het stelsel van het amendement-Oosterhoff niet alleen het derde maar ook het vierde lid moest vervallen. De voorsteller van het amendement, ter vergadering aanwezig, gaf de juistheid dezer opmerking toe. Enkele leden bestreden het argument, door den directeur der gasfabriek tegen "het amendement aangevoerd. Ook voor andere werklieden dan de stokers geldt, dat hunne overuren zich dikwijls zullen aansluiten aan hun gewonen werktijd en dat zij daarvoor dus niet speciaal uit hun bed zullen behoeven te komen. Het amendement vond in geen der sectiën eene meerderheid. Art. 31, laatste lid. Sommige leden achtten schrapping van dit lid wenschelijk. Alleen in de derde sectie vond een voorstel daartoe eene meerderheid, die niet afdoend achtte het van de zijde van Burgemeester en Wet houders aangevoerde argument, dat het lid slaat op werkzaamheden, die men anders geneigd zoude zijn, voor lageren prijs op te dragen aan een vreemde mocht dit geval zich voordoen, dan moest, zoo meende men, de opdracht maar aan een vreemde gedaan worden. Art. 32. In de eerste sectie werd, onder instemming van Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 10. de meerderheid der aanwezige leden, de opmerking gemaakt, dat schrapping van het eerste lid gewenscht is, daar toekenning van gratificatiën op voorstel van Burgemeester en Wethouders niet licht zal worden geweigerd en toekenning door een klein college licht tot bevoorrechting zou leiden. In de eerste en tweede sectie werd in overweging gegeven het tweede lid zoo te doen luiden, dat tot niet-tookenning der gratificatiën door Burgemeester en Wethouders moet worden besloten, die hun daartoe strekkend met redenen omkleed besluit aan den Raad zullen mededeelen. De opmerking werd ge maakt, dat die mededeeling dan in besloten ver gadering zou moeten geschieden. Het geopperde denkbeeld vond bij sommige leden der eerste sectie instemming. Nader werd opgemerkt, dat in ieder geval niet het hoofd alleen zeggenschap dient te hebben over de al of niet toekenning. In de derde sectie werd bij dit artikel de wensch geuit, dat een werkman langzamerhand tot opzichter zal kunnen opklimmen. Geantwoord werd, dat dit niet is uitgesloten, doch dat het valt buiten het kader dezer voordracht. Art. 33. In de eerste en derde sectie werd de wensch geuit, dit artikel te doen vervallen, daar stukwerk leidt tot overmatige inspanning der zenuwen ten nadeele der betrokken werklieden. In de derde sectie was men het vrij algemeen hierover eens, dat de woorden „al of niet met premie voor goed werk" dienen te vervallenmen was voor het premiestelsel huiverig. Art. 34. De meerderheid der eerste sectie wenschte achter „loon" ingevoegd te zien „en de vergoeding voor overwerk", zulks ter bevordering van uitbetaling ook van deze vergoeding per week, ter voorkoming van geschil. De wensch werd uitgesproken om de betaling op Vrijdag, althans niet op Zaterdag te doen plaats hebben. Art. 35. Evenals bij art. 32, eerste lid, werd ook hier aanbevolen, bij niet-toekenning der verhooging of bij verlaging in loonklasse of in loon aan Bur gemeester en Wethouders de verplichting op te leggen, hun gemotiveerd besluit daartoe aan den Raad mede te deelen. Loonsverhooging ieder jaar en niet om de drie jaar werd voorgestaanin de eerste sectie werd daarbij verwezen naar 's Raads votum inzake de politie. In dezelfde sectie werd betoogd, dat ook ver hooging in loonklasse mogelijk moet zijn, bij voor beeld wanneer de straf wordt opgeheven of bij bevordering van stoker tot machinist en werd be twijfeld of schrapping van de woorden „bij hunne aanstelling" in art. 28, eerste lid. wel voldoende was om dit mogelijk te maken. Art. 36. Sommigen wilden het woord „wanneer" en al wat daarop volgt, schrappen. Dat de werkman niet in loon verlaagd wordt, wanneer hij èn zijn werk blijft doen èn daarvoor geschikt is, spreekt vanzelf. En verlaging van loon wegens achteruitgang van leeftijd scheen onbillijk. Hiertegen werd opgemerkt, dat de tewerkstelling tegen lager loon vaak in het eigen belang der werk lieden geschiedde, terwijl, zoo dit niet mag, spoe diger tot afkeuring en pensionneering zou moeten worden overgegaan. Het wederantwoord was, dat de gemeente dan achterstaat bij vele particuliere werkgevers, die vaak een ouden werkman met lichter werk tegen onverminderd loon in dienst houden. Hen denkbeeld van schrapping vond in de eerste sectie eene meerderheid. In de tweede sectie werd opgemerkt dat bij de voorgestelde schrapping het artikel wel geheel kan wegvallen en werd govraagd, wat eigenlijk de be doeling der bepaling is. Art. 37. Het hier gestelde verbod vond toejuichingsom migen wilden verder gaan en ook het uitoefenen van eenig bedrijf verbieden, om daarmede den drang naar loonsverhooging te doen toenemen. Ook wilden enkele leden vrijstelling ingevolge bijzondere voor schriften of zelfs elke vrijstelling verbieden. Anderen meenden dat het verleenen van vrij stelling zeer wel aan Burgemeester en Wethouders kon worden overgelaten, die hiervan ongetwijfeld een spaarzaam gebruik zullen maken. Over de plaatsing van dit artikel zie de aantee- ning na art. 20. Art. 38, tweedo lid. Yele leden wilden de bepaling verzachten door in plaats van „wordt" te lezen „kan worden", of door voor „verzuim" te lezen „schuldig verzuim" zulks om te voorkomen dat tot schorsing zal moeten worden overgegaan in gevallen van rechtmatig verzuim, bijvoorbeeld wanneer aan vrouw of kind van den werkman een ongeluk overkomt en hij daardoor een uur te laat komt. Sommigen wilden de inhouding van loon doen vervallen, daar deze straf op de huishouding neer komt. In plaats daarvan wilde men als straf overwerk opleggen of verlofdagen inhouden. Enkele leden meenden dat bij schuldig verzuim ook moest worden ingehouden het bedrag, dat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 61