132
133
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909.
Het wordt met ingang van eiken 1 Januari over
een vol kalenderjaar berekend. Bij tusschentijdsche
aanvragen zijn zooveel twaalfde gedeelten van het
recht over een vol jaar verschuldigd, als in het
belastingjaar maanden moeten verloopen, gedeelten
van een maand voor vol gerekend. Bij tusschen
tijdsche opzegging van het gebruik door Burge
meester en Wethouders of door den belanghebbende
worden, in het eerste geval ambtshalve, in het
tweede geval op aanvraag, door Burgemeester en
Wethouders zooveel twaalfde gedeelten van het
betaalde recht teruggegeven als in het belastingjaar
nog geheele maanden moeten verloopen.
Art. 5.
Het recht is verschuldigd door ieder aan wien
door Burgemeester en Wethouders een vaste lig
plaats aan de kaden der gemeente is aangewezen.
Art. 6.
Hij, aan wien vergunning is verleend voor eene
vaste ligplaats, blijft ten opzichte van het gebruik
der kaden onderworpen aan de daaromtrent be
staande bepalingen.
Art. 7.
Indien vergunning is verleend voor eene vaste
ligplaats ten behoeve van vaartuigen in vasten
dienst gebezigd, kunnen Burgemeester en Wethou
ders toestaan, dat ook vaartuigen tijdelijk in dien
dienst opgenomen, van de ligplaats gebruik maken.
Art. 8.
Wanneer van eene verkregen ligplaats geen ge
bruik wordt gemaakt, kan daarover door Burge
meester en Wethouders worden beschikt.
Zoodra de ligplaats echter noodig is voor een
vaartuig dat daarop recht heeft, wordt die onmid
dellijk ontruimd.
Art. 9.
Indien bij onbelemmerde scheepvaart gedurende
3 maanden van de vaste ligplaats door hem die
daarvoor vergunning heeft verkregen, geen gebruik
is gemaakt, kan daarover door Burgemeester en
Wethouders ten behoeve van anderen worden
beschikt.
Art. 10.
Bij het van gemeentewege innemen van de toe
gestane vaste ligplaats voor herstelling als anders
zins, wordt zooveel mogelijk tijdelijk een andore
ligplaats aangewezen.
Burgemeester en Wethouders kunnen, onvermin
derd het bepaalde bij art. 4, om redenen van opon-
baar belang, dengeen aan wien een vaste ligplaats
is toegestaan, verbieden daarvan gedurende een
door hen te bepalen tijd gebruik te maken. Bij dat
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. no. 11.
verbod wijzen zij tevens voor zooveel mogelijk tij
delijk een andere ligplaats aan.
Indien in de gevallen bij dit artikel vermeld,
tijdelijk een andere plaats als vaste ligplaats is
aangewezen, wordt geene vrijstelling van de belas
ting verleend.
Art. 11.
Deze verordening treedt in werking den 1 Janu
ari 1910.
Leeuwarden, 190
De Raad voornoemd,
B. VERORDENING op de invordering van
kadegeld.
Art. 1.
Het recht wordt ingevorderd in één termijn.
Het moet worden betaald binnen één maand
nadat aan den belanghebbende het in art. 4 be
doelde uittreksel is uitgereikt.
Art. 2.
Het belastingjaar loopt van den 1 Januari tot
den 31 December.
Jaarlijks vóór den 31 Januari stellen Burgemees
ter en Wethouders een staat vast van degenen aan
wiede vaartuigen waarvoor en de kaden waar
aan door hen op 1 Januari te voren een vaste
ligplaats is aangewezen met vermelding van het
door ieder verschuldigde recht.
Indien in den loop van het belastingjaar een
vaste ligplaats is aangewezen, wordt zoo spoedig
mogelijk een suppletoire staat vastgesteld.
Art. 3.
Deze staten worden door Burgemeester en Wet
houders aan den gemeente-ontvanger ter invorde
ring toegezonden.
Art. 4.
De gemeente-ontvanger doet onmiddellijk een
uittreksel uit dien staat uitreiken aan elk der daarin
genoemde personen, voor zooveel hem aangaat,
met uitnoodiging om het verschuldigde vóór of op
den vervaldag te zijnen kantore te voldoen. Bij
weigering of nalatigheid geschiedt de invorde
ring overeenkomstig de bepalingen van de artt.
258 tot en met 261 der gemeentewet.
Het model van het uittreksel wordt door Burge
meester en AVethouders vastgesteld.
Art. 5.
Deze verordening treedt in werking den 1 Januari
1910.
Leeuwarden, 190
De Raad voornoemd,