Bijlage no. 12.
Litt. A.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910.
Art. 53.
Opzegging van de zijde der gemeente heeft uit
sluitend plaats
a. bij onvoldoende geschiktheid van den werk
man
b. wanneer de aard en de omvang der werk
zaamheden de opzegging wenschelijk maken.
Art. 54.
1. Bij dienstopzegging van de zijde dor gemeente
zal aan den betrokkene, zoo hij vast werkman is,
na verloop van den opzeggingstermijn nog gedu
rende zooveel weken het één vierde gedeelte van
zijn weekloon worden uitbetaald als hij volle jaren
in vasten dienst bij de gemeente werkzaam is ge
weest, tenzij hij binnen dien tijd een andere gelijk
of ongeveer gelijk beloonde vaste betrekking hoeft
aanvaard.
2. Indien over den tijd, waarover de uitkeering,
in het eerste lid bedoeld, loopt, aan den werkman
pensioen wordt toegekend, wordt over den tijd,
dat pensioen en uitkeering gelijktijdig zouden wor
den genoten, het pensioen met het bedrag der
uitkeering verminderd.
Slotbepaling.
Art. 55.
1Dit reglement treedt in werking op een nader
door Burgemeester en Wethouders te bepalen
tijdstip.
2. Het kan worden aangehaald onder den titel
„Werkliedenreglement".
3. In dit reglement worden geene wijzigingen
aangebracht, dan nadat vooraf de Kamer van Arbeid
te Leeuwarden daarover is gehoord.
Overgangsbepalingen.
Art. 56.
1. Aan de werklieden wordt bij het in werking
treden van dit reglement en van de naar aanleiding
daarvan uitgevaardigde bijzondere voorschriften
voor eiken tak van dienst gedurende drie weken
gelegenheid gegeven om een en ander te onder
teekenen, ten blijke, dat zij met den inhoud daar
van bekend zijn.
2. Ten aanzien van weigering der onderteekening
is het laatste lid van art. 15 toepasselijk.
Art. 57.
1. Binnen 2 maanden na het in werkingtreden
van dit reglement beslissen Burgemeester en Wet
houders in hoeverre tijdelijke werklieden, die 52
achtereenvolgende weken of langer in onafgebroken
gemeentedienst zijn geweest, nog wederom voor
ten hoogste een jaar in dienst zullen blijven dan
wel of zij den dienst zullen verlaten.
2. In het laatste geval zullen evenwel zij, die
zich daartoe schriftelijk tot Burgemeester en Wet
houders wenden, zoo er overigens geen aanleiding
bestaat tot ontslag, nog evenveel weken in dienst
worden gehouden als zij volle maanden in onafge
broken gemeentedienst zijn geweest.
Art. 58.
Binnen zes maanden na de inwerkingtreding
van dit reglement worden de op het oogenblik der
inwerkingtreding in dienst der gemeente zijnde werk
lieden, die de onderteekening als in het Ie lid van
art. 56 bedoeld, hebben verricht, op den voet van
artt. 29 en 31 in loonklassen gerangschikt en wordt
hun loon vastgesteld, mot dien verstande, dat ver
mindering daarvan niet kan geschieden, doch de
aanspraak op de hoogere belooning behouden blijft,
indien deze voor de inwerkingtreding van dit
reglement is verkregen.
Art. 59.
In afwijking van het bepaalde bij art. 33, 2e lid,
komen de werklieden aan de gemeentelijke Gas
fabriek, van Gemeentewerken en van de Stads
reiniging, die vóór 1 Januari 1906 en de overige
werklieden, die vóór het in werking treden van dit
reglement hunne 25-, resp. 40-jarige dienstvervulling
hebben herdacht, reeds bij eene 35-, resp. 45-jarige
in plaats van bij eene 40-, resp. 50-jarige dienst
vervulling voor eene gratificatie in aanmerking.
Art. 60.
Werklieden, die op het tijdstip van inwerking
treding van dit reglement in het genot zijn van
ziekengeld volgens de bepalingen van het besluit
van Burgemeester en Wethouders van 18 Augustus
1900 (gemeenteblad 1900 no. 23), gelijk dit nader
is gewijzigd, blijven gedurende den loop hunner
ziekte hunne rechten op die uitkeering aan de be
palingen van dat besluit ontleenen.
Art. 61.
Feiten door werklieden vóór de inwerkingtreding
van dit reglement gepleegd, die aanleiding kunnen
geven tot bestraffing volgens de bepalingen, die op
het tijdstip dat liet feit werd gepleegd geldende
waren, worden krachtens die bepalingen berecht-
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd.
216
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 12.
WIJZIGING der verordening regelende de
inrigting van het personeel der
politie (gemeentebladen 1905 no. 45,
1906 no. 19 en 1908 no. 27).
Voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
Van den Burgemeester ontvingen wij een gemo
tiveerd voorstel tot herziening van de jaarwedden
van den inspecteur van politie-titulair en van de
politiedienaren der le, 2e en 3e klasse.
Wij kunnen ons met de aangevoerde gronden
geheel vereenigen en maken het voorstel dus gaarne
tot het onze. Wij meenen te kunnen volstaan met
naar den onder litt. C hierachter afgedrukten brief
van den Burgemeester te verwijzen en geven U
in overweging het besluit te nemen dat in ontwerp
(litt. Bhiernevens is gevoegd.
Leeuwarden, 13 Juli 1910.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
ZIMMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
thans 500f 700
750775
650—,, 700
550-
625
Litt. B.
ONTWERP.
De Baad der gemeente Leeuwarden
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
1. artikel 2 der verordening, regelende de inrig
ting van het personeel der politie in de gemeente
Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 27
December 1883 (gemeenteblad no. 22 van 1883),
gewijzigd bij raadsbesluiten van 13 April 1886
(gemeenteblad no. 12 van 1886), van 26 Maart 1889
(gemeenteblad no. 6 van 1889), van 7 Mei 1895
(gemeenteblad no. 11 van 1895), van 11 September
1900 (gemeenteblad no. 24 van 1900) en van 24
Januari 1905 (gemeenteblad no. 6 van 1905); met deze
wijzigingen opgenomen in gemeenteblad no. 45 van
1905, nader gewijzigd bij raadsbesluiten van 11 Sep
tember 1906 (gemeenteblad no. 19 van 1906) en van
27 October 1908 (gemeenteblad no. 27 van 1908),
te wijzigen in dien zin, dat de eerste twee leden
worden vervangen door het navolgende:
De jaarwedden dezer beambten zijn voor:
deninspecteurvanpolitie le klasse van 1400ƒ1800
1000—1300
550750
-ƒ800
700—750
550—675
de
ri V JJ 7) 7)
titulair
de politiedienaren der le klasse ieder 775
V n 7) 2e
n V ri 06
De nadere bepaling van het bedrag der jaarwed
den geschiedt door Burgemeester en Wethouders,
met dien verstande dat in den regel, en in elk geval
voor zoover de ijver en de geschiktheid van den
betrokkene naar het oordeel van den Burgemeester
niet te wenschen overlaten, binnen de in het eerste lid
gestelde grenzen verhooging van wedde plaats vindt:
217