f 10.20 tot/10.80, f 11.40, f 12. en 12.60 als maximum. f 10.80 tot f 11.40,/' 12.—12.60 en f 13.20 als maximum. f 11.40 tot/12.-,/" 12.60,/' 13.20 en f 13.80 als maximum- Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. 4. Het loon van aankomende werkliedi n wordt vastgesteld door het betrokken hoofd van den tak van dienst. 5. Het loon van tijdelijke werklieden, die niet den geheolen dag in dienst der gemeente zijn, wordt, I met afwijking van het in het 3e lid bepaalde, in j ieder voorkomend geval afzonderlijk vastgesteld door het betrokken hoofd van den tak van dienst, j 6. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd in bijzondere gevallen voor eenig soort van werk een onveranderlijk loon te bepalen. 7. Bij toepassing van het in het tweede lid van art. 36 bepaalde wordt een werkman niet in loon of in loonklasse verlangd dan nadat hij is gehoord. 8. Bij tijdelijke onderlinge vervanging van werk lieden heeft geene verlaging in loon of loonklasse plaats. 9. Bij verlof, als in het vorig hoofdstuk bedoeld, heeft geen inhouding van loon plaats. Art. 30. Van het loon worden in mindering gebracht de gelijktijdig genoten wordende renten en uitkee- ringen krachtens de bepalingen der Ongevallenwet 1901. 2. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, kan hiervan worden afgeweken. Art. 31. 21 22 23 24 21 22 23 24 25 5e klasse 19 ct., 20 ct., 21 ct., 22 ct., 23 ct. 6o 20 7e 8e 22 23 24 25 26 9e 23 24 25 26 27 10e 24 25 26 27 28 Art. 32. 1. Wanneer, behalve in het geval, in art. 25 laatste lid bedoeld, aan een werkman, voor wien een werkrooster geldt, zooals geregeld is in het le lid van dat artikel, werk in buitengewone uren wordt opgedragen, zal hem daarvoor boven zijn gewone loon, tot uurloon herleid zooals in het vorig artikel is bepaald, ten minste worden betaald 10 procent voor het le uur. 20 2e 30 t. 3e 50 elk volgend uur. 2. Voor overuren gedurende den nacht wordt 50 °/0 en op Zon- en feestdagen 100 °/0 boven liet gewone loon betaald. 3. Bij berekening krachtens het eerste lid worden fracties van de cont. beneden de halve cent verwaar loosd; de halve cent en fracties van de cent daar- bovon worden voor een cent getold. Gedeelten van een uur worden voor een vol uur berekend. 1. Do loonklassen, bedoeld in artikel 29, zijn de volgende le klasse, aanvangende met een weekloon van 9.en opklimmende tot 9.60, f 10.20, f 10.80 on 11.40 als maximum. 2e ki. alsbovon van f 9.60 tot f 10.20, f 10.80, 11.40 en 12.als maximum. 12.tot/12.60,/-13.20,/-13.80 en 14.40 als maximum. f 12.60 tot/' 13.20,/" 13.80,/' 14.40 en f 15.als maximum. f 13.20 tot/1 13.80, 14.40, f 15.— en f 15.60 als maximum. 13.80 tot/14.40,/-15.—,/-15.60 en f 16.20 als maximum. f 14.40tot/15.—,/-15.60,/-16.20 en f 16.80 als maximum. 2. Het overeenkomende uurloon bedraagt le klasse 15 ct., 16 ct., 17 ct., 18 ct., 19 ct. 2e 16 n 17 18 19 20 3e 17 n 18 19 20 21 46 18 n 19 - 20 21 22 3e 4e 5e 6 e 7e 8e 9e 10e. Art. 83. 1. Wanneer eon werkman zich bij eenigen arbeid bijzonder heeft onderscheiden, kan door het betrokken hoofd van don tak van dienst aan Burgomoester en Wethouders worden voorgesteld den werkman des wege eeno extra bolooning toe te kennen. 2. Aan werklieden, die gedurende 25, 40 en 50 achtereenvolgende jaren tot tevredenheid van Bur gemeester en Wethouders werkzaam ziin geweest, wordt, bij de herdenking hunner 25-, 40- en 50-jarige dienstvervulling eene gratificatie van 25.toe gekend. Art. 34. Stukwerk kan al of niet met premie voor goed werk aan werklieden gegeven worden, wanneer het hoofd van den betrokken tak van dienst dit in het belang van het werk acht. Voor dit stukwerk worden geen lager loonen uitgekeerd, dan de werk man onder gewone omstandigheden zou ontvangen. Art. 35. De tijd waarop en de plaats waar het loon en de vergoeding voor overwerk worden uitbetaald worden voor eiken tak van dienst in de in art. 1 bedoelde bijzondere voorschriften bepaald, met dien verstande, dat als regel de uitbetaling wekelijks en niet op Zaterdag geschiedt. Art. 36. 1. Na het betrokken hoofd van den tak van 212 Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. ffijl. HO. 11. dienst te hebben gehoord, verleenen Burgemeester en Wethouders aan vaste werklieden, die in de loonklassen, waarin zij zijn gerangschikt, het maximum-loon nog niet hebben bereikt, in den regel en in elk geval voorzoover toewijding, geschiktheid en gedrag van den werkman niet te wensclien over laten, telkens na drie jaren diensttijd binnen de grenzen der loonklassen vei-hooging van loon. 2. Indien toewijding of geschiktheid te wen- schen overlaten kan de werkman, het betrokken hoofd van den tak van dienst gehoord, door Bur gemeester en Wethouders in loon worden verlaagd of in eene lagere loonklasse worden gerangschikt. Art. 37. Het loon van een vasten werkman, wiens werk kracht tengevolge van het klimmen zijner jaren vermindert, wordt niet verlaagd, wanneer hij aan dezelfde soort van arbeid werkzaam blijft en daar voor volgens hot oordeel van het betrokken hoofd van den tak van dienst nog geschikt is. Art. 38. 1. Onvermindord do op te leggen straf wordt geen loon uitgekeerd over den tijd dat een werk man, die naar het oordeel van hét betrokken hoofd van den tak van dienst of van dengeno die hem vervangt, tengevolge van misbruik van sterken drank niet in staat is de hem opgedragen werk zaamheden uit te voeren, dientengevolge van i O O het werk wordt verwijderd. Deze verwijdering geschiedt voor den gehcelen dag waarop zij heeft plaats gehad. Van de verwijdering wordt onmid dellijk aan Burgemeester en Wethouders konnis gegeven. 2. De werkman die, tengevolge van verzuim, van een half uur tot ton hoogste een halven dag in zijn dienst moet worden vervangen, kan gedu rende oen halven dag geschorst worden met inhou ding van loon, onverminderd de op te leggen straf. 3. Voor de berekening van het in te houden loon wordt het weekloon tot uurloon herleid, gelijk in art. 31 en het Se lid van art. 32 is bepaald. 4. Behalve voor verschuldigde pensioenstorting, geschiedt inhouding op het loon van den werkman wekelijks tot geen hooger bedrag dan tot x/6 van het weekloon. HOOFDSTUK VII. Ziekte van den werkman. Art, 39. Een werkman, die wegens ziekte moot verzuimen, geeft daarvan onmiddellijk kennis of doet daarvan onmiddellijk kennis geven aan het hoofd van den tak van dienst waarbij hij werkzaam is gesteld of aan dengene, die dezen vervangt. Art. 40. 1. Indien een vaste werkman door ziekte of ander lichamelijk letsel, volgens verklaring van een ge neeskundige, niet in staat is zijn arbeid te ver richten, wordt aan hem in plaats van loon eon ziekengeld uitgekeerdgedurende de eerste 26 weken 100 °/0 en gedurende de daaraanvolgende 12 weken 75 van het vaste loon, dat hij ontving bij den aanvang van de ziekte of toen hem het letsel overkwam. 2. Aan een tijdelijken werkman, die tenminste zes weken onafgebroken Jd gemeentedienst is ge- woest, zal ingoval van ziekte of ander lichamelijk letsel, gedurende zijn diensttijd, onder gelijke voorwaarden als aan vaste werklieden, gedurende één week 3/4 van het loon dat hij ontving bij den aanvang van de ziekte of toen hem het letsel overkwam, bij ten minste twee maanden onafgebroken gemeentedienst gedurende drie weken 3/4en bij ten minste drie maanden onafgebroken gemeentedienst gedurende vijf weken 3/4 van dat loon als ziekengeld worden uitgekeerd. De tijdelijke werkman, die minder dan zes weken onafgebroken in dienst der gemeente is geweest of die daarna tenminste 4 dagen dien dienst heeft verlaten, heeft geen recht op uitkee- ring van ziekengeld. 3. Indien een werkman, die na een ziekte den arbeid heeft hervat, binnen een maand weer ziek wordt, beslissen Burgemeester en Wethouders naar omstandigheden, of die ziekte al of niet als voort zetting der vorige moet worden beschouwd. 4. De uitkeering van het ziekengeld gaat in met den daarvoor door den geneeskundige aan te geven dag, doch in geen geval vroeger dan met den dag voorafgaande aan dien, waarop de werk man bij don geneeskundige in behandeling is ge nomen. 5. Indien de geneeskundige verklaringen in het eerste en in hot vierde lid bedoeld, Burgemeester en Wethouders niet genoegzaam voorkomen, kun nen zij eene andere verklaring of de verklaring van een anderen arts vorderen of een onderzoek op dragen aan den geneesheer-directeur van het Stads ziekenhuis. Art. 41. 1. Ten aanzien van hot ziekengeld gelden voorts de volgende bepalingen 2. Elko week moet vóór den gewonen betaal dag aan het betrokken hoofd van den tak van dienst eene verklaring van een geneeskundige worden over gelegd waaruit blijkt, dat de patient nog niet ge schikt is tot het verrichten van zijn arbeid. 3. Bij het niet overleggen van deze verklaring wordt geen ziekengeld uitbetaald. 4. Mede wordt geen ziekengeld uitbetaald en wat reeds uitbetaald mocht zijn op later te betalen 213

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 109