Bijlage no. 21. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 21. MEMORIE VAN ANTWOORD op het sectie- verslag omtrent de ontwerp-gemeente- begrooting voor 1911. (Bijlagen nos. 1 van 1911 en 18 en 20). ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. Het verslag vangt aan met eene opmerking over het minder overzichtelijke der begrooting verge leken bij vorige jaren. Burgemeester en Wethou ders erkennen dat er voor die klacht reden bestaat. Gelijk ook in de sectiën werd geantwoord en Bur gemeester en Wethouders trouwens reeds in de gelegenheid waren bij eene eerdere gelegenheid mede te deelen (bijlage no. 18), ligt dit aan de nieuwe voorschriften, door Gedeputeerde Staten onder goedkeuring der Kroon gegeven, (artikel 206 der gemeentewet), volgens welke de begrooting, voor het eerst voor 1911, moet zijn ingericht. Op verschillende onderdeelen heeft dientengevolge O O omwerking van het ontwerp, dat nagenoeg geheel gereed was toen de nieuwe bepalingen afkwamen, moeten plaats hebben en zijn onderscheideno posten elders in de begrooting ondergebracht dan waar men gewoon was ze aan te treffen. Niet is even wel gebroken met het systeem om, wat de uitgaven die onder Openbare Werken ressorteeren betreft, te verwijzen naar de bij Burgemeester en Wethou ders ingezonden en bij do stukken overgelegde raming van den Directeur, gelijk door een lid der eerste sectie wordt gemeend. Alleen is op onderscheidene punten te dezen opzichte eene verandering gebracht in de toelichting en zijn hier en daar verschillende opsommingen achter wege gelaten, onder verwijzing naar bij de be- grootiug gevoegde staten. Waar dit tot onduide lijkheid aanleiding geeft, zal volgend jaar de oude vorm worden hersteld. Zoo is ook de lange lijst der voor verbetering in aanmerking komende be stratingen thans in de toelichting niet meer op genomen, doch te vinden in de stukken van den Directeur der Gemeentewerken. In dit verband kan tevens beantwoord worden de bij volgno. 146 ge maakte opmerking omtrent andere, volgens het oordeel van sommige leden, eerder voor verstrating in aanmerking komende stadsgedeelten, dan de van den Directeur overgenomene. Gelijk dezerzijds meer malen is medegedeeld, neemt de Raad voor die ver beteringen geen bindend besluit, zoodat, als in den loop van het jaar blijkt dat andere straten eorder aan verstrating toe zijn dan de in de lijst voor komende. hiertoe zonder bezwaar kan worden over gegaan. De bij laatstgenoemd volgno. gegeven wenken, ook ten aanzien van de rioleering in de Groote Hoogstraat en van de voor den afloop van het hemelwater minder goed hellende wallen, zullen Burgemeester en Wethouders dus nader tot een onderwerp van overweging maken. De algemeene opmerking over den volgens het oordeel van een lid der derde sectie te gunstig voorgestelden financieelen toestand van de gemeente, vindt hare beantwoording en, naar Burgemeester en Wethouders meenen, wederlegging genoegzaam in hunne in bijlage no. 18 van dit jaar afgedrukte missive, waarbij zij de begrooting aan den Raad inzonden en eenvoudig de cijfers lieten spreken. Dat reeds deze te geflatteerde voorstelling zou moeten blijken uit het feit, dat bij een budget van bijna 13 ton de post Onvoorzien slechts op ruim f 8700. of eigenlijk f 1000.minder (zie do toelichting bij volgno. 804) is geraamd, kan niet worden toege geven. Deze post is niet beneden het gemiddelde cijfer, voor Onvoorzien in de laatste jaren op de begrooting uitgetrokken, gelijk uit het volgend overzicht uit de begrootingen, zooals die zijn opgemaakt door Bur gemeester en Wethouders, blijkt. Totaal. Onvoorzien netto. 1901 996,769.54 f 7,030.— 1902 986,078.605 n 7,613.955 1903 n 1,001,274.82 4,959.91 1904 n 1,053,001.076 ff 5,118.575 1905 V 1,118,386.34* ff 4,563.59 1906 n 1,215,651.64 10,718.06 1907 V 1,241,622.44 r, 4,415.66 1908 V 1,267,662.356 n 5,245.595 1909 1,289,512.45 11,392.50 1910 n 1,615,422.79 6,580.49 Hierbij kan mede gevoegelijk in bespreking komen hetgeen onder de volgnos. 8 en 28 is te berde gebracht. Ook daar is de opmerking vernomen, dat enkele met name genoemde middelen, t.w. die der bruggelden en der schoolgelden voor hei middelbaar onderwijs waarschijnlijk is alleen de middelbare meisjesschool bedoeld -, niet juisl zouden zijn geraamd. Wat de bruggelden betreft, bedroeg de opbrengsl in de jaren 1906, 1907 en 1908 onderscheidenlijk 15,802.—, 16,035 en 15,735. In 1909 is ontvangen 17.471.of over de eerste 42 weken 13,163.In ditzelfde tijdperk van 1910 is de opbrengst reeds 14,556. De begrooting van de schoolgelden aan de mid delbare meisjesschool houdt evenzeer verband met ramingen ten vorigen jare, toen met 1 Juli de nieuwe regeling is ingevoerd, en met het bedrag der lijsten voor dat jaar. Het tweede halfjaar 1909 gaf aan een opbrengst van 2692.de primitieve lijst voor 1910 5537.50. Alles zonder aftrek van restitutiën. Deze worden thans gekweten uit post no. 131 en aldus is een bruto opbrengst van f 5500.— volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders niet te hoog geraamd Bij Burgemeester en Wethouders was reeds in overweging, in hoeverre bij de maatregelen, die'zij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 143