Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910.
tegenwoordigheid van het hoofd der school of van
een onderwijzer of eene onderwijzeres.
Art. 5.
De schoolarts bezoekt de school tenminste een
maal per maand op met het hoofd der school over
eengekomen dagen en uren.
Hij heeft het recht te allen tijde de school te
bezoeken, doch kan, behalve in geval van besmet
telijke ziekte of van een andere dringende omstan
digheid, alleen dan leerlingen onderzoeken, als hij
zijn bezoek tenminste 3 X 24 uren te voren aan
het hoofd der school heeft aangekondigd.
Ook dit onderzoek heeft plaats op de wijze, als
in het tweede lid van artikel 4 is aangeduid.
Do schoolarts is verplicht, ook buiten de tijden
in artikel 2 en in dit artikel bedoeld, zoo spoedig
mogelijk de school te bezoeken, wanneer hem dit
door het hoofd der school schriftelijk wordt ge
vraagd bij het vermoeden of bestaan van besmet
telijke ziekte of wegens andere dringende omstan
digheden.
Art. 6.
De schoolarts onthoudt zich van het in de voor
gaande artikelen bedoeld onderzoek, indien hem
binnen de daar genoemde termijnen een attest van
den huisarts van den te onderzoeken leerling of
onderwijzer wordt overgelegd, bevattende het re
sultaat van een onderzoek als anders door den
schoolarts had moeten zijn verricht.
Ter uitvoering van dit voorschrift stellen Bur
gemeester en Wethouders nadere regelen.
Art. 7.
Do ouders, voogden of verzorgers dor leerlingen
kunnen, desverlangd, bij elk onderzoek tegenwoor
dig zijn. Hun wordt het tijdstip, waarop botonder
zoek zal plaats hebben, tijdig door het hoofd der
school medegedeeld.
Art. 8.
Van den uitslag van elk onderzoek, als bedoeld
in artikel 2 sub A, wordt door den schoolarts aan-
teekening gehouden op een kaart, waarvan het
model door Burgemeester en Wethouders wordt
vastgesteld. De kaarten worden door het hoofd
dor school naar de klasse gerangschikt en bewaard.
Zij worden op vorzoek aan den schoolarts ter
inzage gegeven.
Gaat do leerling over naar een andere school in
de gemeente, waarop geneeskundig toezicht wordt
uitgeoefend, dan wordt zijn kaart door het hoofd
der school in gesloten omslag naar het hoofd der
andere school gezonden.
Art. 9.
Geeft het onderzoek, bedoeld in de artikelen 4,
238
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 14.
5 en 6, den schoolarts aanleiding om geneeskundige
behandeling van een leerling wenschelijk te achten,
dan geeft hij hiervan schriftelijk kennis aan de
ouders, voogden of verzorgers.
Hij gaat na, welk gevolg aan deze kennisgeving
is gegeven en maakt van zijne bevindingen hier
omtrent vermelding in zijn verslag.
Art. 10.
Acht de schoolarts voor een leerling een bijzon
deren maatregel (zooals b.v. het aanwijzen van een
bepaalde zitplaats) noodig, dan verzoekt hij het
hoofd der school hierin te voorzien of hieromtrent
voorstellen te doen.
Is hij van oordeel, dat aan zulk een verzoek
geen of geen voldoend gevolg is gegeven, dan
geeft hij daarvan kennis aan Burgemeester en
Wethouders.
Art. 11.
De schoolarts wijst aan het hoofd der school de
leerlingen aan, die lijden aan kwalen, welke voor
de overige leerlingen nadeelig of hinderlijk zijn,
met opgave van hen, ten aanzien van wie het
raadzaam is hun tijdelijk het verblijf op de school
te ontzeggen.
De redenen van de tijdelijke verwijdering worden
door den schoolarts schriftelijk ter kennis van de
ouders, voogden of verzorgers gebracht.
Art. 12.
Acht na een onderzoek, als bedoeld in artikel 2
sub Bjcto artikel 6, de schoolarts het raadzaam, dat
ter voorkoming van gevaar of schade voor de ge
zondheid der leorlingen aan den onderzochte tijdelijk
het verblijf op de school wordt ontzegd, dan geeft
hij hiervan kennis aan Burgemeester en Wethouders.
Art. 13.
De schoolarts treedt als zoodanig niet op als
behandelend geneesheer. Echter kan hij bij drin
gende noodzakelijkheid bij zijn bezoek aan de school
die maatregelen nemen, die hij in het belang van
don leerling wenschelijk acht. Deze maatregelen
mogen uitsluitend hot karakter van eerste hulp
dragen. Hij treedt voorts op als raadgever van
het onderwijzend personeel, doch is niet bevoegd
hun bevelen te geven.
Art. 14.
De schoolarts stelt, wanneer hom dit noodig
voorkomt, aan Burgemeester en Wethouders voor,
tot tijdelijke sluiting van een school, waarover hom
het loerlingenonderzoek is opgedragen, of tot des
infectie van zoodanige school of van een klasse
lokaal over te gaan.
239