194 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. III aan artikel 3 wordt een nieuwe zinsnede toege voegd, luidende „voor den tweeden opzichter van 800.tot 1000.—". IV in artikel 5, aanvang, wordt in plaats van: „opzich ter" gelezen „opzichters". V in artikel 6, le lid, worden tusschen de woorden: „Baad" en „wordt" ingelascht de woorden de opzichters eene, die door Burgemeester en "Wet houders". VI in artikel 8, le lid, wordt tusschen de 5e en 6e zinsnede een nieuwe zinsnede ingelascht, luidende „een magazijnmeester op een jaarlijksche bezoldi ging van 500.tot 700. VII artikel 10 vervalt en artikel 11 wordt genum merd artikel 10. B. te bepalen dat deze wijziging en aanvulling in werking treedt den 1 Juni 1910. Leeuwarden, 19 De Baad voornoemd, MEMORIE VAN TOELICHTING. Zoowel met het oog op de uitbreiding der fabriek als op de toenemende werkzaamheden van de fitterij, wordt het wenschelijk geacht, eenige uitbreiding- te geven aan het personeel der fabriek, en door wijziging van de betreffende verordening de moge lijkheid te openen tot aanstelling van een 2en opzichter (zie wijziging art. 1) en een magazijn meester (zie wijziging art. 8), welke laatstgenoemde betrekking noodzakelijk blijkt voor toezicht en boek houding, wegens het toenemend gebruik van munt- gas en van den, in verband daarmede, grooten magazijn voorraad. De wijziging in art. 3 is een gevolg van die in art. 1 voorgesteld. De aanvulling van art. 6 geschiedt in aanslui ting met hetgeen reeds ten aanzien van den directeur en den boekhouder is bepaald. ONTWERP II. De Raad der gemeente Leeuwarden overwegende dat herziening der Voorwaarden, waarop het gas door de gemeentelijke gasfabriek aan particulieren wordt geleverd en bepalingen voor den aanleg en het gebruik van de gemeente- toestellen, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 April 1893 (gemeenteblad no. 7 van 1893) en gewijzigd en aangevuld bij raadsbesluit van 10 Februari 1903 (gemeenteblad no. 4 van 1903) wenschelijk is gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders besluit vast te stellen de navolgende Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 9. VERORDENING, houdende voorwaarden, waarop het gas door de gemeen telijke gasfabriek aan particulieren wordt geleverd en bepalingen voor den aanleg en het gebruik van de gemeente-toestellen. Art. 1. De hoofdbewoner of de gebruiker van een perceel, of van een gedeelte van een perceel, die verlangt gas van de gemeentelijke gasfabriek te gebruiken of, indien hij reeds gebruiker is, in den bestaanden toestand veranderingen wil doen aanbrengen, doet daarvan, door invulling van het daarvoor bestemde biljet, waarvan het model door Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, aangifte ten kan tore van de gasfabriek. Art. 2. De aanleg van de dienstleiding, d. i. de gasbuis, die strekt van de hoofdbuis tot den gasmeter, ge schiedt uitsluitend door de zorg van de gasfabriek. Voor elk perceel, waarvan de afstand tusschen den voorgevel en de straat mits daarin eene hoofd buis ligt ten hoogste 3 meter bedraagt, geschiedt de aansluiting kosteloos. Bedraagt die afstand meer dan 3 meter, dan moet door den aanvrager 50 pet. van de kosten der verlengde aansluiting worden betaald. Alvorens met den aanleg wordt aangevan- gen, geeft de directeur, zoo dit wordt verlane-d. 7 het bedrag dier kosten aan den aanvrager op. Dienstleidingen blijven het eigendom der gemeente, ook al zijn zij voor rekening van den gasverbruiker aangelegd, en worden door en voor hare rekening onderhouden en hersteld. De gemeente is niet verplicht gas te leveren: a. in gebouwen of voor de verlichting van straat lantaarns, welke meer dan 30 meter van de hoofd buis zijn verwijderd, of in die gedeelten der ge meente, waar de wijdte der hoofdbuis 0.05 meter of minder bedraagt; b. in gebouwen of voor de verlichting van straatlantaarns in straten, welke niet aan de ge meente in eigendom toebehooren; c. in gebouwen of voor de verlichting van straatlantaarns in straten, welke door een sloot, gracht, kanaal of dergelijke van de hoofdbuis ge scheiden zijn. Art. 3. Aan gebruikers van gasmotoren wordt daarvoor gas verstrekt onder voorwaarde, dat daardoor geen der omwonende gasverbruikers hinder in het gas verbruik ondervindt, een en ander ter beoordeeling van den directeur der gasfabriek. Onverminderd het bepaalde bij de Hinderwet, mogen gaskracht- werktuigen niet worden aangesloten, dan onder toezicht van of vanwege den directeur. 195

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 100