Bijlage no. 14. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. b. de uitgaven voor uitbreiding van het bedrijf. Uitgaven beneden een bedrag van ƒ100.wor den niet als uitgaven voor vernieuwing of verbete ring beschouwd. Uitgaven voor uitbreiding van het bedrijf zijn alleen die uitgaven, waardoor de capaciteit van de inrichting wordt verhoogd. Art. 30. De beschikbaar gebleven gelden van het afschrij- vings- en vernieuwingsfonds worden belegd in Nederlandsche Staats-, Provinciale- en Gemeentelijke leeningen, voor zoover zij ter beurze van Amsterdam zijn genoteerd, in pandbrieven van hypotheekbanken, die in aanmerking komen voor beleggingen van de Rijkspostspaarbank, of door uitleening aan de ge meente zelve. De gekweekte rente komt niet aan het fonds doch aan het bedrijf ten goede. De effecten en schuldbewijzen worden in open bewaring gegeven bij de Nederlandsche Bank. VA.N DE WINSTVERDEELING EN HET RESERVEFONDS. Art. 31. Er wordt een reservefonds gevormd. Van de te maken winst wordt 40 °/0 in dit fonds gestort en 60 °/0 aan de gemeente uitgekeerd. Als winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens de laatstelijk door den Raad vastgestelde winst- en verliesrekening. De gekweekte rente komt aan het fonds ten goede. Zoodra en zoolang het reservefonds f 100.000. bedraagt, worden de stortingen in dat fonds ge staakt en wordt de geheele zuivere winst aan de gemeente uitgekeerd. Het reservefonds wordt op dezelfde wijze belegd en bewaard als het afschrijvings- en vernieuwings fonds. Art. 32. Het reservefonds strekt in de eerste plaats tot dekking van geleden verliezen. Verder mag daaruit de winstuitkeering aan de gemeente worden aan gevuld. In buitengewone omstandigheden kan de Raad besluiten daaruit extra-aflossing van de aan het bedrijf geleende gelden te doen. OVERGANGS- en SLOTBEPALING. Art. 33. Deze verordening treedt in werking den 1 Januari 1911. Inmiddels vinden reeds dadelijk na hare vast stelling de artikelen 18, 19 en 20, ten behoeve van het samenstellen der gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1911, toepassing. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 230 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 14. VESTIGING van het schoolartsen-instituut. Aan den Gemeenteraad. Reeds eenigon tijd is in handen van ons college om praeadvies het rapport eener gemengde com missie, samengesteld uit leden van de gezondheids- en van de schoolcommissie, waarbij wordt voor gesteld het schoolartsen-instituut eveneens voor deze gemeente in te voeren. De gezondheidscommissie heeft verklaard zich daarmede geheel te kunnen ver eenigen de laatstgenoemde eveneens, behoudens een tweetal punten. Wij meenen niet beter te kunnen doen dan hieronder in hoofdzaak over te nemen de motiveering die do ovengenoemde gemengde com missie tot haar voorstel heeft geleid, omdat het ook voor ons in het algemeen de gronden bevat, waarom, in het voetspoor van andere plaatsen van ons vaderland, eveneens te Leeuwarden naar ons oordeel dit stelsel toepassing behoort te erlangen. Weliswaar is van de zijde van de ouders dor schoolgaande kinderen, derhalve uit de kringen der in de eerste plaats belanghebbenden, nimmer eenige aandrang in deze richting gekomen en ook heeft ons college vóór het inkomen van het bovenbedoelde voorstel geene opmerkingen of klachten gehoord, waaruit zou mogen worden opgemaakt dat wij op school hygiënisch gebied ten achteren zijn, dit neemt niet weg, de ervaring elders heeft het ook daar ge leerd, dat hier voor den schoolarts toch oen arbeids veld, waar hij nuttig werkzaam zal kunnen zijn, braak kan liggen. Roepen de toestanden alzoo niet om verandering, het kan altijd nog beter dan goed. Ook bij sommigen, wellicht velen, Uwer is deze over tuiging levendig, getuigen de voor en na tot ons college gerichte vragen, wanneer dit praeadvies mocht worden tegemoet gezien en de meestal bij de schriftelijke behandeling der gemeentebegrootingen voor de laatste jaren voor het instituut gevoerde pleidooien, waartegenover nimmer een stem werd vernomen, die op het afdoen eerst van andere, voor het algemeen belang niet minder gewichtige zaken aandrong. Ook dit bij U blijkbaar meer of minder sterk gevestigd besef geeft ons vrijheid met een voorstel tot invoering van het schoolartsen instituut te komen en maakt ook daarom eene nadere toelichting, behalve wat in het schrijven der gemengde commissie te vinden is, o.i. overbodig. Zij schrijft rees de vraag of naast de zorg voor de geeste lijke ontwikkeling niet ook die voor het lichamelijk welzijn van het schoolkind meer onder de aandacht en de bomoeiïng der wereldlijke overheid moest vallen. De wet op het lager onderwijs van 1878 draagt reeds de duidelijke sporen van dezen eisch, maar meer nog openbaart de nieuwe tijdgeest zich in de vele pogingen, die werden en worden aangewend om duidelijk te maken, dat een loege maag, natte voeten, onvoldoende kleeding, physieke zwakheid ornstige vijanden zijn van „voldoend onderwijs". Er werden middelen aangewend ook van over heidswege om den strijd tegen deze weerstrevende machten aan to binden. „In de Leerplichtwet heeft de wetgever de moge lijkheid geopend om door rechtstreekschen steun van overheidswege in de behoeften van het lichaam dor leerplichtige kinderen te voorzien. Gelden voor voeding en schoeisel en reinheid worden reeds sinds eonige jaren tot dat doel beschikbaar gesteld door gemeentebesturen. In onze gemeente is sinds lang de strijd aangebonden tegen besmettelijk hoofdzeer; elders heeft men reeds bijzondere scholen opgericht voor geestelijk zwakken, de zoogenaamde „achter lijke kinderen". De innige samenhang tusschen lichaam en geest wordt meer on meer erkend en daarmede houdt de uitbreiding van de zorg voor het lichamelijk welzijn van het kind gelijken tred. Er is aangetoond, dat de school kweekplaats is van bepaalde ziekten schoolziekten en tevens, dat stoornissen in bepaalde organen buitengewoon scha delijk werken op de geestesontwikkeling van het kind. Hier worde slechts herinnerd aan de bijziend heid, aan de rugverkrommingen, aan de adenoïde vegetaties. Het vraagstuk der „overlading" is ook van medische zijde belicht en daarbij is onweerleg baar aangetoond dat do ontwikkeling van den geest gebonden is aan de physieke krachten van het lichaam. In deze lijn voortgaande deed zich weldra de behoefte gevoelen aan opzettelijk en geregeld medisch toezicht op de school en het schoolkind en daaruit werd het instituut „schoolartsen" geboren. „Het ligt niet in onze bedoeling, ook maar een verkort resumé te geven van de wordingsgeschie denis van dit instituut; van de goede en kwade verwachtingen, die als bij de wieg van deze nieuw geborene zijn uitgesproken. Genoeg zij het hier te vermelden, dat in den boezem der commissie voornoemd de goede verwachtingen algemeen ge koesterd worden. Hier was men van oordeel, dat, wanneer de onderwijzer met den geneeskundige samenwerkt, niet alleen de gezondheidstoestand der schooljeugd hierdoor zou worden bevorderd, maar ook de uitkomsten van het onderwijs hiervan de baten zouden ondervinden. „Met nadruk wenschen wij hierbij te verklaren, dat daarbij geenszins voorbij is gezien, wat ook in deze gemeente reeds geschiedt voor de instandhouding en verbetering van den gezondheidstoestand der schooljeugd. De ruime schoollokalen, de vele en goede leermiddelen, de arbeid der gemengde com missie tot bestrijding van hoofdzeer, dit alles werd ten zeerste gewaardeerd. Maar niettemin was de commissie van oordeel, dat ook voor de gemeente Leeuwarden instelling van het instituut schoolartsen heilzaam zou werken. 231

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 118