Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. is gebleken, o. i. duidelijk genoeg dan dat zij nadere toelichting zouden behoeven. De Gezondheidscommissie heeft zich met de wij zigingen kunnen vereenigen. Een mot rood bij gewerkt exemplaar der verordening, zooals het haar is toegezonden, is bij de stukken gevoegd. Een aanvulling van bijkomstig belang is sinds nog aan gebracht (laatste lid van art. 12). Wij hebben de eer U voor te stollen te besluiten overeenkomstig het overgelegde ontwerp II. Leeuwarden, 2 Juni 1909. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, ZIMMERMAN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP I. De Raad der Gemeente Leeuwarden Gezien de artt. 7, 8, 26 en 28 der wet van den 10 April 1869 (Staatsblad no. 65) betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de be- grafenisregten, gelijk zij nader is gewijzigd; Gelet op het advies der Gezondheidscommissie voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij schrij ven van 18 Mei 1909; alsmede op het voorstel der Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING van politie op het be graven en de begraafplaatsen in de gemeente Leeuwarden. Art. 1. Het is verboden lijken op andere tijden te begra ven dan des voormiddags tusschen 7 en 11 uur, gedurende de maanden April tot en met September, en des voormiddags tusschen 8 en 12 uur, gedu rende de maanden October tot en met Maart. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten opzichte van lijken van gevangenen in de straf gevangenis of van in het huis van bewaring gede tineerden, die aldaar zijn overleden, waarvoor de begraving een uur vroeger kan plaats hebben. Het in de beide voorgaande alinea's bepaalde geldt niet voor zoover door den burgemeester in buitengewone omstandigheden het begraven op andere dan de daar vermelde tijden is vergund of gelast. Art. 2. Het is verboden het vervoer van lijken anders te doen geschieden dan met uitsluitend voor dat doel ingerichte rijtuigen, welker uiterlijk hunne be stemming duidelijk doet kennen. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zoover het rijtuig niet onmiddellijk vóór het sterf huis kan worden gebracht, in welk geval het is verboden het lijk anders te dragen dan tot de plaats waar het voertuig het dichtst bij het sterf huis kan naderen. Het is verboden rijtuigen, tot vervoer van lijken bestemd, tot eenig ander doel te bezigen. Het in de eerste twee alinea's bepaalde geldt niet voor zoover lijken van kinderen beneden de drie jaar oud door één man, gekleed in een lijk dragersman tol, uit het sterfhuis naar het graf wor den gedragen. Art. 3. Het is verboden doodkisten, bestemd voor de algcmeeno begraafplaats, te gebruiken, die langer zijn dan twee meter, wijder dan 70 centimeter en op het hoogste punt hooger zijn dan 50 centimeter, een en ander buitenwerks. Het in het vorige lid bepaalde geldt niet voor zoover Burgemeester cn Wethouders van het gesteld verbod ontheffing hebben verleend. In dat geval golden do door hen bij die ontheffing gegeven voor waarden. Art. 4. Onverminderd het bepaalde bij art. 13 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 134), gelijk zij nader is gewijzigd, is het verboden lijken van personen, overleden aan eene der besmettelijke ziek ten vermeld in art 1 dier wet, anders te vervoeren en te begraven dan met inachtneming van de voor schriften door Burgemeester en Wethouders in het belang der volksgezondheid vast te stellen. Voor zoover ter naleving dezer voorschriften wordt vereischt dat zij, die met de uitvoering zijn belast of daartoe medewerken, de woningen der ingezetenen, huns ondanks, binnentreden, wordt hun daartoe bij deze do last gegeven, mits daarbij worden in acht genomen de bepalingen der wet van den 31 Augustus 1853 (Staatsblad no. 83). De uitvoerin: v n dezen last mag te allen tijde plaats heb' i. Art. 5. Het is verboden a. bij eene begrafenis of op de begraafplaats de rust of orde te storen of daarbij of daarop iets te doen of te verrichten, strijdig met den eerbied, aan de nagedachtenis van afgestorvenen verschuldigd h. zonder de vereischte vergunning op de graven van de algemeene begraafplaats iets te plaatsen of op te richten of daarvan weg te nemen c. op de begraafplaats met lijk- of andere wagens anders dan stapvoets te rijden d. de vanwege de gemeente voor hot begraven verstrekte gereedschappen te beschadigen e. het plantsoen op de algemeene begraafplaats op eenigerlei wijze te schenden. 136 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1909. Bijl. ÏIO. 12. Art. 6. Het is verboden zich op de algemeene begraaf plaats te bevinden a. anders dan gedurende de maanden Mei tot en met Augustus op werkdagen tusschen 's voormiddags 7 en 's na middags 7 uur en op Zon- en feestdagen tusschen 's voormiddags 9 en 's namiddags 6 uur gedurende de maanden September tot en met April op werkdagen tusschen 's voormiddags 8 en 's namiddags 4 uur en op Zon- en feestdagen tusschen 's voormiddags 9 en 's namiddags 3 uur. b. in strijd met het bevel van den Directeur der algemeene begraafplaats of een beambte van politie, wanneer door hen, hetzij ter voorkoming van ver storing der openbare orde of van belemmering van het verkeer, hetzij in het belang der volksgezond heid wordt gelast dat de begraafplaats wordt ver laten. Het verbod sub a geldt niet voor een anderen dan den daar genoemden tijd, waarop krachtens het bepaalde bij artikel 1 wordt begraven. Art. 7. Bestuurders van rij- of voertuigen, bespannon met paarden, ezels, bokken, geiten of honden, alsmede berijders van paarden of ezels zijn verplicht, poo zij een begrafenisstoet op hun weg ontmoeten, hunne rij- of voertuigen, paarden of ezels ter zijde van den weg stil te houden of te doen stilhouden totdat de stoet voorbij is. Zij mogen oen hun vooruitgaanden begrafenis stoet niet anders dan stapvoets voorbij rijden. Art. 8. Hij die met de regeling oener begrafenis op de algemeene begraafplaats is belast, is verplicht ton minste tweemaal 24 uren te voren aan den Directeur der begraafplaats op te geven het tijdstip waarop het graf gereed moet zijn, waarin men de ter aardebestelling wenscht te doen plaats hebben. Van die kennisgeving strekt het door den Directeur aan den aangever uitgereikte en in art. 12 der in structie van den Directeur bedoelde lastbriefje ten bewijze. De termijn van tweemaal 24 uren behoeft niet in acht genomen te worden, ingeval op grond van een wettelijk voorschrift de begrafenis eerder moet plaats hebben. Hij die met de regeling eener begrafenis op de algemeene begraafplaats is belast, is verplicht toe te laten, dat het lijk, hetwelk na den tijd, bepaald bij artikel 1 of bij de in dat artikel bedoelde door den Burgemeester verleende vergunning op die begraaf plaats wordt gebracht, door den Directeur der alge meene begraafplaats voorloopig in het lijkenhuis wordt geplaatst. Art. 9. Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt gestraft die van een der artikelen 1, 2, 3, 4 en 8 met geldboete van ten hoogste 25. die van een der artikelen 5, 6 en 7 met geldboete van ten hoogste 15. Art. 10. De zorg voor de naleving dezer verordening wordt aan den Directeur van en de doodgravers op de algemeene begraafplaats en de beambten van politie opgedragen. Art. 11. Deze verordening treedt in werking den 1 Januari 1910. Op dat tijdstip vervalt de verordening van politie op het begraven en de begraafplaatsen in de ge meente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 Juni 1870 (gem.blad no. 9), gewijzigd bij raadsbesluiten van 24 April 1873 en 16 Augustus 1887 (gem.bladen 1873 no. 10 en 1887 no. 9). Leeuwarden, 190 De Raad voornoemd, ONTWERP II. De Raad der Gemeente Leeuwarden; Overwegende dat aanvulling van do Instructie voor de doodgravers op de algemeene begraaf plaats te Leeuwarden wenschelijk is Gelet op het advies der Gezondheidscommissie voor de gemeente Leeuwarden, gegeven bij schrijven van 18 Mei 1909 alsmede op art. 27 der wet van den 10 April 1869 (Staatsblad no. 65) betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisregten Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders Besluit A. van gemelde instructie, vastgesteld bij raads besluit van 27 Januari 1870 (gemeenteblad no. 6), gewijzigd bij raadsbesluit van 24 Juli 1888 en waarvan de tekst, zooals zij thans luidt, is opge nomen in gemeenteblad no. 21 van 1888 I. het vierde lid van artikel 1 te vervangen door het volgende Zij kunnen, ter beoordeeling van den Directeur der begraafplaats, door een bekwaam werkman worden bijgestaan. 137

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1909 | | pagina 69