Bijl. no. 11. Bijlage tot het verslag der handelingen van dern gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. loon verhaald, doch wekelijks tot geen hooger bedrag dan tot 1/6 van het weekloon a. indien drankmisbruik of andere buitensporig heden oorzaak van de ziekte of van het lichamelijk letsel zijn b. indien blijkt, dat de voorschriften van den geneeskundige niet in acht zijn genomen c. indien de werkman, nadat de geneeskundige hem voor gezond verklaard heeft, of uit andere omstandigheden blijkt, dat hij zijne werkzaam heden weder zou kunnen verrichten, zich niet dadelijk bij het betrokken hoofd van den tak van dienst aanmeldt d. indien de werkman, ofschoon nog niet ge schikt voor zijn gewonen arbeid, weigert om met behoud van zijn gewone loon werkzaamheden te ver richten, welke hem door het betrokken hoofd van den tak van dienst in overleg met den geneeskundige die hem heeft behandeld, worden opgedragen. 5. De beslissing tot niet-uitbetaling of verhaal van reeds uitbetaald ziekengeld in de gevallen, in het vierde lid genoemd, wordt genomen door Bur gemeester en Wethouders. 6. Het laatste lid van het vorige artikel is toe passelijk ten aanzien van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde geneeskundige verklaring. Art. 42. 1. Voor vaste werklieden, wier vast weekloon niet meer dan 10.50 bedraagt en die met hunne gezinnen in het algemeen ziekenfonds „Eendracht maakt macht" zijn opgenomen, wordt de door hen verschuldigde contributie bij wijze van loonsver- hooging- vanwege de gemeente betaald. 2. Inwonende kinderen boven de 18 jaar komen hiervoor niet in aanmerking. Art. 43. 1. Indien een werkman eene tijdelijke uitkeering ontvangt of hem eene rente wordt toegekend inge volge de Ongevallenwet 1901, is artikel 40 niet op hem van toepassing, behoudens zijne aanspraak op bijpassing, tot een bedrag, waarmede volgens dat artikel het ziekengeld de hem toegekende uitkeering of rente overtreft. 2. Indien do werkman zich verbindt, om bij ontvangst der uitkeering of rente, deze tot het vereischto bedrag aan het betrokken hoofd van den tak van dionst af te dragen, kan hem, tot den dag waarop do schadeloosstelling betaalbaar is gesteld, op den gewonen betaaldag bij wijze van voorschot een zieiongold worden uitgekeerd, als bij artikel 40 is bepaald. Art, 44. Tenzij de nagelaten betrekkingen vallen onder de toepassing van art. 23 le lid 2°. dor Ongeval lenwet 1901 en behoudens liet geval dat van rijks- ol: gemeentewege in hunne pensionneering is voorzien, wordt bij besluit van Burgemeester en Wethouders aan de weduwe van een overleden werkman of aan zijn minderjarige ouderlooze kinderen of aan zijne ouders indien hij hun eenige kostwinner was, gedurende zes weken na het overlijden het loon of het ziekengeld van de week van overlijden toegekend. HOOFDSTUK VIII. Straffen. Art. 45. De werkman, die zich aan een klein vergrijp, ter beoordeeling van het betrokken hoofd van den tak van dienst, schuldig maakt, kan door dezen worden berispt, waarvan op door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze aanteekening wordt gehouden. Art. 46. De werkman die binnen het tijdvak van een jaar voor de derde maal eono berisping ontvangt, wordt gestraft met verlies van aanspraak op ten hoogste drie dagen van het eerstkomend jaarlijksch verlof. Art. 47. 1. De werkman, die zich schuldig maakt aan een der feiten, genoemd in het volgende artikel, kan worden gestraft met 1°. inhouding van verlofdagen 2°. schorsing met gemis van loon gedurende die schorsing 3°. loonsverlaging gedurende een bepaalden tijd, in de loonklasse waarin hij gerangschikt is 4°. verlaging in loonklasse, hetzij voor bepaalden, hetzij voor onbepaalden tijd 5°. wegzending uit den dienst. 2. In afwachting van de in artikel 49 bedoelde uitspraak van Burgemeester en Wethouders of van het scheidsgerecht, kan de werkman door het be trokken hoofd van den tak van dienst onmiddellijk worden geschorst en zulks, tenzij bij die uitspraak hieromtrent anders wordt besloten, met behoud van loon. Art. 48. 1. De in het vorig artikel bedoelde straffeD kunnen worden opgelegd ter zake van 1°. overtreding van de bepalingen van dit regle ment of van de bijzondere voorschriften van den tak van dienst, waarbij do werkman werkzaam is gesteld 2°. misdrijf waartoe de werkman bij in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis is veroor deeld 3°. oneerlijkheid of het verstrekken van onjuiste opgaven 4°. het doen ontstaan van gevaar voor derden. 214 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. het toebrengen van letsel of het veroorzaken van schade 5°. dienstweigering, onordelijkheid, of onbe hoorlijk gedrag tegenover superieuren 6°. het door voordeelen of beloften zich laten verleiden tot ongeoorloofde handelingen of tot be gunstiging 7°. ergerlijk levensgedrag of het uiten van erger lijke taal, mondeling of in geschrifte 8°. dronkenschap in den dienst of herhaalde dronkenschap buiten dienst en het doen brengen of medenemen van sterken drank op het werk 9°. verzuim van dienst zonder verlof, tenzij wegens gegronde redenen 10°. aansporing en uitlokking van een gemeente werkman tot het plegen van bovengenoemde feiten. 2. Yan alle krachtens de artikelen 46 en 47 opgelegde straffen en de redenen waarom die straffen worden opgelegd, wordt door het betrokken hoofd van den tak van dienst aanteekening gehouden op door Burgemeester en Wethouders aan te geven wijze. Art. 49. 1. Het betrokken hoofd van den tak van dienst doet van zijn oordeel of tot het opleggen van straf moet worden overgegaan, of van het uitspreken der derde berisping, als bedoeld in art. 46, binnen twee dagen nadat het strafbare feit te zijner kennis is gekomen of de berisping is uitgesproken, mede- deeling aan Burgemeester en Wethouders. 2. Burgemeester en Wethouders doen in hunne gewone vergadering, eerstvolgende op den tweeden dag na ontvangst dier mededeeling, uitspraak of de werkman strafbaar is en welke straf hem kan worden opgelegd of, ingeval de mededeeling het uitspreken der derde berisping betreft, in welke mate de straf, bedoeld in art. 46, kan worden op gelegd, en geven hiervan kennis aan het betrokken hoofd van den tak van dienst en, behalve in het geval dat de uitspraak behelst, dat geen straf wordt opgelegd, mede aan den werkman, die bevoegd is binnen drie dagen na ontvangst van deze kennis geving aan Burgemeester en Wethouders mede te deelen, dat hij de beslissing van het scheidsgerecht inroept. 3. Maakt de werkman van de in het vorig lid bedoelde bevoegdheid tot hot inroepen dier beslis sing binnen den daar gestelden termijn gebruik, dan doen Burgemeester en Wethouders daarvan binnen vier dagen, nadat het bericht te hunner kennis is gekomen, mededeeling aan het scheidsgerecht, dat in hoogste ressort de uitspraak doet invoege als volgens het vorige lid anders van Burgemeester en Wethouders ware uitgegaan. Yan de uitspraak van het scheidsgerecht wordt onmiddellijk aan Burgemeester en Wethouders en aan den werkman kennis gegeveu. 4. Binnen de grenzen dier uitspraak leggen Bur gemeester en Wethouders de straf op en doen daar van mededeeling aan het betrokken hoofd van den tak van dienst en aan den werkman. 5. De termijnen, in het tweede lid genoemd, moeten in acht worden genomen op straffe van de handeling met nietigheid te treffen, die binnen die termijnen moest worden verricht. Art. 50. 1. De instelling, samenstelling en wijze van werken van het scheidsgerecht wordt bij afzonder lijke verordening geregeld. 2. Deze verordening bepaalt tevens in hoeverre de beslissing van Burgemeester en Wethouders of van het scheidsgerecht kan worden ingeroepen, indien de werkman zich niet met een te zijnen opzichte krachtens dit reglement getroffen maat regel, geen straf zijnde, vereenigt. HOOFDSTUK IX. Einde van de dienstbetrekking. Art. 51. De dienstbetrekking eindigt 1°. door overlijden van den werkman 2°. door ontslag na opzegging van de zijde van de gemeente of van den werkman 3°. door wegzending uit den dienst bij wijze van straf 4°. voor zoover betreft tijdelijke werklieden, door het verstrijken van den tijd waarvoor ze zijn aangesteld, of behoudens de bepaling van het derde lid van art. 9, na 52 weken onafgebroken dienst als zoodanig 5°. voor zoover betreft aankomende worklieden, door het bereiken van den leeftijd van 20 jaar. Art. 52. 1. Opzegging, van welke zijde ook, geschiedt bij vaste werklieden schriftelijk, met inachtneming van een termijn van vier weken, bij tijdelijke werklieden mondeling of schriftelijk met inachtneming van een termijn van één week. 2. Opzegging van de zijde der gemeente en ver leening van ontslag na opzegging van de zijde van den werkman geschiedt aan vaste werklieden door Burgemeester en Wethouders op voordracht van het betrokken hoofd van den tak van dienst, aan tijdelijke werklieden door dat hoofd. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen bij een vasten en het betrokken hoofd van den tak van dienst bij een tijdelijkon werkman het ontslag ook vóór den afloop van den opzeggingstermijn doen ingaan, evenwel, tenzij het eerder ingaan geschiedt op verzoek van den betrokken werkman, onder uitkeering van het volle loon tot aan het eind van dien termijn. 215

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 110