Bijlage no. 24. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. HO. 24. TRAMAANLEG naar Suameer (bijlagen nos. 12 van 1908, 28 van 1909 en 7 van 1910). Litt. A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. Nadat bij raadsbesluit van 26 April van dit jaar de uitnoodiging, tot ons ooilege bij de motie-Beekhuis den 9en November (zitting van den lOen) 1909 gericht, in dien zin was aangevuld dat in geen geval de richting Spanjaardslaan-Arendstuin in aanmerking zou komen bij het onderzoeken en met de Nederlandsche Tramweg Maatschappij be spreken van een andere route van de aan te leggen tramlijn naar Suameer dan door haar en ons college was voorgesteld, doch waarbij bepaald de herberg „de Bleek" moest worden aangedaan, hebben wij ons onverwijld met den Directeur der Maatschappij in verbinding gesteld en hem de wenschen van den Raad in dezen medegedeeld. Al kon de Direc teur bij dat onderhoud uiteraard geen bindende toezegging doen en al bleef hij de bezwaren tegen de ombuiging naar „de Bleek" niet licht achten, in uitzicht werd zijnerzijds gegeven de indiening van een voorstel als door den Raad werd gewenscht, althans zoo en voor het geval de met het Rijk en de Provincie te houden besprekingen een dergelijk voorstel niet onmogelijk zouden maken. De dientengevolge van de zijde der tramweg Maatschappij in het werk gestelde pogingen hebben het verlangde resultaat evenwel niet opgeleverd, want, gelijk de Burgemeester in Uwe laatst gehouden vergadering reeds heeft medegedeeld, is in eene conferentie, die wij 1 dezer met voorzitter en se cretaris van commissarissen en den directeur had den, pertinent door de Maatschappij de onaannemelijk heid van de gewenschte route uitgesproken. Hierop volgde het schrijven van de Maatschappij dat wij onder Litt. C en dat van den Minister van Water staat, dat wij onder Litt. D afdrukken. In deze omstandigheden mogen wij de in de motie-Beekhuis vervatte uitnoodiging als vervallen beschouwen. Dientengevolge brengen wij, lettende op het belang der gemeente bij een zoo spoedig mogelijke verbinding met het zuid-oostelijk deel der provincie, ons oorspronkelijk in bijlage 28 van 1909 afge drukt voorstel met eenige geringe wijzigingen, die hieronder nader zullen worden toegelicht, wederom bij U ter tafel. Wordt thans dienovereenkomstig besloten, dan komt zoo is ons in bovenvermelde conferentie medegedeeld, het lijnvak LeeuwardenDrachten, gelijktijdig met het traject GroningenDrachten tot stand. Nader overleg met de Maatschappij zal niet meer noodig zijn, daar reeds bij de aanbieding van ons voorstel van 9 October 1909 (bijlage 28 van dat jaar) dienaangaande geheele overeenstem ming was verkregen. Onderdeel 2 van dat voorstel, waarbij Uwe Vergadering in overweging werd ge geven uit te spreken dat het voorschot van 40,000.het uiterste is, waartoe zij bereid is te gaan, kan vervallen omdat, blijkens den hierachter opgenomen brief, de minister dat bedrag voldoende oordeelt. Wij stellen U thans voor te besluiten 1. aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij te Heerenveen concessie te verleenen voor den aanleg en de exploitatie van oen stoomtramweg: a. van het station van den Staatsspoorweg in directe verbinding met de tramlijn Drachten Veenwouden, zulks met intrekking van de raads besluiten van 7 September 1897 en 9 Juli 1898 en onder toekenning terzake van een renteloos voor schot van 40,000. en daartoe vast te stellen het onder litt. B in bijlage no. 28 van 1909 afgedrukte ontwerp-besluit, met deze wijzigingen I. Artikel 2 wordt gelezen als volgt De concessionaris is verplicht zorg te dragen dat met den aanleg van den in het vorig artikel bedoelden tramweg een aanvang wordt gemaakt en dat hij in exploitatie is gebracht op de daarvoor in de voorwaarden door het Rijk aan zijn even tueel te verleenen voorschot te verbinden bepaalde termijnen. Artikel 7, 2e lid, wordt gelezen als volgt Het geheele waarborgfonds is ten behoeve van de gemeente verbeurd, indien de concessionaris op den overeenkomstig artikel 2 voor het in exploitatie brengen van den tramweg gestelden termijn niet aan hare verplichtingen heeft voldaan. Artikel 19. Het tweede lid vervalt. Artikel 20. Het derde lid vervalt. Artikel 22, le lid. De woorden „bij het einde der concessie" worden vervangen door het woord „alsdan". il. de bepaling sub a wordt gelezen als volgt: dat ter zake den aanvang van den aanleg en het in exploitatie brengen van de tramlijn worden in acht genomen de in artikel 2 van het besluit sub i gestelde termijnen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 150