Bijlage no. 15.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910.
lager onderwijs en het bewaarschool onderwijs te
Leeuwarden.
II.
De aanhef van artikel 2 wordt gelezen
De in het le lid sub a. van het vorige artikel
bedoelde leden wordenenz.
III.
Het le lid van artikel 3 wordt gelezen
De aanbeveling tot vervulling eener gewone
vacature in de in het le lid sub a. van artikel 1
bedoelde leden wordt jaarlijks vóór den 1 November
ingediend.
IV.
Aan artikel 4 wordt een nieuw 4e lid toege
voegd, luidende
Een schoolarts is niet tot voorzitter of secretaris
benoembaar.
V.
Het le lid van artikel 7 wordt gelezen
In de maand December verdeelt zij onder de in
het le lid sub a. van artikel 1 bedoelde leden het
toezicht gedurende het volgend jaar over de onder
scheidene scholen.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
242
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. ÏIO. 15.
BESLUIT tot het aanwijzen van ambtenaren
of beambten, andere dan de ge
meente-ontvanger, belast met de
invordering van plaatselijke belas
tingen.
Aan den Gemeenteraad.
Bij de lezing van het met 1 Januari e.k. van
kracht wordend artikel 114ZÜS der Gemeentewet,
volgens welk voorschrift o. m. de regel dier wet,
dat alle ontvangsten en inkomsten der gemeente
aan den ontvanger ter invordering zijn opgedragen,
uitzondering kan lijden, voorzoover de Raad onder
goedkeuring van Gedeputeerde Staten andere be
palingen stelt, bleef bij ons college twijfel over of,
waar onderscheidene belastingverordeningen met
de invordering der heffing andere personen be
lasten dan den ontvanger, deze afwijking van
den regel na 1 Januari 1911 niet door eene veror
dening volgens het evenaangehaald wetsartikel zou
moeten worden gedekt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, door
ons ter zake om inlichtingen gevraagd, schreef
dienaangaande het volgende
„Ik heb de eer U mede te deelen, dat het antwoord
op de in nevengemeld schrijven gestelde vraag
bevestigend luidt. De invordering van plaatselijke
belastingen, als in dat schrijven bedoeld, door de
daarbij aangeduide ambtenaren en beambten, is te
beschouwen als eene uitzondering op het bepaalde
bij art. 113 der Gemeentewet en moet daarom, indien
zij na 31 December 1910 gehandhaafd blijft, bij een
afzonderlijk besluit van den Raad, onder goedkeu
ring van Gedeputeerde Staten, geregeld worden.
„Het schijnt geen overwegend bezwaar, dat ver
schillende verordeningen op de invordering van
plaatselijke belastingen, waarbij die invordering aan
evengemelde ambtenaren of beambten is opgedragen,
bepalingen bevatten omtrent storting van de geïnde
gelden in de gemeentekas, boeking van de ont
vangsten en dergelijke, welke voortaan zullen zijn
op te nemen in verordeningen, voortvloeiende uit
art. 114&is voornoemd.
„De herziening der invorderingsverordeningen
op deze punten behoeft naar mijne meening niet
op eenmaal ter hand genomen te worden. Zij. zal
na 31 December 1910 geleidelijk kunnen plaats
hebben bij eventueel nieuwe goedkeuring van de
desbetreffende belasting.
„Te dezen aanzien is echter eene uitzondering
te maken voor het geval, dat de regeling ex art.
11 ibis afwijkt van hetgeen in de invorderings
verordening bepaald is. Bij zoodanige afwijking
zal met de vaststelling van de regeling ex art.
114bis, herziening van de invorderingsverordening
en toepassing van art. 235, tweede lid, der Gemeente
wet, gepaard moeten gaan.
„Ten overvloede zij nog opgemerkt, dat het be
paalde bij art. 114bis dor Gemeentewet zich niet
uitstrekt over de regeling, vervat in art. 263 dier
wet."
Het is op grond hiervan, dat wij U voorstellen
te besluiten volgens het bijgaande ontwerp.
Leeuwarden, 18 Augustus 1910.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
II. BEUCKER ANDREW,
loco-burgemeester.
M, GOSLINGS, secretaris.
243