Bijlage no. 19. Bijlage tot het verslag der handelingen Van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. bare werken d.d. 27 Juli 1910, om deze som (rond 1,300.te besteden voor de verbetering van straten, waarom dit bedrag dan ook onder volgno. 146 der uitgaven is opgenomen. Ten slotte meenen wij te moeten wijzen op het gunstige verschijnsel dat, hoewel de uitgaven be langrijk hooger moesten worden geraamd, deze bijna geheel gedekt konden worden door de stijging der inkomsten. Onderstaand overzicht, waarin zijn opgenomen de meer belangrijke verschillen tusschen de begrootingen voor 1910 en 1911 moge dit duidelijk maken. INKOMSTEN. Vnlrrnn Meer geraamd voor 1911, (in ronde sommen). 1 Saldo vorige rekening 7,000. 2 en 3 Opcenten grondbelasting 600. 4 personeele belasting 1,500. 8 bruggelden800. 9 kadegeld 500. 10 havengeld600. 12 marktgelden1,500. 13 waagrechten1,650. 23 schoolgelden voor middelbaar onderwijs600. 42 winst waterleiding 2,750. 44 ontvangsten vuilnisverzameling 1,600. 47 uitkeering van het Rijk volgens art. 19 der Wet van 24 Mei 1897 2,000.— 49 bijdrage Rijk art. 48, le lid, 1° der Wet tot regeling van het lager onderwijs 3,900. 53 subsidie Rijk hooger onderwijs 700. 54 bijdrage verpleging krank zinnigen 500. Transporteeren 26,200. VoIjOTIO Meer geraimd voor 1911 o (in ronde sommen). Transport 26,200. 88 verkoop bouwterrein Nieuwe Kanaal1,000. Samen UITGAVEN. 94 Jaarwedden ambtenaren c.a. secretarie 138/9 jaarwedden en daggelden ge meentewerken 170 uitgaven vuilnisverzameling (na aftrek van 7,000. voor buitengewone werken) 173/4/5 kosten van politie 176 straatverlichting 193 schoolartsen-instituut (na af trek van f 800. 205 jaarwedden onderwijzers c. a 210 instandhouden schoollokalen c 226 kosten burgeravondschool 230/1 gymnasium 234 kosten van bewaarscholen. 244 verandering van het armhuis 246 verpleging krankzinnigen 267 veranderde inrichting beurs lokaal 287 pensioenen Samen Leeuwarden, 10 September 1910. 27,200.— a. 850. 800, 6,200.— 800.— 2,000.— 500.— 4,000.— 500.- 1,060.— 1,840.— 540.— 4,100.— 1,200.— 2,180. 750. 27,320.— Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, ZIMMERMAN, Burgemeester. C. PALS, L.-Secretaris. 274 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 19. AMENDEMENT van den heer Burger op de ontwerp-verordening, rege lende de aanstelling enz. van schoolartsen (bijlage no. 14). Aan den Gemeenteraad. Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen artikel 6 van bovengenoemde ontwerp-verordening aldus te lezen „Het in artikel 4 onder 1°. bedoelde onderzoek „blijft achterwege en ieder onderzoek wordt beperkt „tot de aandoeningen, die gevaar of schade voor „het onderwijs in het algemeen of voor de andere „leerlingen kunnen veroorzaken, ten aanzien van „die leerlingen, wier ouders, voogden of verzorgers „schriftelijk aan het hoofd der school of den school arts of mondeling aan dezen laatste hebben ver klaard, dat zij tegen verder gaand onderzoek of „tegen onderzoek door den schoolarts in het alge- „meen bezwaar hebben". A. BURGER, Lid van den Gemeenteraad. TOELICHTING. Het ontwerp kent onderzoek van leerlingen door den schoolarts met tweeërlei strekking I. onderzoek in het belang van den onderzochte zelf (artikel 2, a en h) II. onderzoek in het belang van het onderwijs in het algemeen en van de medeleerlingen (artikel 2, c en d). Het onderzoek onder II, zoo men dit eenmaal aanvaardt, moet boschouwd worden als uitvloeisel van een door de overheid erkende verplichting, om, waar zij onderwijs geeft, alles te doen wat in haar vermogen is om te zorgen, dat de leerling in de school geen gevaar loopt, eenige besmettelijke ziekte op te doen. Maar hieruit volgt dan ook, dat de overheid, eene controle op het besmettingsgevaar invoerende, onjuist zou handelen, door te dulden dat eenig leerling aan het onderzoek werd onttrokken, en waar nu naar mijne overtuiging het overlaten van het onderzoek aan den huisarts niet den gewenschten en noodig geachten waarborg oplevert, moet mijns inziens voor dit onderzoek streng worden vastgehouden aan het beginsel, dat het in ieder geval door den schoolarts moet worden verricht. Anders is het met het onder I bedoelde onderzoek. Wel is waar strekt ook dit om te voorkomen, dat eenig leerling door het schoolbezoek schade lijdt, doch hier geschiedt het onderzoek uitsluitend in het belang van iederen te onderzoeken leerling zelf en wanneer nu de ouders, voogden of verzorgers, die zeker meer dan de overheid geroepen zijn, voor dit belang te waken, het onderzoek liever aan een I ander dan den schoolarts opdragen, zie ik geen enkele reden om hun eenigen dwang op te leggen. Mijns inziens behoort dan zelfs naar een rapport van den huisarts niet te worden gevraagd, doch moet het onderzoek eenvoudig achterwege blijven als de ouders enz. dit verlangen. Door het amendement wordt m. i. voor een groot deel aan de tegen het instituut der schoolartsen geopperde bezwaren tegemoet gekomen, en zulks te meer, daar het onderzoek, dat daarbij voor den schoolarts overblijft, inden regel weinig ingrijpend zal zijn, immers voornamelijk op uitwendige be schouwing van het hoofd zal neerkomen. Wel zou bij bepaald vermoeden van het bestaan van inwen dige ziekten van besmettelijken aard een meer ingrijpend onderzoek noodig kunnen worden, doch dan zal in verre de meeste gevallen de betrokken leerling wel reeds wegens ziekte van de school gehouden zijn. Voor de onderwijzers bepaalt het onderzoek zich ook volgens het ontwerp uitsluitend tot het hier boven onder II genoemde punt (zie onderdeel B van artikel 2). Hier geldt in beginsel hetzelfde, wat omtrent dit punt voor het onderzoek van leerlingen is gezegd en hier mag m.i. evenmin als ten aanzien der leer lingen de vrijheid gelaten worden om zich aan het onderzoek van den schoolarts te onttrekken. Eene afzonderlijke bepaling voor de onderwijzers is dus niet noodig. Waar het rapport van den huisarts wegvalt, wordt het tweede lid van artikel 6 ontwerp over bodig. 275

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 140