Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910.
boekje aanvullingen of wijzigingen moeten worden
aangebracht, wendt de werkman zich te dien einde
tijdig tot het hoofd van den tak van dienst, waarbij
hij werkzaam is gesteld.
Art. 13.
Bij herhaalde indiensttreding ontvangt de werk
man geen nieuw dienstboekje, doch is hij gehouden
het vroeger ontvangene over te leggen om daarop
de noodige aanvullingen en wijzigingen te doen
bijschrijven.
Art. 14.
1. Een verloren of in't ongereede geraakt dienst
boekje wordt door het betrokken hoofd van den
tak van dienst op aanvraag van den werkman togen
betaling van 0.50 aan de gemeente door een
duplicaat vervangen.
2. Niet voldoende netjes onderhouden dienstboek-
jes, ter beoordeeling van het hoofd bovengenoemd,
worden niet meer bijgeschreven, maar, mede tegen
0.50 vergoeding aan de gemeente, door nieuwe
vervangen.
Art. 15.
1. De werkman onderteekent bij eerste of her
haalde indiensttreding, op eerste aanvrage door of
vanwege het hoofd van den tak van dienst, waarbij
hij werkzaam wordt gesteld, een exemplaar van
dit reglement en de voor dien diensttak geldende
bijzondere voorschriften, ten blijke, dat hij mot den
inhoud daarvan bekend is.
2. Insgelijks onderteekent hij de in het reglemont
en in de .bijzondere voorschriften aangebrachte
wijzigingen.
8. Weigering van de onderteekening wordt ge
acht gelijk te staan met een opzegging van de
dienstbetrekking, ingaande voor tijdelijke werklieden
acht dagen en voor vaste werklieden 4 weken,
nadat de weigering gebleken is. Niettemin zijn
dit reglement en de bijzondere voorschriften op
den betrokken werkman toepasselijk.
HOOFDSTUK III.
Verplichtingen van den werkman.
Art. 16.
Do werkman is verplicht dit reglement en de in
art. 1 bedoelde bijzondere voorschriften na te leven.
Art. 17.
De werkman is verplicht, de werkzaamheden,
welke hem door of namens het hoofd van den tak
van dienst, waarbij hij werkzaam gesteld is. worden
opgedragen, te goeder trouw en met nauwgezetheid
te verrichten ten tijde waarop, op de plaats waar,
en op de wijze, zooals dit zal worden gelast.
Art. 18.
De werkman is verplicht, zich jegens zijne supe-
o
rieuren en jegens het publiek ordelijk en behoorlek
te gedragen en jegens zijne medewerklieden ver
draagzaam en hulpvaardig te zijn, een en ander ter
beoordeeling van het betrokken hoofd van den tak
van dienst.
Art. 19.
1. Hij draagt behoorlijk zorg voor de hem ter
verwerking verstrekte grondstoffen en voor de hem
toevertrouwde werkmiddelen en is onder gewone
omstandigheden daarvoor aansprakelijk.
2. Hij is verantwoordelijk voor alle bij de uit
oefening bij zijnen dienst door hem opzettelijk of
door groote onachtzaamheid toegebrachte schade.
3. Hot betrokken hoofd van den tak van dienst
bepaalt het bedrag der vergoeding.
Art. 20.
1. Indien gereedschappen, die van gemeente
wege aan den werkman in gebruik worden gegeven,
moeten worden vervangen, dan ontvangt hij de
nieuwe slechts tegen inlevering der oude of na
vergoeding van hetgeen door zijn schuld of onacht
zaamheid is beschadigd of verloren gegaan, tenzij,
ter beoordeeling van het betrokken hoofd van den
tak van dienst, voldoende verantwoording kan
worden gedaan.
2. Het laatste lid van het vorig artikel is ten
dezen toepasselijk.
Art. 21.
Het werken voor andereu is aan den vasten
werkman verboden, voor zoover hem van dit ver
bod bij de bijzondere voorschriften of door Burge
meester en Wethouders geene vrijstelling is ver
leend.
HOOFDSTUK IY.
Werktijd.
Art. 22.
De werktijd zal in den regel niet meer bedragen
dan elf uur in een etmaal.
Art. 23.
In de bij het eerste lid van artikel 2 bedoelde
lijst worden de categoriën van werklieden aange
wezen, voor welke het vorige artikel niet geldt.
Voor deze categoriën zal de werktijd, voor zoover
Burgemeester en Wethouders dit noodzakelijk voor
komt, door het betrokken hoofd van dienst onder
nadere goedkeuring van Burgemeester en Wet
houders worden geregeld.
Art. 24.
Indien bij de uitvoering van eenig werk buiten
de gewone plaats van den arbeid de afstand tus-
schen dit werk en de woning van den werkman,
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. Ll%
volgens het oordeel van het betrokken hoofd van
den tak van dienst, te groot is, zal, tenzij eene
andere regeling wordt getroffen, de middagrusttijd
ten behoeve van het gaan naar on van het werk
evenredig verlengd worden en die verlenging door
de gemeente als werktijd worden betaald.
Art. 25.
1. Ter verdeeling van den werkdag in werk
en rusttijden worden voor eiken tak van dienst
door het betrokken hoofd roosters opgemaakt onder
goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.
2. Deze roosters worden derwijze samengesteld,
dat de niet in art. 23 bedoelde werklieden een
middagschafttijd van ten minste anderhalf uur en
voorts tusschen twee opeenvolgende werktijden in
den regel een rusttijd zullen hebben van niet min
der dan tien uren achtereen en eens per week van
twee en dertig achtereenvolgende uren, waarin de
Zondag. Yan deze werklieden zijn uitgezonderd
zij, op wie hot drieploegenstolsel van toepassing
is en die in verband daarmede om de drie wekeD
een rusttijd zullen hebben van niet minder dan 32
uren achtereen.
3. In afwijking van het in het eerste en het
tweede lid bepaalde zullen de in artikel 23 be
doelde werklieden tenminste eens per maand twee
en dertig uren achtereen rust genieten, van welke
rusttijden per jaar de helft op oen Zon- of feestdag
valt. De verdeeling dezer rusttijden geschiedt
volgens roosters, opgemaakt op gelijke wijze als
de in het eerste lid genoemde dienstroosters.
4. In bijzondere omstandigheden kan, wanneer
do dienst dit vordert, door of namens een hoofd
van den tak van dienst van de in het eerste en
in het derde lid genoemde roosters worden afge
weken en ook in rusttijden aan de werklieden
arboid worden opgedragen, zonder dat deze op
vergoeding wegens overwerk aanspraak kunnen
maken, voor zoover hierdoor de werktijd voor dien
dag volgens bedoelde roosters niet wordt over
schreden. Wordt die arbeid evenwel in den nacht
of op Zon- of feestdagen opgedragen, dan is het
tweede lid van art. 32 van toepassing.
HOOFDSTUK V.
Verlof.
Art. 26.
1. Behalve in de in het vierde lid van artikel
1638c van het Burgerlijk Wetboek genoemde en
in andere, ter beoordeeling van Burgemeester en
Wethouders, zeer bijzondere omstandigheden, als
mede bij opkomst voor herhalingsoefeningen bij de
militie of Landweer, in al welke gevallen iedere
werkman verlof zal hebben en boven de in het
vorig artikel genoemde rustdagen, heeft elke vaste
werkman, na elk kalenderjaar, dat hij in onafge
broken dienst der gemeonte is geweest, recht op
zeven, elke tijdelijke werkman na 100 achtereen
volgende werkdagen recht op twee dagen verlof.
2. Dit verlof wordt in zijn geheel of bij ge
deelten, doch telkens onder opgaaf van de dagen
en uren, waarop het verlangd wordt, schriftelijk
aan het betrokken hoofd van den tak van dienst
ten minste 3 dagen te voren aangevraagd. Deze
zal het verleenen onder zoodanige voorwaarden en
op zoodanige tijdstippen als volgens zijn oordeel
de belangeu van den dienst zullen toolaten.
Art. 27.
1. Wanneer een werkman gedurende oen kalen
derjaar geen gebruik maakt van al de hem volgens
het vorig artikel toegezegde verlofdagen, dan zal
het betrokken hoofd van den tak van dienst in
het onmiddellijk daaraan volgende jaar deze over
gehouden verlofdagen nog aan hom kunnen ver
leenen.
2. Bestaat er geen bezwaar, ter beoordeeling
van het hoofd van den tak van dienst, om aan een
vasten werkman, op zijn verzoek, meer verlof toe
te staan, dan waarop hij recht heeft, dan kan het
betrokken hoofd tot ten hoogste een derde deel
van het maximum aantal verlofdagen meer toestaan,
die in het eerstvolgend jaar wederom zullen wor
den afgetrokken.
Art. 28.
De hoofden van de takken van dienst kunnen boven
het verlof, in de beide voorafgaande artikelen be
doeld, aan de bij hunnen diensttak werkzaam gestolde
werklieden tegen betaling der voor hunne plaats
vervanging noodige kosten tot ten hoogste 3 dagen
in hetzelfde kalenderjaar verlof toestaan.
HOOFDSTUK 71.
Loon.
Art, 29.
1. De werklieden, met uitzondering van hen voor
wie bij verordening eene andore regeling is vast
gesteld, worden in verband met de hun opgedragen
werkzaamheden door Burgemeester en Wethouders
in loonklassen gerangschikt.
2. Tusschen do grenzen dier klassen wordt het
loon vastgesteld
a. voor vaste werklieden door Burgemeester en
Wethouders
b. voor tijdelijke werklieden door het betrokken
hoofd van den tak van dienst.
3. Tijdelijke werklieden worden naar dezelfde
loonklassen gerangschikt als de vaste, met wie zij,
wat betreft den aard der hun opgedragen werk
zaamheden en hun geschiktheid daartoe, worden
geacht gelijk te staan.
211