INKOMSTEN EN UITGAVEN 1910 PROVINCIE FRIESLAND. BEGROOTING GEMEENTE LEEUWARDEN, MEMORIE VAN TOELICHTING. Bijlage no. I van 1910. 316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1910. onder welke omstandigheden de Nederlandsche Tram weg-Maatschappij wel- of niet rekenen kan op steun uit 's Rijks kas. Wanneer die steun niet wordt ver leend, beteekent dat voor Leeuwarden geen verbin ding met den Zuid-Oosthoek dezer provincie. Van die verbinding heeft de Raad zich sedert jaren gou den bergen gedroomd en spreker kan nog niet ge- looven dat de Raad van heden er anders over denkt, en niet zou willen grijpen wat thans te verkrijgen is daartoe geeft het voorstel van Burgemeester en Wethouders de gelegenheid. De heer Beekhuis heeft den Voorzitter hooren be weren dat de brief van den Minister pertinent is. Spreker meent voldoende te hebben aangetoond dat dit niet het geval is. De woorden zijn wel pertinent, maar spreker heeft reeds gezegd dat de Minister naar zijne meening te hoog staat dan dat deze niet, wanneer men met goede argumenten komt aandragen, van zijne opinie zou willen afwijken. Wanneer zijne Excellentie had geconfereerd met Burgemeester en Wethouders, en dezen hem het belang van de halte „de Bleek" onder het oog hadden gebracht en ware dan een dergelijke brief gekomen, dan zou spreker overtuigd zijn. In ieder geval moet thans nog een poging worden gewaagd. De Raad dient niets onbe proefd te laten om de uitvoering van het raadsbesluit van 10 November 1909 te verzekeren. De Voorzitter heeft verder gezegd dat sprekers nieuwe motie overbodig is. Dit is niet het geval. Er is toch een „Dritte im Bunde" gekomen met wien nu ook overleg dieut to worden gepleegd, n.l. de Minister. Burgemeester en Wethouders of eene te benoemen raadscommissie zullen dan eene audiëntie bij den Minister moeten aanvragen. Ten slotte brengt hetgeen de Voorzitter heeft ge zegd, spreker in eene groote moeilijkhoid. Spreker heeft vernomen dat Burgemeester en Wethouders overleg hebben gepleegd met do Directie der Neder landsche Tramweg-Maatschappij. De Voorzitter heeft wel herhaaldelijk gezegd aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij de stukken te hebben toe gezonden, maar spreker heeft nooit van een poging tot overleg gehoord. Spreker was zulks dus niet be kend en daarom heeft hij dan ook gezegd dat Bur gemeester en Wethouders al dien tijd werkeloos zijn gebleven. Indien dit onjuist is, doet het spreker genoegen, die woorden te kunnen introkken. Wanneer de directie der Nederlandsche Tramweg- Maatschappij is uitgenoodigd om overleg te plegen, krijgt de zaak een geheel ander aanzien en hebben Burgemeester en Wethouders het door spreker gedaan verwijt niet verdiend. Nu spreker meent voldoende te hebben begrepen dat Burgemeester en Wethouders niet gaarne opnieuw met eene opdracht zouden worden belast, zal hij voorstellen daarvoor eene raadscommissie te benoemen. Spreker heeft daarom thans de eer de volgende motie in te dienen de Raad, overwegende, dat hij door de missive van den Minister van Waterstaat dato 5 December 1910 niet de overtuiging heeft gekregen dat het onmogelijk is een route voor de tramlijn SuameerLeeuwarden te vinden, waarin een halte bij „de Bleek" is opge nomen, benoemt eene raadscommissie van drie leden, om alsnog met de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij en den Minister van Waterstaat in overleg te treden omtrent zoodanige route. De beraadslaging wordt gesloten. De motie wordt aangenomen met 18 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heerende Jong, Fransen, Besuijen, Tijsma, G. W. Koopmans, Berghuis, J. Koopmans, Lautenbach, Wilhelmij, Feitz, Zandstra, Feddema en Beekhuis. Tegen do heeren Beucker Andreae, Burger, Har telust HaverschmidtMenaldaSchoondermark Komter, Baart de la Faille en Oosterhoff. Wordt overgegaan tot de benoeming der commissie. Tot eerste lid wordt benoemd de heer mr. C. Beekhuis met 20 stemmen. Op elk der heeren Z. S. Feddema en J. Koopmans is 1 stem uitgebracht. Tot tweede lid wordt benoemd de heer Z. S. Feddema met 13 stemmen. Op elk der heeren mr. A. Burger on J. Koopmans zijn 2, op elk der heeren W. Fransen, K. P. W. Besuijen en B. Hartelust is 1 stem uitgebracht. De heeren Oosterhoff en Burger hebben intusschen de vergadering verlaten. Tot derde lid wordt benoemd de heer J. Koopmans met 15 stemmen. Op elk der heeren B. Hartelust en D. Lautenbach zijn 2 stemmen, op den heer P. A. Wilhelmij is 1 stem uitgebracht. Thans verlaat de heer Komter de vergadering. De verdere beraadslaging over het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt, met het oog op de aangenomen motie, geschorst. VI. De Voorzitter verleent thans het woord aan den heer Besuijen om te spreken over een punt, vreemd aan de orde van den dag. De heer Besuijen zal aan den wensch van de heeren die hongerig worden, tegemoet komen en kort zijn. Bij de verpachting van het pontveer achter den Prinsentuin is er geen briefje ingekomen, omdat de arbeidsduur zoo abnormaal lang is en zonder bekende reden is verlengd. Spreker wil Burgemeester en Wethouders in overweging geven de oude voorwaar den te herstellen en dan de pont opnieuw aan te bieden. De Voorzitter antwoordt dat inderdaad de arbeids duur voor het pontveer achter den Prinsentuin gelijk is gemaakt aan die der andere ponten. Dit is voor den tegenwoordigen pachter do aanleiding geweest om niet in te schrijven. Er zijn echter besprekingen met hem gaande over onderhandsche verpachting en te zijner tijd zal den Raad een voorstel daaromtrent bereiken. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden. DER VAN DE VOOR HET DIENSTJAAR MET

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 1